HR, 06-05-2003, nr. 01422/01B
ECLI:NL:HR:2003:AF3826
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
06-05-2003
- Zaaknummer
01422/01B
- Conclusie
Mr Wortel
- LJN
AF3826
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2003:AF3826, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑05‑2003
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2003:AF3826
ECLI:NL:HR:2003:AF3826, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 06‑05‑2003; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2003:AF3826
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2003:AF3826
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2003:AF3826
- Wetingang
- Vindplaatsen
NbSr 2003/205
Conclusie 06‑05‑2003
Mr Wortel
Partij(en)
Nr. 01422/01 B
Mr Wortel
Parket, 21 januari 2003
Conclusie inzake:
[verzoeker=klager]
1.
Het cassatieberoep richt zich tegen een beschikking van de Arrondissementsrechtbank te Roermond van 1 mei 2001 waarbij een beklag strekkende tot teruggave van een personenauto aan verzoeker ongegrond is verklaard.
2.
Namens verzoeker heeft mr. A.H.M.J.F. Piëtte, advocaat te Roermond, een middel van cassatie voorgesteld.
Uit de schriftuur blijkt overigens niet dat deze is ingediend door een daartoe gemachtigde advocaat. Ik heb mr. Piëtte, die de bij de schriftuur behorende aanbiedingsbrief ondertekende, in de gelegenheid gesteld schriftelijk op te geven of de schriftuur door hem is ingediend en ondertekend, en of hij hiertoe bepaaldelijk was gevolmachtigd. Daarop is een brief ontvangen van mr. F. Dronkers, advocaat te Roermond, waarin is medegedeeld dat mr. Piëtte inmiddels de advocatuur heeft verlaten, maar dat de schriftuur inderdaad door mr Piëtte, als daartoe bepaaldelijk gevolmachtigde, is ingediend en ondertekend.
3.
Het middel bevat de klacht dat bij de beoordeling van het klaagschrift een onjuiste maatstaf is aangelegd, omdat de Rechtbank verzoekers aanspraak op de auto die hem in Italië is geleverd heeft beoordeeld aan de hand van art. 3:86, derde lid, BW, terwijl naar Italiaans recht vastgesteld had moeten worden of de oorspronkelijke eigenaar zijn eigendomsrecht jegens verzoeker kan uitoefenen.
4.
Het middel zou geen doel kunnen treffen. Bij een beklag als het onderhavige, waarbij de beslagene opkomt tegen het voornemen van de officier van justitie om het inbeslaggenomen voorwerp terug te geven aan een derde/belanghebbende, zal de rechter moeten beoordelen of het op het eerste gezicht redelijk en maatschappelijk niet onverantwoord is de inbeslaggenomen zaak aan deze derde/belanghebbende, en niet aan de beslagene, af te geven.
5.
Bij zijn beoordeling aan de hand van die maatstaf zal de rechter zonodig civielrechtelijke aspecten mogen betrekken (vgl HR NJ 1993, 662), maar het is niet zijn taak eigendomskwesties te beslechten. De Rechtbank kon volstaan met de vaststelling dat het een gestolen auto betreft en dat de eigenaar gedurende drie jaar na de diefstal deze als zijn eigendom kan opeisen, terwijl verzoeker, nu hij de auto niet bij een reguliere autohandel heeft gekocht en gelet op hetgeen hij omtrent de koop en levering van de auto heeft verklaard, niet beschermd wordt tegen de aanspraken van de verzekeraar die in de rechten van de oorspronkelijke eigenaar is getreden.
6.
De politierechter in de Arrondissementsrechtbank heeft, blijkens mededelingen van de griffie, in de onderliggende strafzaak tegen verzoeker uitspraak gedaan op 22 augustus 2002. Daarbij is de teruggave van de inbeslaggenomen auto aan de rechtmatige eigenaar, zijnde de Italiaanse verzekeringsmaatschappij, gelast. Tegen het vonnis heeft verzoeker hoger beroep ingesteld. Hieruit vloeit voort dat verzoeker geen belang meer heeft bij dit cassatieberoep, zodat hij daarin niet-ontvankelijk verklaarde zal moeten worden.
7.
Deze conclusie strekt ertoe dat verzoeker niet-ontvankelijk zal worden verklaard in dit cassatieberoep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
Uitspraak 06‑05‑2003
Inhoudsindicatie
-
Partij(en)
6 mei 2003
Strafkamer
nr. 01422/01 B
HJH/IK
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Arrondissementsrechtbank te Roermond van 1 mei 2001, nummer 04/051524-00, op een beklag als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972, zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande, wonende te [woonplaats] (België).
1. De bestreden beschikking
De Rechtbank heeft ongegrond verklaard het door klager ingediende beklag strekkende tot teruggave aan hem van de in bovenstaande beschikking omschreven personenauto.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door klager. Namens deze heeft mr. A.H.M.J.F. Piëtte, advocaat te Roermond, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de klager niet-ontvankelijk zal verklaren in het beroep.
3. Beoordeling van het middel
3.1.
Het middel behelst de klacht dat de Rechtbank bij de beoordeling van het klaagschrift een onjuiste maatstaf heeft aangelegd, omdat zij de aanspraak van klager op de personenauto, die hem in Italië is geleverd en door hem aldaar is betaald, heeft beoordeeld aan de hand van art. 3:86, derde lid, BW, terwijl naar Italiaans recht had moeten worden vastgesteld of de oorspronkelijke eigenaar zijn eigendomsrecht jegens klager kan uitoefenen.
3.2.
Het klaagschrift behelst een beklag tegen het voornemen van de Officier van Justitie om de onder klager inbeslaggenomen personenauto op de voet van art. 116, tweede lid onder a, Sv aan een derde-belanghebbende terug te geven en houdt tevens een verzoek in tot teruggave aan klager van de personenauto.
3.3.
De Rechtbank heeft, voorzover hier van belang, in de bestreden beschikking als volgt overwogen:
"Uit de processtukken volgt, dat [betrokkene 1], [a-straat 1] te [woonplaats] als gebruiker (voertuighouder was Leasing Company [A] te [vestigingsplaats]) van het inbeslaggenomene op 20 mei 1999 het bezit daarvan door diefstal heeft verloren, zodat zich in casu de omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 3:86, lid 3, van het Burgerlijk Wetboek, te weten dat de eigenaar (of zijn rechtsopvolger) het onderhavige inbeslaggenomen goed gedurende 3 jaren, te rekenen vanaf de dag van de diefstal af, als zijn eigendom kan opeisen. Nu [klager] de betreffende personenauto niet bij een reguliere autohandel heeft gekocht en gelet op de omstandigheden waaronder de koop en de overdracht van de personenauto hebben plaatsgevonden, doet zich niet een van de in dat artikellid bedoelde uitzonderingen daarop voor (...).
Blijkens een fax van 15 maart 2000 met opschrift
Attestazione di resa denunzia is verzekeringsmaatschappij "UNIVERSO", AG 67 Uniconsult te Rome getreden in de rechten op het inbeslaggenomene.
Nu op grond van het vorenstaande moet worden gezegd dat teruggave aan verzekeringsmaatschappij "UNIVERSO", Agentschap Uniconsult te Rome op het eerste gezicht redelijk en maatschappelijk niet onverantwoord moet worden geacht, dient het beklag ongegrond te worden verklaard."
3.4.
In een geval als het onderhavige - waarin het belang van de strafvordering het voortduren van het beslag niet meer vordert en de Officier van Justitie heeft medegedeeld voornemens te zijn de inbeslaggenomen zaak te doen teruggeven aan een ander dan de beslagene - zal de rechtbank moeten beoordelen of die ander redelijkerwijs als rechthebbende op de zaak kan worden aangemerkt. Bij de beantwoording van die vraag zal de rechter niet behoren te treden in de beslechting van burgerrechtelijke eigendoms- en bezitskwesties, maar daarbij zal hij wel civielrechtelijke aspecten mogen betrekken (vgl. HR 2 maart 1993, NJ 1993, 662). De door het middel verdedigde opvatting dat naar Italiaans recht had moeten worden vastgesteld of de oorspronkelijke eigenaar zijn eigendomsrecht jegens klager kan uitoefenen vindt derhalve geen steun in het recht.
3.5.
Het middel faalt.
4. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden beschikking ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en E.J. Numann, in bijzijn van de waarnemend-griffier L.J.J. Okker-Braber, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 mei 2003.