Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] van de politieMidden-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, als bijlage opgenomen bij het procesdossier25TGO34 met proces-verbaalnummer 2012033915, gesloten op 29 maart 2013 en in debijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijk bescheiden,tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van hetdoorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
Hof Arnhem-Leeuwarden, 15-03-2018, nr. 21-006510-13
ECLI:NL:GHARL:2018:2413, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
15-03-2018
- Zaaknummer
21-006510-13
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2018:2413, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 15‑03‑2018; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:305, Bekrachtiging/bevestiging
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBMNE:2013:2725, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 15‑03‑2018
Inhoudsindicatie
Het hof acht, anders dan het openbaar ministerie, opzet op levensberoving wel bewezen en kwalificeert het bewezenverklaarde als doodslag. Voor dit feit en het vuurwapendelict legt het hof – rekening houdend met het (te) grote tijdverloop - een gevangenisstraf op voor de duur van negen jaren.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006510-13
Uitspraak d.d.: 15 maart 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 15 juli 2013 met parketnummer 07-662289-12 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [1968] ,
wonende te [woonplaats] .
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 1 maart 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het gerechtshof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en te dien aanzien opnieuw rechtdoende zal bewezen verklaren hetgeen aan verdachte onder 1 subsidiair, te weten dood door schuld, en 2 is tenlastegelegd en verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen is de advocaat-generaal van oordeel dat deze conform de beslissing van de rechtbank kunnen worden teruggegeven.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,mr. G.I. Roos, naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Verdachte is bij vonnis waarvan beroep van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde vrijgesproken. Hoger beroep tegen deze vrijspraak staat niet open. Het hof zal verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep verklaren.
De verdediging heeft ter terechtzitting van het hof aangegeven dat het onder 2 ten laste gelegde feit niet meer ter discussie staat, nu verdachte dit feit heeft toegegeven.
Het hof is van oordeel dat verdachte ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het hoger beroep, nu verdachte, gelet op bovenstaande mededeling, geen belang meer heeft bij behandeling van dat feit.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, heeft verdachte vrijgesproken van het hem onder 1 ten laste gelegde levensdelict en hem veroordeeld voor het onder 2 ten laste gelegde voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie II of categorie III en munitie van de categorie II of III tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van het voorarrest en tot teruggave van het beslag aan respectievelijk de nabestaanden van [slachtoffer] , [getuige 1] en aan verdachte.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en een andere strafoplegging komt en zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1 primair:hij op of omstreeks 12 mei 2012, in elk geval in of omstreeks de periode van12 mei 2012 tot en met 14 mei 2012 in de gemeente Lelystad
opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen op/in het hoofd van voornoemde
[slachtoffer] geschoten, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
1 subsidiair:hij op of omstreeks 12 mei 2012, in elk geval in of omstreeks de periode van
12 mei 2012 tot en met 14 mei 2012 in de gemeente Lelystad,
roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of nalatig
(terwijl hij een (zeer) (grote) hoeveelheid alcoholhoudende drank had genuttigd)
- een vuurwapen ter hand heeft genomen en/of
- (vervolgens) dat vuurwapen zodanig onvoorzichtig heeft vastgehouden en/of gericht gehouden op het hoofd van de zich in zijn, verdachtes, (dichte) nabijheid bevindende [slachtoffer] waardoor, althans mede waardoor, dat wapen is afgegaan en voornoemde [slachtoffer] getroffen werd door een kogel uit dat wapen,
waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat voornoemde [slachtoffer] zodanig letsel, te weten een schotverwonding in het hoofd (met veel hersenschade), heeft bekomen, dat deze aan de gevolgen daarvan is overleden;
2:hij op of omstreeks 12 mei 2012 in de gemeente Lelystad een of meer wapens van categorie II of van categorie III, te weten een vuurwapen, en/of munitie van categorie II en/of categorie III, te weten een of meer patronen, voorhanden heeft gehad.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs1.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie, dat hoger beroep heeft ingesteld, heeft bij appelmemorie en ter zitting in hoger beroep als grief aangevoerd - kort samengevat - dat de rechtbank verdachte ten onrechte heeft vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.
De advocaat-generaal gaat bij zijn vordering ter terechtzitting uit van bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde schulddelict, te weten dood door schuld. De advocaat-generaal heeft betoogd dat onvoldoende bewijs voor moord dan wel doodslag aanwezig is nu onvoldoende bekend is welke gedragingen van verdachte ertoe hebben geleid dat het wapen is afgegaan. De advocaat-generaal vindt de uitlatingen van verdachte, kort nadat het feit zich afspeelde, passen bij een door verdachte zelf, zij het per ongeluk, doodschieten van [slachtoffer] . Verdachte zou het wapen hebben meegebracht met alle risico’s van dien. Wie onder invloed van drank en cocaïne een geladen en schietklaar wapen hanteert om te laten zien hoe het wapen werkt of er mee speelt, handelt levensgevaarlijk, zeer onvoorzichtig en heeft dus grove en minstens aanmerkelijke schuld als het wapen niet alleen afgaat, maar ook nog iemand dodelijk raakt.
Het voorgaande in aanmerking genomen acht de advocaat-generaal het onder 1 subsidiair ten laste gelegde dood door schuld en het onder 2 ten laste gelegde voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie II of III en de daarbij horende munitie bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft voor het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe, blijkens de pleitnota - kort en zakelijk weergegeven - betoogd dat [slachtoffer] om het leven is gekomen doordat zij zichzelf door het hoofd heeft geschoten en verdachte daarin geen strafbaar aandeel heeft gehad.
Geheel subsidiair heeft de raadsman betoogd dat de verklaringen van [getuige 2] niet geloofwaardig zijn nu niet meer onderscheiden kan worden wat verdachte haar gezegd zou hebben, wat zij van anderen zou hebben gehoord en wat zij zelf heeft verzonnen.
De overwegingen van het hof met betrekking tot het bewijs
Op 14 mei 2012 kregen verbalisanten van politie Flevoland de opdracht om te gaan naar de [adres] te Lelystad. Aldaar zou een vrouw verblijven met wie sinds 11 mei 2012 geen contact meer was gekregen. Omstreeks 20.10 uur kwamen verbalisanten bij het bovengenoemde adres aan. Na zich toegang te hebben verschaft tot de woning troffen de verbalisanten een overleden vrouw aan in de woonkamer.2.De overleden vrouw betrof: [slachtoffer] , geboren op [1971] te [geboorteplaats 2] .3.
De doodsoorzaak
Bij de sectie bleek dat er rechts in de behaarde hoofdhuid, 20 centimeter rechts van het midden, een perforatieopening van circa 0,8 cm (diameter) zat. In de linker neusvleugel, op 0,5 centimeter van het midden was een stervormige perforatie van circa 1,0 centimeter (diameter). Deze perforatie had het aspect van een inschotverwonding. Aan het gestrekte lichaam was een schotkanaal te herleiden in relatie met voornoemde schotverwondingen, door het hoofd van linksvoor van de linker neusvleugel naar rechtsachter in de behaarde hoofdhuid. Er was daarbij perforatie van de neus, de aangezichtsschedel, de schedelbasis en de grote en kleine hersenen. De patholoog concludeerde dat het slachtoffer was overleden als gevolg van verlies van hersenfuncties. Afsluiting van de luchtwegen door ingeademd bloed met daardoor optreden van verstikkingsverschijnselen heeft aan het overlijden bijgedragen. Derhalve kan geconcludeerd worden dat het overlijden is opgetreden ten gevolge van uitwendig inwerkend perforerend geweld op het hoofd. Ten aanzien van het tijdstip van overlijden heeft de patholoog geconcludeerd dat het lichaam postmortale veranderingen vertoonde passend bij een interval van enkele dagen in dit jaargetijde.4.
De schootsafstand
Door de afdeling Schotresten van het NFI werd een onderzoek ingesteld ter bepaling van de mogelijke afstand van waar het schot was afgevoerd. De bevindingen in het NFI rapport zijn dat het waarschijnlijker is wanneer de schootsafstand tussen de 10 en 100 centimeter is, dan wanneer de afstand kleiner dan 10 of groter dan 100 centimeter is.5.
De avond van [slachtoffer] voor het bezoek van verdachte
De zuster van [slachtoffer] , [zus 1 slachtoffer ] heeft op 14 mei 2012 verklaard dat verdachte, hierna ook genoemd: [verdachte] , de relatie met [slachtoffer] vorige week woensdag had beëindigd. [slachtoffer] had tegen haar verteld dat verdachte de relatie per sms had beëindigd. Op vrijdag 11 mei 2012 had [slachtoffer] aan haar verteld dat verdachte omstreeks 23.00 uur bij haar zou komen om te blijven slapen. De telefoon van [slachtoffer] was op zaterdag 12 mei 2012 om 01.11 uur uitgezet.6.
Uit onderzoek is gebleken dat [slachtoffer] op vrijdagavond 11 mei 2012 op het verjaardagsfeestje van de getuige [getuige 10] aanwezig was. De getuigeheeft verklaard dat zij en de aanwezigen op het feestje van [slachtoffer] hoorden dat zij die avond nog een goed gesprek met [verdachte] wilde hebben om er achter te komen waar zij bij verdachte stond. Verder heeft zij verklaard dat [slachtoffer] shoarma had gehaald voor verdachte, omdat verdachte na een drankje graag iets wilde eten. De getuige heeft voorts verklaard dat [slachtoffer] heeft verteld dat [verdachte] op vrijdag 11 mei 2012 om 23.15 uur naar de woning aan de [adres] te Lelystad zou komen. Omstreeks 23.35 uur kreeg getuige een bericht op Facebook. Uit dit bericht bleek dat verdachte nog niet bij [slachtoffer] was. Later zag de getuige op haar telefoon dat de whatsapp van [slachtoffer] opgehouden was op zaterdag 12 mei 2012 om 01.09 uur.7.De getuige [getuige 11] heeft verklaard dat zij op de verjaardag van de getuige [getuige 10] van [slachtoffer] heeft gehoord dat zij eerst met haar vriend een fles Bacardi zou drinken en hem dan zou confronteren met de feiten en hem voor de keus zou stellen. [slachtoffer] vertelde dat haar vriend getrouwd was en dat zij elkaar alleen maar in het weekend zagen. [slachtoffer] zei dat zij niet zonder hem kon en niet zonder hem wilde. [slachtoffer] vertelde ook aan de getuige dat de vrouw van haar vriend niet op de hoogte was van de relatie. Zij zou met die vriend gaan borrelen en flink rampetampen en dan hem confronteren. Dat zou [slachtoffer] thuis doen want hij zou blijven slapen.8.De getuige [getuige 5] heeft verklaard dat zij op zaterdag 12 mei 2012 om 00.50 uur met [slachtoffer] is gaan pingen. [slachtoffer] vertelde haar dat [verdachte] langs zou komen, maar die was zijn afspraak (nog) niet nagekomen. [slachtoffer] bleef [verdachte] maar bellen en sms’en, maar hij drukte haar weg. [slachtoffer] gaf aan dat hij dat expres deed. Zij werd daar heel erg boos om. [slachtoffer] zei dat als hij er niet binnen een half uur zou zijn, zij naar [getuige 5] zou toe komen. Om 01.04 uur pingt [slachtoffer] haar dat verdachte naar haar toekomt. Het laatste bericht dat zij van [slachtoffer] heeft gehad is van 01.10 uur.9.
De relationele situatie van verdachte ten tijde van de delictsperiode
Uit de verklaring van [getuige 2] (hierna ook te noemen: [getuige 2] )10., stiefmoeder van verdachte, blijkt dat verdachte die avond ruzie heeft gehad met zijn vrouw. De vrouw van verdachte, [vrouw verdachte] , heeft bevestigd dat zij die avond woorden met verdachte heeft gehad over moederdag.11.Van een buitenechtelijke relatie van haar man is zij nimmer op de hoogte geweest. Voorts blijkt uit de verklaring van [getuige 2] dat [slachtoffer] zou hebben gedreigd de vrouw van verdachte in te lichten over hun relatie.12.Daarnaast werd verdachte die avond continu lastig gevallen door telefoontjes en sms’jes van [slachtoffer]13..
De verklaring van verdachte als getuige
Op 15 mei 2012 is verdachte als getuige door de politie gehoord. Hij heeft verklaard dat hij in totaal over een periode van 5 maanden wat met [slachtoffer] heeft gehad. De relatie was dan weer aan en dan weer uit. Ongeveer anderhalve week geleden was de relatie met [slachtoffer] beëindigd. Verdachte heeft verklaard dat hij op zaterdag 12 mei 2012 omstreeks 00.30 uur van zijn huis naar [slachtoffer] was gegaan. Zij hadden toen gesproken over de financiën van haar nieuwe huis. [slachtoffer] kon de huur van de eerste maand zelf opbrengen. Om haar zekerheid te bieden heeft hij aangeboden om de eerste drie maanden de huur voor haar te betalen. De huur betrof € 280,- per maand. Verdachte heeft verklaard dat hij een half uur bij [slachtoffer] was geweest maar dat het ook een uur kon zijn. Toen hij wegging, was haar toestand voor zover hij wist normaal en was zij blij dat hij haar ging helpen met de huur. Op het moment dat hij de woning had verlaten, leefde [slachtoffer] nog. Daarna was hij weer met de auto naar huis gegaan en toen lopend naar zijn vader.14.
De camerabeelden
In het dossier bevinden zich camerabeelden van de bewakingscamera’s van de [naam supermarkt] supermarkt aan de [adres] die geregistreerd hebben dat verdachte op 12 mei 2012 om 01:11:30 uur in de richting van de toegangsdeur van het gebouw aan de [adres] in Lelystad loopt en een tijdje staat te wachten. Vervolgens is om 01:12:02 uur te zien dat verdachte niet meer voor de toegangsdeur staat. Om 03:36:38 uur registreren de bewakingscamera’s dat verdachte met een blauwe plastic tas en een ander voorwerp in zijn linkerhand in de richting van de parkeerplaats tegenover de [naam supermarkt] supermarkt loopt.15.
Verdachte heeft op 17 mei 2012 verklaard dat hij zichzelf herkent op de camerabeelden.16.
De verklaring van verdachte bij de raadsheer-commissaris
Na zijn aanhouding op 16 november 2012 heeft verdachte zich grotendeels op zijn zwijgrecht beroepen, totdat verdachte - hij is inmiddels door de rechtbank Midden-Nederland vrijgesproken van betrokkenheid bij de dood van [slachtoffer] en in afwachting van de behandeling van zijn zaak in hoger beroep - op 2 juni 2015 aangeeft een aanvullende verklaring te willen afleggen en het verzoek doet om te worden gehoord door de raadsheer-commissaris, Bij de raadsheer-commissaris heeft verdachte op 2 september 2015 verklaard - en ter terechtzitting van het hof op 1 maart 2018 heeft hij dit herhaald - dat hij in de nacht van 11 mei op 12 mei 2012 in de woning van het slachtoffer [slachtoffer] is geweest. Hij had met haar afgesproken om naar haar toe te komen. Die avond hadden zij samen wat gedronken en ook cocaïne gebruikt. [slachtoffer] was niet pissig geweest omdat hij te laat kwam. Ze hebben ook geen ruzie gemaakt. Op een gegeven moment pakte [slachtoffer] een vuilniszak. De inhoud van de zak bestond uit de onderdelen van een wapen, verpakt in een handdoek. Het wapen was zwart. De onderdelen ook. Het was een handvuurwapen. Er zaten kogeltjes bij in een houdertje. [slachtoffer] vroeg aan verdachte of hij haar wilde helpen het wapen in elkaar te zetten. Uiteindelijk hebben zij gezamenlijk het wapen in elkaar weten te zetten. Het wapen lag toen het in elkaar gezet was op de handdoek op de salontafel. Nadat verdachte terugkwam van een bezoek aan het toilet en juist op het moment dat verdachte zich in de stoel liet vallen, zei [slachtoffer] tegen hem: “Als jij mij ook laat vallen, net als de rest, dan maak ik er nu een einde aan”. Daarop heeft [slachtoffer] het wapen gepakt, hield dit in haar linkerhand en richtte het op haar hoofd. Verdachte sprong op om het wapen van haar af te pakken, maar juist op dat moment ging het wapen af. Hij was zo verbouwereerd dat hij niet zichzelf was. Hij zag vervolgens het wapen in zijn handen. Hij zegt zelf: “Ik werd toen wakker.” Verdachte zag toen pas wat [slachtoffer] had gedaan. Hij schrok er zo van dat hij in eerste instantie dacht dat hij de politie moest bellen, maar toen dacht hij: “Dan weet mijn vrouw dat ik vreemd ben gegaan en ik sta hier met dat wapen in mijn handen”. Voorts dacht hij: “Mijn vingerafdrukken zitten op het wapen, ik ben de lul”. Hij heeft het wapen en de handdoek toen meegenomen in een plastic zak en is daarmee naar de woning van [getuige 2] en zijn vader gegaan. Hij heeft de huls die uit het wapen was geworpen in het midden van de kamer zien liggen en heeft deze opgeraapt en ook in de plastic zak gedaan.17.
Het scenario van de zelfdoding
Verdachte heeft op 2 september 2015 bij de raadsheer-commissaris, hangende het hoger beroep, een verklaring afgelegd over hetgeen er volgens hem in de nacht van 11 of 12 mei 2012 zou zijn voorgevallen. [slachtoffer] zou zichzelf om het leven hebben gebracht met een pistool dat zij zelf had aangeschaft en waarvan de onderdelen door verdachte en [slachtoffer] diezelfde nacht in elkaar zijn gezet. Deze verklaring heeft hij ter terechtzitting van het hof in grote lijnen herhaald.
Bij de politie heeft hij eerst als getuige en later als verdachte verklaard dat hij slechts voor korte duur (ongeveer een half uur) in de woning van [slachtoffer] was geweest en dat [slachtoffer] nog leefde toen hij vertrok. Nadien zou hij naar de woning van zijn vader en zijn stiefmoeder [getuige 2] zijn gegaan. Toen hij door de politie werd geconfronteerd met de hiervoor genoemde camerabeelden heeft hij zich vervolgens op zijn zwijgrecht beroepen, welke proceshouding hij ook bij de rechtbank heeft ingenomen.
In de verklaring die verdachte bij de raadsheer-commissaris heeft afgelegd heeft hij aangegeven dat hij het wapen, de uitgeworpen huls, de handdoek waar het wapen in zat, een lege drankfles en een door hem voor [slachtoffer] gekocht pakje sigaretten uit de woning heeft meegenomen. De reden waarom hij dit deed was omdat hij vreesde dat zijn vrouw achter zijn relatie met [slachtoffer] zou komen als duidelijk zou worden dat hij in de woning van verdachte was geweest. Er zaten immers allemaal sporen van hem op en dan zou het bekend worden.
Uit het dossier komt naar voren dat verdachte al gedurende langere tijd een relatie met [slachtoffer] had en dat dit ook in de horecagelegenheid waar hij frequent met haar kwam algemeen bekend was. Hij ging ook openlijk met [slachtoffer] op stap en hij had [slachtoffer] zelfs meegenomen naar zijn vader en stiefmoeder waarvan de laatste heeft verklaard dat zij wist van de relatie. Tegen deze achtergrond wekt het door verdachte gegeven motief voor het wegwerken van sporen dan ook enige verbazing. Het sluit ook niet uit dat het verwijderen van sporen is ingegeven om een persoonlijke betrokkenheid van verdachte bij het overlijden van [slachtoffer] te verhullen. Bij de raadsheer-commissaris weet verdachte zich bovendien op cruciale momenten dingen niet precies te herinneren. Met name niet waar hij probeert te beschrijven hoe hij heeft gereageerd richting [slachtoffer] toen zij het wapen op haar hoofd richtte en had aangegeven er een einde aan te willen maken. Ook tijdens de op 11 februari 2016 gehouden reconstructie vallen deze hiaten in de herinnering op.
Uit de getuigenverhoren blijkt dat het op een aantal terreinen in het leven van [slachtoffer] niet goed ging. Zo was zij haar woonruimte kwijtgeraakt, was haar moeder ernstig ziek, had zij geen inkomen, was zij bang voor figuren uit de drugswereld en liep het niet goed in de relatie met verdachte. Een relatie die in de ogen van verdachte al beëindigd was, maar waar [slachtoffer] nog haar hoop op had gevestigd.
De gemoedstoestand van [slachtoffer] in de periode voor haar dood wijst evenwel niet op enige aanwijzing dat zij suïcidaal zou zijn. Een meerderheid van de vrienden en bekenden van [slachtoffer] heeft verklaard dat zij nooit zelfdoding zou plegen. Zij heeft wel ergere dingen in het leven meegemaakt en stond daarvoor veel te positief en te sterk in het leven. Het hof wijst daartoe naar de verklaringen van onder andere [getuige 3] : “Zij heeft wel vaker voor hetere vuren gestaan”,18.[getuige 4] : “Ze was naar mijn mening niet suïcidaal, ze kwam op mij niet depressief over de laatste keer dat ik haar zag”,19.[getuige 5] : “Ze kwam eigenlijk overal wel weer bovenop. Het was een levensgenieter”,20.[getuige 6] : “Ze was heel sterk, ze liet zich niet zomaar uit het veld slaan. Het was een doorzetter”. En over contact met [slachtoffer] een paar dagen voor het overlijden: “Ze gedroeg zich normaal, zoals altijd vrolijk en spontaan”21.en [getuige 7] : “iemand heeft mij gevraagd of [slachtoffer] misschien zelfdoding heeft gepleegd. Ik moest daar enorm om lachen. Hoe dieper [slachtoffer] in de put zat, hoe harder ze vocht om daar weer uit te komen”.22.
Ook de moeder van [slachtoffer] , [getuige 8] , heeft verklaard dat [slachtoffer] een levensgenieter was, die weliswaar riskante dingen deed en ook tegen haar moeder open was over het hebben van een weedplantage, haar prostitutiewerk en haar relatie met een getrouwde man, maar niets wijst op een mogelijke zelfdoding.23.Ook het eerder genoemde pinggesprek met getuige [getuige 5] , waarin [slachtoffer] aangeeft naar [getuige 5] toe te zullen gaan als verdachte niet binnen een halfuur op de gemaakte afspraak zou verschijnen, duiden niet op bij [slachtoffer] bestaande suïcidegedachten.Daarbij komt dat nergens in het dossier ook maar enige objectieve aanwijzing is te vinden dat [slachtoffer] over een vuurwapen beschikte dan wel zou kunnen beschikken. De enige die over het vuurwapenbezit van [slachtoffer] spreekt - maar dan wel pas jaren later in zijn verklaring bij de raadsheer-commissaris - is verdachte.
Ofschoon voor een eventuele bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde de vraag aan wie het vuurwapen toebehoorde niet van belang is, ziet het hof toch aanleiding aandacht te besteden aan deze vraag. Ter zitting van het hof is hier namelijk wel nadrukkelijk aandacht aan besteed. Verdachte ontkent ten stelligste dat het een hem toebehorend wapen betrof. Hij bezweert nimmer over een vuurwapen te hebben beschikt, ook niet over een nepwapen. Wel heeft hij in een ver verleden een alarmpistool gehad waarmee hij tijdens Oud en Nieuw wel eens in de tuin heeft geschoten. Dit wapen is al jaren geleden kapot gegaan en hij heeft deze destijds weggegooid.
Verdachte’s verklaring staat op gespannen voet met hetgeen zijn stiefmoeder [getuige 2] hieromtrent bij de politie heeft verklaard: “Ik weet dat [verdachte] een pistool had, dat weet ik die had hij al heel lang. Hij heeft mij dat wel eens verteld. Die vrienden in het [naam cafe] die komen daar goedkoop aan en die kopen dat van elkaar.”24.
Deze verklaring over wapenbezit bij verdachte wordt ondersteund door de verklaring van de getuige [getuige 6] : “Op die vrijdag 4 mei 2012 had ik dus die koffie naar [naam] gebracht. Ik ben toen bij [verdachte] en [slachtoffer] aan de bar beland en zijn wij wat gaan drinken. Wij dronken Apekoppies. (…) Wij praatten over van alles en nog wat. Tijdens het gesprek vertelde [verdachte] mij toen dat meerdere mensen wisten dat hij iets op zak had. Ik vroeg toen wat hij bedoelde. Hij zei toen een pistool. Hij wees naar zijn heup.”25.
Op grond van het vorenstaande stelt het hof vast dat het strafdossier meer aanwijzingen bevat dat verdachte in het bezit is geweest van een vuurwapen dan dat [slachtoffer] zich een dergelijk voorwerp zou hebben aangeschaft.
Terugkerend naar het scenario van de zelfdoding blijkt ook uit technisch onderzoek dat zelfdoding niet aannemelijk is.26.Deze conclusie werd getrokken op basis van het feit dat de patholoog-anatoom van het NFI rapporteerde dat het schotkanaal van linksvoor naar rechtsachter liep27., en [slachtoffer] rechtshandig was, dit in combinatie met het feit dat uit het schotresten rapport van het NFI bleek dat de waarschijnlijke schootsafstand tussen de 10 centimeter en een meter is geweest.28.
Op grond van het vorenstaande acht het hof het door verdachte geschetste scenario waarin [slachtoffer] de hand aan zichzelf zou hebben geslagen niet aannemelijk geworden.
De verklaringen over de mogelijke strafbare betrokkenheid van verdachte bij de dood van [slachtoffer]
Voor het antwoord op de vraag naar deze betrokkenheid van verdachte bij het overlijden van [slachtoffer] acht het hof de navolgende verklaringen van belang. Zij hebben met elkaar gemeen dat ze afkomstig zijn uit de kring van directe familie van verdachte.
Allereerst de verklaring van verdachte’s stiefzuster [getuige 1] . Zij verklaart - na daar eerst over te hebben gedraald - over een bezoek dat haar moeder [getuige 2] haar heeft gebracht op zondagochtend 13 mei 2012. Het was die dag moederdag. Over dit bezoek verklaart zij als volgt:
“Ik doe de deur open en ze zei ik moet je iets vertellen. Toen raakte ze overstuur en begin te huilen. Ik begon ook te huilen. Ik weet niet meer wat ik vroeg of deed dat is allemaal nogal vaag nu. Ik was er ondersteboven van. Het deed mij veel toen ik mijn moeder zo zag. Ze vertelde mij dat hij overstuur naar haar toekwam en zei dat hij [slachtoffer] vermoord had. Ik vroeg hoe het was gebeurd. Mijn moeder zei dat hij het met een pistool had gedaan. Ik snapte er niet veel van. Ik was overstuur.”
En even daarna: “Met ‘hij’ bedoel ik [verdachte] .”29.
Haar moeder had bij dit bezoek de riem van verdachte meegenomen en bij haar achtergelaten. De riem had getuige in een lade van een kast gelegd.30.Ze had haar moeder geheimhouding beloofd maar kon dit verhaal niet voor zich houden en heeft al snel haar halfzuster [getuige 9] in vertrouwen genomen. Via laatstgenoemde is het verhaal over de betrokkenheid van [verdachte] bij de dood van [slachtoffer] binnen de familie (aan oma, een tante en nicht) verspreid.
Het hof acht bovenstaande verklaring van [getuige 1] van belang nu deze ook stevig in de tijd verankerd ligt: op vrijdag 11 mei 2012 vierde getuige haar verjaardag en ook moederdag 2012 stond haar nog goed voor ogen.
Ook [getuige 2] , als gezegd verdachte’s stiefmoeder, heeft op 18 november 2012 bij de politie een verklaring afgelegd die duidt op een persoonlijke betrokkenheid van verdachte bij het overlijden van [slachtoffer] . [getuige 2] verklaart onder meer dat verdachte in de nacht van 11 op 12 mei 2012 in de woning van [vader verdachte] (haar ex-man [vader verdachte] , vader van verdachte) en haarzelf is geweest. Zij heeft verklaard dat verdachte, na zijn bezoek aan [slachtoffer] haar in paniek heeft verteld dat [slachtoffer] dood was. De letterlijk uitgewerkte tekst van haar verklaring luidt als volgt:
“A. Dat ding ging door het hoofd zei die, vertelde die of dat waar was weet ik niet, nu moeten jullie mij echt geloven he.
V. Wat heeft hij toen gedaan.A. Hij heeft toen nog gevoeld of ze ademde dat heeft als het goed is nog 10 minuten geduurd vertelde die, dat ze ademde toen is die weggegaan en toen is hij naar mij toegekomen (…)A. Ja ja ze is wel dood er schijnt 3 liter bloed zei die te liggen daar(…)
A. Er lag een riem van [verdachte] , die heb ik bij [getuige 1] gebracht (…) [verdachte] heeft die riem laten liggen.
A. Wat hij bij zich had. Een plastic zak met twee handdoeken en een fles whisky dat was wat hij bij zich had.
V. Wat voor kleur had die plastic zak?
A. Blauw of grijs dat weet ik niet (….)
V. wat heeft hij daarmee gedaan?
A. In de container gegooid.
V. Welke container?
A. Ondergrondse container.
V. Welke ondergrondse container?
A. [adres] .
V. En die fles?
A. Ook.
V. En wanneer heeft hij dat gedaan?
A. Die avond.“31.
Op een persoonlijke betrokkenheid van verdachte duidt ook een zogenoemd OVC-gesprek dat heeft plaatsgevonden op 28 november 2012, tussen de vader van verdachte [vader verdachte] (hierna ook wel genoemd: [vader verdachte] ) en de broer/compagnon van verdachte, [broer verdachte] .
De letterlijk uitgewerkte tekst luidt als volgt:
Vader [vader verdachte] gaat fluisteren:" Moet je nooit doorgeven wat ik zeg".
Zoon: "ja schrijf maar op".
Vader: Nee maar vind jij ook niet dat.
Zoon: "nee dat wil niet".
Vader: "Hij heb het wel gedaan."
Zoon [broer verdachte] : "Wat weet jij dan?"
Vader: "Alles"
Zoon [broer verdachte] : "moet je even opschrijven dan"
Vader [broer verdachte] : "Hij is hier geweest die avond.32.
Ook het OVC-gesprek op 18 november 2012 tussen [vader verdachte] en [getuige 2] is in dit verband van belang. De letterlijk uitgewerkte tekst hiervan luidt:
[getuige 2] zegt: “ga nou niet in de put zitten [vader verdachte] , hij heeft het zelf gedaan”.33.
Betrouwbaarheid verklaring [getuige 2]
De verdediging heeft de betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige 2] betwist. Het hof acht haar verklaring wel betrouwbaar en bruikbaar voor bewijs. Haar verklaring is authentiek en in voldoende mate gespecificeerd. Voorts vindt haar verklaring steun in het hierboven genoemde sectierapport van het Nederlands Forensisch Instituut waarin wordt bevestigd dat het slachtoffer in het hoofd is geschoten en niet meteen dood was. Ook blijkt uit de foto’s van het lichaam van het slachtoffer dat er sprake was van aanzienlijk bloedverlies.34.
De verklaring met betrekking tot de riem vindt steun in de zojuist weergegeven verklaring van [getuige 1]35.en het in beslagnemen van een donkerkleurige leren riem met gesp uit de slaapkamer van [getuige 1] in de woning aan de [adres] in Lelystad.36.Met betrekking tot de tas die verdachte bij zich had, wordt de verklaring van [getuige 2] ondersteund door de camerabeelden van de [naam supermarkt] supermarkt. Te zien is dat verdachte in de bewuste nacht het appartementencomplex aan de [adres] verlaat met een blauwe plastic tas in zijn handen, zoals hierboven reeds is opgenomen.Ten slotte wordt [getuige 2] in haar verklaring betreffende het storten van de blauwe plastic tas in een ondergrondse container ondersteund door de logingegevens van de ondergrondse vuilcontainers. Uit die gegevens blijkt dat met de afvalpas behorende bij het adres [adres] in Lelystad op 12 mei 2012 om 06:08:33 uur en 06:08:51 uur een storting heeft plaatsgevonden.37.Het adres [adres] blijkt het toenmalige adres van [getuige 2] en [vader verdachte] te zijn geweest.
Het hof heeft zich er rekenschap van gegeven dat [getuige 2] in haar op 16 februari 2015 afgelegde verklaring voor de raadsheer-commissaris terug is gekomen op haar eerdere voor verdachte belastende verklaring. Het hof schrijft deze ‘ommekeer’ toe aan enerzijds het tijdsverloop waardoor herinneringen kunnen vervagen en de druk die haar door haar gewezen echtgenoot tevens vader van verdachte, is opgelegd om een andersluidende, voor verdachte ontlastende, verklaring af te leggen. Nu -zoals zojuist overwogen - de inhoud van haar eerdere bij de politie afgelegde verklaring steun vindt in andere bewijsmiddelen, hoeft aan haar bij de raadsheer-commissaris afgelegde verklaring geen rechtsgevolg te worden verbonden. Immers het ondervragingsrecht door de verdediging is uitgeoefend en de getuige kan zich weliswaar niet veel herinneren van de door haar eerder afgelegde verklaringen bij de politie maar zij komt op wezenlijke onderdelen van die verklaringen ook niet terug.
De waardering van de feiten
Uit de camerabeelden en de verklaring van verdachte bij de raadsheer-commissaris zoals hierboven gerelateerd, volgt dat verdachte in de nacht van 11 op 12 mei 2012 ongeveer 2½ uur bij [slachtoffer] in de woning aan de [adres] in Lelystad is geweest.
Uit de verklaringen van de vriendinnen van [slachtoffer] leidt het hof af dat [slachtoffer] verdachte wilde confronteren met de feiten: [slachtoffer] wilde verdachte niet kwijt. Verdachte daarentegen wilde de relatie niet voortzetten. [slachtoffer] zou al eerder hebben gedreigd verdachte’s vrouw te vertellen dat zij een relatie hadden. Daarnaast werd verdachte die avond, terwijl hij ruzie had met zijn vrouw, diverse malen gebeld en/of ge-sms’t door [slachtoffer] .
[getuige 2] is op zondag 13 mei 2012 overstuur naar haar dochter [getuige 1] gegaan en heeft tegen haar gezegd dat verdachte [slachtoffer] had neergeschoten, terwijl op dat moment nog niet bekend was dat [slachtoffer] was overleden en tevens niet op welke wijze dat dan zou zijn gebeurd. Hieruit leidt het hof af dat [getuige 2] wetenschap had van feiten die overeenkomen met de omstandigheden die op 14 mei 2012 in de woning aan de [adres] te Lelystad zijn aangetroffen. Voorts betrof het inderdaad [slachtoffer] die door een pistoolschot was overleden.Daarnaast bevinden zich in het dossier diverse verklaringen waarin familieleden van verdachte zeggen dat verdachte [slachtoffer] heeft gedood. Bij de lezing van de verklaringen uit de familiekring van verdachte en de weergave van de afgeluisterde telefoon- en OVC-gesprekken springt in het oog dat niemand het heeft over een tragisch verlopen zelfdoding van [slachtoffer] , waar verdachte zijns ondanks getuige van was geweest. Zij die het dichtst bij verdachte staan zijn allen de opvatting toegedaan dat verdachte de schutter is geweest.
Uit het voorgaande leidt het hof af dat er in de woning waar [slachtoffer] verbleef met een pistool is geschoten ten gevolge waarvan [slachtoffer] is overleden. Uit de bewijsmiddelen die hiervoor genoemd zijn leidt het hof verder af dat verdachte aanwezig is geweest in de flat toen het schot af ging. In de (afgesloten) woning is bij huiszoeking geen wapen aangetroffen en verdachte heeft verklaard dat hij het wapen en een huls in een handdoek gewikkeld in een plastic tas uit de woning heeft meegenomen.
Op grond van de hierboven genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die op 12 mei 2012 in Lelystad van korte afstand met een pistool een kogel op [slachtoffer] heeft afgevuurd.
Het bewijs van opzet
Het hof oordeelt dat het op korte afstand afvuren van een kogel met een scherp vuurwapen in de richting van het hoofd van een persoon getuigt van een geweldshandeling die naar zijn uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg, in dit geval de dood van het slachtoffer, dat, behoudens contra-indicaties - waarvan in het onderhavige geval niet is gebleken - het niet anders kan zijn dat verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard. Het hof acht derhalve het opzet van verdachte op de dood van [slachtoffer] wettig en overtuigend bewezen.
De vrijspraak van moord
Nu het hof bewezen acht dat verdachte het slachtoffer opzettelijk van het leven heeft beroofd, dient de vraag zich aan of verdachte de opzettelijke levensberoving van het slachtoffer met voorbedachten rade heeft begaan. In dat geval is het noodzakelijk dat komt vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven (HR 19 juni 2012, BW8678). Het hof heeft in het dossier geen bewijsmiddelen aangetroffen die duiden op een vooraf beraamd feit. Het hof acht derhalve niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan moord.
Het voorwaardelijk verzoek
De verdediging heeft ter terechtzitting in voorwaardelijke zin het verzoek tot het benoemen van prof. dr. P.J. van Koppen als deskundige herhaald en wel in het geval het hof de rapportage van prof. dr. M. Jelicic van 16 oktober 2017 voor het bewijs zal gebruiken.
Zoals uit het bovenstaande blijkt heeft het hof bij de bewijsmiddelen geen gebruik gemaakt van het rapport van prof. dr. M. Jelicic. Het hof hoeft dan ook geen beslissing te nemen op het voorwaardelijk verzoek van de verdediging aangezien de voorwaarde niet in werking is getreden.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Het hof is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte op 12 mei 2012 een wapen van categorie II of van categorie III en patronen voor handen heeft gehad. Verdachte heeft dit feit ter zitting van het hof ook bekend.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1 primair: hij op of omstreeks 12 mei 2012, in elk geval in of omstreeks de periode van 12 mei 2012 tot en met 14 mei 2012 in de gemeente Lelystad
opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen op/in het hoofd van voornoemde
[slachtoffer] geschoten, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
2: hij op of omstreeks 12 mei 2012 in de gemeente Lelystad een of meer wapens van categorie II of van categorie III, te weten een vuurwapen, en/of munitie van categorie II en/of categorie III, te weten een of meer patronen, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
doodslag.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II of van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte opzettelijk en op gewelddadige wijze een einde heeft gemaakt aan het leven van [slachtoffer] . Bovendien heeft hij haar, nadat hij haar in het hoofd had geschoten, gedurende een periode van ongeveer 10 minuten volledig aan haar lot overgelaten. Het doden van een ander persoon is een kille daad en de meest ernstige onomkeerbare aantasting van het hoogste rechtsgoed, namelijk het recht op leven. Met zijn handelen heeft verdachte aan [slachtoffer] dat recht en daarmee het meest wezenlijke bezit ontnomen. Het hof benadrukt dat het plotselinge overlijden van [slachtoffer] bij haar naaste familie, maar ook bij andere directe naasten, onvoorstelbaar leed en verdriet heeft toegebracht, zoals door haar moeder, [getuige 8] , en haar zusters, [zus 2 slachtoffer] en [zus 1 slachtoffer ] , in de door hen opgestelde en ter terechtzitting afgelegde slachtofferverklaringen op treffende wijze is verwoord.
Een levensdelict brengt naast de grote gevolgen voor de nabestaanden ook een schok teweeg in de maatschappij en versterkt gevoelens van angst en onveiligheid. Verdachte heeft geen openheid van zaken willen geven over de omstandigheden die ten grondslag hebben gelegen aan het plegen van het feit. Hij heeft zelfs gedurende lange tijd het misdrijf verhuld. Het heeft daardoor heel lang geduurd alvorens de nabestaanden duidelijkheid kregen. Dit heeft het verwerkingsproces bij de nabestaanden, die met onbeantwoorde vragen achterbleven, ernstig bemoeilijkt. In dit verband kan niet ongenoemd blijven dat het uiterst schrijnend is dat de vader van [slachtoffer] , die zich na de vrijspraak bij de rechtbank heeft ingezet om recht te doen aan zijn overleden dochter, door zijn overlijden in het najaar van 2016 niet in de gelegenheid is geweest kennis te dragen van het oordeel van de rechter in hoger beroep.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een verboden vuurwapen en munitie, welk feit het hof eveneens meeweegt bij de strafmaatoverwegingen. Verboden wapenbezit brengt voor de maatschappij onaanvaardbare veiligheidsrisico’s met zich mee, welke risico’s zich in de onderhavige zaak daadwerkelijk hebben geopenbaard.
Uit het justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder die feiten zijn gepleegd en de persoon van de verdachte met zich brengen dat op zichzelf het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar passend is.
Het hof heeft echter geconstateerd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM is geschonden.
De redelijke termijn vangt aan met de eerste handeling waaraan verdachte in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat het openbaar ministerie tegen hem een strafvervolging zou instellen, in dit geval het moment dat verdachte in verzekering werd gesteld en voor het eerst als verdachte werd gehoord, te weten op 16 november 2012. De rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad heeft op 15 juli 2013 vonnis gewezen. Zowel het openbaar ministerie als verdachte hebben respectievelijk op 25 juli 2013 en 29 juli 2013 tegen het vonnis van de rechtbank hoger beroep ingesteld. Het dossier is op 31 oktober 2013 bij het hof binnengekomen. Het hof wijst op 15 maart 2018 arrest. Weliswaar zijn er diverse tijdrovende onderzoeken geweest na het instellen van het appel, maar dit rechtvaardigt niet dat het onderzoek in hoger beroep bijna vijf jaren heeft geduurd. Het hof constateert dat de redelijke termijn in hoger beroep met twee jaren en acht maanden is overschreden.
Nu er ten aanzien van de procedure in hoger beroep sprake is van een (aanzienlijke) overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens, welke overschrijding in de straf dient te worden verdisconteerd, zal het hof in plaats van voornoemde straf een gevangenisstraf van 9 jaren opleggen, met aftrek van de duur die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Deze straf is passend en geboden.
Gevangenneming
Het hof komt in dit arrest tot een bewezenverklaring van doodslag en het voorhanden hebben van een wapen en munitie. De feiten waarvoor verdachte wordt veroordeeld zijn zodanig ernstig en schokkend voor de rechtsorde, dat onaanvaardbaar is dat verdachte zijn eventuele verdere berechting in vrijheid mag afwachten. Om die reden wordt -ook bij afzonderlijke beschikking met het oog op de executie- de gevangenneming van verdachte bevolen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan de nabestaanden van [slachtoffer] van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de voorwerpnummers 948629, 948642 en 59560 zoals vermeld op de "Lijst van inbeslaggenomn voorwerpen"d.d. 4 juli 2013, te weten een Samsung PL121, een mobiele telefoon (merk: Blackberry Curve) en een petje.
Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de onder voorwerpnummers 920024, 920051, 921123, 921125, 920736 en 920172 vermelde voorwerpen op de "lijst van inbeslaggenomen voorwerpen" d.d. 4 juli 2013 vermelde voorwerpen, te weten kleding, een brandkast, een computer (merk:HP), twee mobiele telefoons (merk: Nokia) en en paar schoenen (merk: Nike).
Gelast de teruggave aan [getuige 1] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
het onder het voorwerpnummer 920043 vermelde voorwerp op de "lijst van inbeslaggenomen voorwerpen" d.d. 4 juli 2013, te weten een computer (merk: Compaq).
Beveelt de gevangenneming van verdachte, welk bevel afzonderlijk is geminuteerd.
Aldus gewezen door
mr. L.T. Wemes, voorzitter,
mr. K. Lahuis en mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, raadsheren,
in tegenwoordigheid van B.J. Berendsen, griffier,
en op 15 maart 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 15‑03‑2018
Het proces-verbaal van bevindingen, map 2, pagina 354, opgemaakt door [verbalisant 2] en [verbalisant 3] ,beiden hoofdagent van de politie Flevoland.
Het proces-verbaal van verdenking, map 2, pagina 468 opgemaakt door [verbalisant 1] ,voornoemd
Het door het Nederlands Forensisch Instituut opgemaakt rapport “Pathologie onderzoek naaraanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood” van 21 mei 2012, map 8, pagina 3032 e.v.
Het door het Nederlands Forensisch Instituut opgemaakt rapport “Schotrestenonderzoek naar aanleiding vaneen schietincident in Lelystad op 14 mei 2012” van 6 juli 2012, map 8, bijlage 15.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [zus 2 slachtoffer] , map 2, pagina 377 e.v.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 10] , map 2, pagina 447 e.v.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 11] , map 2, pagina 684 e.v.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , map 2, pagina 391 e.v.
Het proces-verbaal verhoor verdachte [getuige 2] , map 1, pagina 253 e.v.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [vrouw verdachte] , map 3, pagina 997 e.v.
Het proces-verbaal verhoor verdachte [getuige 2] , map 1, pagina 243.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , map 2, pagina 391 e.v.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [verdachte] , map 2, pagina 452 e.v.
Het proces-verbaal van bevindingen, map 4, pagina 1267, opgemaakt door [verbalisant 4], brigadier van de politie Flevoland.
Het proces-verbaal van het 3e verhoor verdachte, map 1, pagina 95.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte opgemaakt door de raadsheer-commissaris van2 september 2015.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] , map 2, pagina 383 e.v.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] , map 2, pagina 388 e.v.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5] , map 2, pagina 391 e.v.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 6] , map 2, pagina 753 e.v.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 7] , map 2, pagina 773 e.v.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 8] , map 2, pagina 826 e.v.
Proces-verbaal verhoor verdachte [getuige 2] , map 1, pagina 245
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 6] , map 2, pagina 754
Het proces-verbaal samenvattingen van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] , map 8,pagina 2865.
Het door het Nederlands Forensisch Instituut opgemaakt rapport “Pathologie onderzoek naar aanleiding vaneen mogelijk niet natuurlijke dood” van 21 mei 2012, map 8, pagina 3035.
Het door het Nederlands Forensisch Instituut opgemaakt rapport “Schotrestenonderzoek naar aanleiding vaneen schietincident in Lelystad op 14 mei 2012” van 6 juli 2012, map 8, pagina 3081.
Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] d.d. 27-11-2012, map 1, pagina 284
Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] d.d. 18-11-2012, map 1, pagina 276
Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] , map 1, pagina 237 e.v.
OVC-gesprek registratie woning [vader verdachte] d.d. 28-11-2012
OVC-gesprek registratie woning [vader verdachte] d.d. 18-11-2012
Foto 18, map 8, pagina 2890
Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] , map 3, pagina 928 e.v.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 6] , brigadier van politie Flevoland, map 3,Pagina 1054
Proces-verbaal van bevindingen map 3 pagina 962, opgemaakt door [verbalisant 4], brigadier van de politie Flevoland