Vgl. HR 4 juli 2006, LJN AX6283, NJ 2006, 385: in het voornemen van de officier van justitie om het inbeslaggenomen voorwerp terug te geven aan een ander dan de beslagene ligt, gelet op het bepaalde in art. 116, eerste lid, Sv besloten dat het belang van de strafvordering zich niet meer tegen teruggave verzet.
HR, 07-12-2010, nr. 10/00098 B
ECLI:NL:HR:2010:BN9355
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
07-12-2010
- Zaaknummer
10/00098 B
- Conclusie
Mr. Silvis
- LJN
BN9355
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BN9355, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑12‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BN9355
ECLI:NL:PHR:2010:BN9355, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑09‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BN9355
- Vindplaatsen
Uitspraak 07‑12‑2010
Inhoudsindicatie
Beklag. Beslag. Art. 94a Sv. Maatstaf. De beslagene heeft ex art. 552a Sv een klaagschrift ingediend tegen de kennisgeving van de OvJ om ex art. 116.3 Sv de onder hem ibs genomen auto’s terug te geven aan anderen. In het oordeel van de Rb ligt besloten dat deze personen redelijkerwijs als rechthebbenden dienen te worden aangemerkt. Het middel klaagt niet over het door de Rb gegeven bevel tot teruggave.
7 december 2010
Strafkamer
Nr. 10/00098 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Middelburg van 22 september 2009, nummer RK 09/381, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. J.C. van den Doel, advocaat te Zierikzee, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking, doch uitsluitend voor zover daarbij de teruggave is gelast van de inbeslaggenomen BMW met kenteken [AA-00-BB] aan [betrokkene 1] en de inbeslaggenomen Audi met kenteken [CC-00-DD] aan [betrokkene 2], met verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel komt op tegen de ongegrondverklaring van het beklag met onder meer de klacht dat de Rechtbank een onjuiste maatstaf heeft aangelegd.
2.2. De bestreden beschikking houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, in:
"Het klaagschrift is ingediend met betrekking tot de voorwerpen, een personenauto BMW 530d met kenteken
[AA-00-BB] en een personenauto merk Audi met kenteken [CC-00-DD], in beslag genomen onder:
[Klager],
(...)
2. Het bezwaar en het standpunt van de officier van justitie.
Klager [klager] maakt bezwaar tegen het voornemen van de officier van justitie om de inbeslaggenomen personenauto BMW terug te geven aan [betrokkene 1] en de inbeslaggenomen personenauto Audi aan [betrokkene 2].
Klager [klager] verzoekt teruggave aan hem van de inbeslaggenomen personenauto's op gronden die in het klaagschrift nader zijn omschreven en die als hier herhaald en ingelast moeten worden beschouwd.
Klager voert aan dat de personenauto's onder hem zijn inbeslaggenomen en dat deze aan hem toebehoren. Klager heeft, vanwege het voortduren van de beslagen, reeds een betalingsregeling getroffen met de voormalige eigenaren [betrokkene 1] en [betrokkene 2], waarbij klager de personenauto's in eigendom heeft verkregen.
Klager moet als rechthebbende op de personenauto's worden aangemerkt.
Namens belanghebbende [betrokkene 2] heeft mr. Spigt betwist dat de personenauto Audi in eigendom is overgegaan op klager.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beklag gedaan door [klager]. Zij is van oordeel dat op grond van de inhoud van het dossier [betrokkene 1] redelijkerwijs als rechthebbende van de personenauto BMW dient te worden aangemerkt en [betrokkene 2] als rechthebbende van de personenauto Audi, nu klager niet of onvoldoende heeft aangetoond dat hij juridisch eigenaar is van genoemde personenauto's.
Het klaagschrift van [klager] dient ongegrond verklaard te worden.
3. De beoordeling.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en de rechtbank is bevoegd hiervan kennis te nemen.
De rechtbank heeft op grond van het onderzoek in raadkamer de overtuiging gekregen dat teruggave van de inbeslaggenomen personenauto BMW aan [betrokkene 1] en van de inbeslaggenomen personenauto Audi aan [betrokkene 2] redelijk en maatschappelijk verantwoord is.
Uit de hiervoor omschreven feiten en verklaringen blijkt niet dat klager juridisch eigenaar is van beide personenauto's. Van enige betaling of andere titel waaruit een eigendomsovergang blijkt, is niet gebleken.
Het beklag van klager tegen het voornemen van de officier van justitie om de personenauto BMW aan [betrokkene 1] en de personenauto Audi aan [betrokkene 2] terug te geven, moet derhalve ongegrond worden verklaard."
2.3. In cassatie moet ervan worden uitgegaan dat het gaat om een geval waarin de beslagene op de voet van art. 552a Sv een klaagschrift heeft ingediend tegen de schriftelijke kennisgeving als bedoeld in art. 116, derde lid, Sv, waarbij het openbaar ministerie voornemens is het op de voet van art. 94a Sv inbeslaggenomen voorwerp te doen teruggeven aan een ander dan de beslagene, te weten aan degene die, naar het oordeel van het openbaar ministerie, redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. In zo'n geval dient de rechter te beoordelen of die ander redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt (vgl. HR 15 april 2003, LJN AF3104).
2.4. De Rechtbank heeft geoordeeld dat de stelling van de klager dat de eigendom van de inbeslaggenomen personenauto's op de klager was overgegaan op grond van een met [betrokkene 1] en [betrokkene 2] getroffen betalingsregeling, niet aannemelijk is. Dit in aanmerking genomen, ligt in het oordeel van de Rechtbank dat teruggave van de inbeslaggenomen personenauto BMW aan [betrokkene 1] en van de inbeslaggenomen personenauto Audi aan [betrokkene 2] redelijk en maatschappelijk verantwoord is, besloten dat deze personen naar haar oordeel redelijkerwijs als rechthebbenden van de onderscheidene personenauto's dienden te worden aangemerkt. Aldus verstaan heeft de Rechtbank de juiste maatstaf toegepast, zodat het middel in zoverre faalt.
2.5. Het middel - dat niet klaagt over het door de Rechtbank gegeven bevel tot teruggave - kan ook voor het overige niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 december 2010.
Conclusie 28‑09‑2010
Mr. Silvis
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Klager]
1.
De rechtbank te Middelburg heeft het beklag als bedoeld in art. 552a Sv, strekkende tot teruggave aan klager van twee inbeslaggenomen personenauto's, bij beschikking van 22 september 2009 ongegrond verklaard en de teruggave gelast van de inbeslaggenomen BMW 530d met kenteken [AA-00-BB] aan [betrokkene 1] en van de inbeslaggenomen Audi met kenteken [CC-00-DD] aan [betrokkene 2].
2.
Namens de klager heeft mr. J.C. van den Doel, advocaat te Zierikzee, één middel van cassatie voorgesteld.
3.
Het middel komt op tegen het oordeel van de rechtbank dat het klaagschrift ongegrond is en klaagt in het bijzonder dat de rechtbank bij de beoordeling de onjuiste maatstaf heeft gehanteerd.
4.
Het klaagschrift behelst een beklag tegen het voornemen van de officier van justitie van 14 juli 2009 om twee personenauto's aan derde-belanghebbenden terug te geven en houdt tevens een verzoek in tot teruggave aan de klager van de personenauto's. De twee personenauto's, te weten een personenauto merk BMW type 530d met kenteken [AA-00-BB] en een personenauto merk Audi met kenteken [CC-00-DD], zijn op 24 en 25 januari 2007 onder de klager in beslag genomen. Door de klager is gesteld dat hij een regeling heeft getroffen met de voormalige eigenaren van de auto, [betrokkene 1] en [betrokkene 2], waarbij de klager de voertuigen in eigendom heeft verkregen.
5.
In een geval als het onderhavige — waarin het belang van de strafvordering het voortduren van het beslag niet meer vordert en de officier van justitie heeft medegedeeld voornemens te zijn de inbeslaggenomen zaken te doen teruggeven aan een ander dan de beslagene1. — zal de rechtbank moeten beoordelen of die ander redelijkerwijs als rechthebbende op de zaak kan worden aangemerkt (vgl. HR 6 mei 2003, LJN AF3826, NJ 2003, 459).
6.
De rechtbank heeft de ongegrondverklaring van het klaagschrift als volgt gemotiveerd:
‘Het klaagschrift is tijdig ingediend en de rechtbank is bevoegd hiervan kennis te nemen.
De rechtbank heeft op grond van het onderzoek in raadkamer de overtuiging gekregen dat teruggave van de inbeslaggenomen personenauto BMW aan [betrokkene 1] en van de inbeslaggenomen personenauto Audi aan [betrokkene 2] redelijk en maatschappelijk verantwoord is. Uit de hiervoor omschreven feiten en verklaringen blijkt niet dat klager juridisch eigenaar is van beide personenauto's. Van enige betaling of andere titel waaruit een eigendomsovergang blijkt, is niet gebleken.
Het beklag van klager tegen het voornemen van de officier van justitie om de personenauto BMW aan [betrokkene 1] en de personenauto Audi aan [betrokkene 2] terug te geven, moet derhalve ongegrond worden verklaard.’
7.
Met haar overweging dat teruggave van de inbeslaggenomen personenauto BMW aan [betrokkene 1] en van de inbeslaggenomen personenauto Audi aan [betrokkene 2] redelijk en maatschappelijk verantwoord is, heeft de rechtbank als haar oordeel tot uitdrukking gebracht dat die ander redelijkerwijs als rechthebbende op de zaak moet worden aangemerkt (vgl. HR 4 februari 1997, LJN ZD0634, NJ 1997, 390). Aldus verstaan heeft de rechtbank de juiste maatstaf heeft toegepast, zodat het middel in zoverre faalt.
8.
Voor zover het middel nog bedoelt te klagen over de onbegrijpelijkheid van het oordeel van de rechtbank2., faalt het eveneens. Blijkens het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer heeft de klager niet gemotiveerd uiteengezet op welke wijze hij de personenauto's in eigendom heeft verkregen. Enkel is aangevoerd dat de klager een betalingsregeling heeft getroffen met de voormalige eigenaren [betrokkene 1] en [betrokkene 2] maar dit is op geen enkele wijze met stukken nader onderbouwd.3. Gelet daarop is het oordeel van de rechtbank dat niet is gebleken dat de klager juridisch eigenaar is van beide personenauto's nu van enige betaling of andere titel waaruit een eigendomsovergang blijkt, niet is gebleken, niet onbegrijpelijk.
9.
Het voorgestelde middel faalt en kan worden afgedaan met de in art. 81 RO bedoelde motivering.
10.
Ambtshalve vraag ik aandacht voor de beslissing van de rechtbank om de teruggave te gelasten van de inbeslaggenomen personenauto's aan [betrokkene 1] en [betrokkene 2].
11.
De wet kent wat betreft de beklagprocedure als bedoeld in het vierde boek, titel IX, Sv niet de mogelijkheid van een last tot teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen aan een ander dan degene die een klaagschrift strekkende tot teruggave heeft ingediend. Ingeval degene onder wie het voorwerp is inbeslaggenomen zich op de voet van art. 116, derde lid, Sv heeft beklaagd over het voornemen van het openbaar ministerie dat voorwerp te doen teruggeven aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt en op dat klaagschrift wordt beslist dat het beklag ongegrond is, kan de officier van justitie uitvoering geven aan bedoeld voornemen zodra die beschikking onherroepelijk is. De beschikking op dat klaagschrift kan niet de last inhouden dat het inbeslaggenomen voorwerp wordt teruggegeven aan de rechthebbende. Bij de stukken van het geding bevindt zich niet een klaagschrift van [betrokkene 1] respectievelijk van [betrokkene 2]. De rechtbank had een zodanige last dus niet mogen geven. In zoverre is het middel terecht voorgesteld.4.
12.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking, maar alleen voor zover daarbij de teruggave van de inbeslaggenomen BMW 530d met kenteken [AA-00-BB] aan [betrokkene 1] en van de inbeslaggenomen Audi met kenteken [CC-00-DD] aan [betrokkene 2] is gelast, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 28‑09‑2010
Waarbij ik er vanuit ga dat de steller van het middel waar hij in zijn schriftuur spreekt over de motivering van het hof, doelt op de motivering van de rechtbank.
Ook wijs ik op de door de klager ondertekende verklaring die is gevoegd als bijlage 2 bij het verweerschrift van de raadsman van belanghebbende [betrokkene 2], inhoudende dat de klager (onder meer) afstand doet van het onder hem inbeslaggenomen motorvoertuig, merk Audi, type A3, kenteken [CC-00-DD], omdat dit goed niet hem maar [betrokkene 2] in eigendom toebehoort.
HR 15 december 2009, LJN BJ9900, HR 27 mei 2008, LJN BC7908, HR 19 juni 2007, LJN BA0482, NJ 2007, 358 en HR 19 juni 2007, LJN BA0514, NJ 2007, 361.