Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 576/2013 betreffende het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren
Artikel 22 Afgifte en invulling van het identificatiedocument bedoeld in artikel 6, onder d)
Geldend
Geldend van 28-06-2013 tot 21-04-2026
- Bronpublicatie:
12-06-2013, PbEU 2013, L 178 (uitgifte: 28-06-2013, regelingnummer: 576/2013)
- Inwerkingtreding
28-06-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-06-2013, PbEU 2013, L 178 (uitgifte: 28-06-2013, regelingnummer: 576/2013)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Vrij verkeer
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Dierenrecht / Algemeen
1.
Het in artikel 6, onder d), bedoelde identificatiedocument wordt door een daartoe gemachtigde dierenarts afgegeven, nadat:
- a)
hij zich ervan heeft vergewist dat het gezelschapsdier overeenkomstig artikel 17, lid 1, is gemerkt;
- b)
hij de in artikel 21, lid 1, onder a) tot en met d) genoemde informatie naar behoren in de betrokken rubrieken van het identificatiedocument heeft vermeld, en
- c)
de eigenaar het identificatiedocument heeft ondertekend.
2.
Nadat hij zich ervan heeft vergewist dat het gezelschapsdier gemerkt is in overeenstemming met artikel 17, lid 1, vermeldt een gemachtigde dierenarts in de betrokken rubrieken van het identificatiedocument de in artikel 21, lid 1, onder d), f), g) en h) bedoelde informatie, en certificeert daarmee dat is voldaan aan de voorwaarden van artikel 6, onder b) en c), en, indien van toepassing, die van artikel 27, onder b), punt ii).
Niettegenstaande de eerste alinea kan de rubriek betreffende de in artikel 21, lid 1, onder h), bedoelde informatie worden ingevuld door een andere dan de gemachtigde dierenarts, indien zulks op grond van de uit hoofde van artikel 19, lid 1, vastgestelde gedelegeerde handeling is toegestaan.
3.
De gemachtigde dierenarts die het identificatiedocument afgeeft, registreert de in artikel 21, lid 1, onder a) tot en met c), en artikel 21, lid 3, bedoelde informatie en bewaart die informatie gedurende een door de bevoegde autoriteit te bepalen periode van ten minste drie jaar.
4.
Indien nodig kan de naleving van de in lid 2 van dit artikel bedoelde voorwaarden worden gedocumenteerd in meer dan een identificatiedocument van het in artikel 21, lid 1, vastgestelde formaat.