Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling Douane- en Accijnswet BES
Artikel 2.15
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2011
- Redactionele toelichting
Tijdstip iwtr.: 00:00 uur in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 05:00 uur in het Europese deel van Nederland. Deze regeling is herplaatst (04-02-2011).
- Bronpublicatie:
23-12-2010, Stcrt. 2010, 21153 (uitgifte: 29-12-2010, regelingnummer: DV/2010/483)
- Inwerkingtreding
01-01-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-12-2010, Stb. 2010, 848 (uitgifte: 01-01-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met de Douane- en Accijnswet BES (16-12-2010, Stb. 846).
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Belastingrecht algemeen (V)
Douane (V)
1.
Degene die aan de kust goederen heeft opgevist of gered, of daar aangespoelde of gestrande goederen heeft geborgen, geeft daarvan onverwijld kennis aan de inspecteur. Onder kust wordt ook verstaan de wateren, stranden en oevers die op grond van artikel 21 van de Wet Strandvonderij BES worden beschouwd als te behoren tot de zee en het zeestrand.
2.
De goederen worden zonder toestemming van de inspecteur niet verder landinwaarts gebracht dan tot de eerste plaats waar zij tegen beschadiging door het zeewater zijn beveiligd.
3.
Na de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, zijn de goederen onderworpen aan douanetoezicht als bedoeld in de artikelen 2.13 van de wet. Aan de goederen kan, binnen een door de inspecteur vastgestelde termijn, een douanebestemming worden gegeven of de goederen kunnen op verzoek van de belanghebbende aan het Rijk worden afgestaan of onder toezicht van de inspecteur worden vernietigd.
4.
Indien niet of niet tijdig een toegelaten douanebestemming aan de goederen wordt gegeven, worden de goederen ten invoer geacht te zijn aangegeven. Indien zich onder de goederen zodanige bevinden, waarvan de invoer is verboden of ten aanzien waarvan beperkingen zijn vastgesteld, wordt daarmee gehandeld overeenkomstig artikel 2.26 van de wet of worden de goederen overgebracht naar een ruimte in beheer bij de overheid, verzegeld of bewaakt, een en ander op kosten van de belanghebbende.
5.
Indien aannemelijk wordt gemaakt dat de goederen, bedoeld in het eerste lid, tevoren zijn uitgevoerd uit één van de BES eilanden en zich daar op rechtmatige wijze in het vrije verkeer bevonden, zijn daarvoor bij toepassing van het derde of vierde lid, geen belastingen ter zake van de invoer verschuldigd.
6.
Indien de douanebestemming invoer wordt gegeven aan goederen, die aan de heffing van belastingen ter zake van de invoer zijn onderworpen, kan van die heffing slechts worden afgezien na voorafgaande uitvoer en ter zake van die uitvoer geen teruggaaf van belasting is verleend.