Einde inhoudsopgave
Besluit omzetting, fusie of taakafsplitsing
9 Lijfrentevrijstelling
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2023
- Bronpublicatie:
13-12-2022, Stcrt. 2022, 32167 (uitgifte: 30-12-2022, regelingnummer: 2022-0000023865)
- Inwerkingtreding
01-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-12-2022, Stcrt. 2022, 32167 (uitgifte: 30-12-2022, regelingnummer: 2022-0000023865)
- Vakgebied(en)
Schenk- en erfbelasting / Erfbelasting
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
Schenk- en erfbelasting / Schenkbelasting
Voor de erfbelasting geldt onder meer een vrijstelling voor de verkrijging aan waarde van lijfrenten (artikel 32, eerste lid, onderdeel 5°, Successiewet). Wat voor de toepassing van deze vrijstelling onder lijfrenten wordt verstaan, is opgenomen in artikel 32, vierde lid, Successiewet. Bepalend is het lijfrentecontract zoals dat luidde op het moment van de aftrek voor de inkomstenbelasting van de betaalde premie of van de overgemaakte bedragen. De lijfrentevrijstelling is in 1995 ingevoerd naar aanleiding van de invoering van de Brede Herwaardering in 1992. Doorgaans zal een lijfrentecontract dat is afgesloten vóór 1992 (een zogenoemde Pré-Brede Herwaardering-lijfrente), niet voldoen aan de regels die gelden onder de Brede Herwaardering. Alleen als het contract op het moment van de premiebetaling volledig is aangepast aan de regels van de Brede Herwaardering of de Wet IB 2001, kan de lijfrentevrijstelling van toepassing zijn.
Vanaf 2001 geldt een andere definitie voor het begrip lijfrente. Hierdoor kan een lijfrente worden verkregen die op het moment van premiebetaling wel voldeed aan de tot 2001 geldende wettelijke definitie, maar niet voldoet aan de huidige definitie. Met de aanpassing van de wettekst van de lijfrenteregeling in 2001 is ten opzichte van het Brede Herwaarderingsregime geen inhoudelijke wijziging beoogd. De vrijstelling kan dus nog steeds gelden voor de tussen 1992 en 2001 afgesloten lijfrentecontracten (Brede Herwaardering) die op het moment van premiebetaling voldeden aan de tot 2001 geldende wettelijke definitie van het toen geldende artikel 32, vijfde lid, Successiewet. Dit geldt ook als zo’n contract is omgezet in een aanspraak op het tegoed van een lijfrenterekening of de waarde van een lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 3.126a Wet IB 2001.
Voor de lijfrentevrijstelling wordt uitgegaan van de voorwaarden van de lijfrente op het moment van de betaling van premie voor een lijfrenteverzekering of de overmaking van bedragen naar een lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht. Als de voorwaarden nadien (al dan niet na het overlijden van de erflater) worden gewijzigd, heeft deze wijziging geen gevolgen voor de toepassing van de vrijstelling. Als een Pré-Brede Herwaardering-lijfrente na het overlijden alsnog wordt aangepast aan de regelgeving van de Brede Herwaardering of van de Wet IB 2001, geldt de lijfrentevrijstelling dus niet. Dit geldt ook als een Pré-Brede Herwaardering-lijfrente na het overlijden is omgezet in een aanspraak op het tegoed van een lijfrenterekening of de waarde van lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 3.126a Wet IB 2001.
Onbenoemd 9.1 Stakingslijfrente bedongen na het overlijden van de erflater