Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012
Artikel 390 Berekening van de blootstellingswaarde
Geldend
Geldend vanaf 27-06-2019
- Redactionele toelichting
Lid 9 wordt toegepast vanaf 27-06-2019 en lid 1 t/m 8 wordt toegepast vanaf 28-06-2021.
- Bronpublicatie:
20-05-2019, PbEU 2019, L 150 (uitgifte: 07-06-2019, regelingnummer: 2019/876)
- Inwerkingtreding
27-06-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-05-2019, PbEU 2019, L 150 (uitgifte: 07-06-2019, regelingnummer: 2019/876)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De totale blootstellingen met betrekking tot een groep van verbonden cliënten worden berekend door samentelling van de blootstellingen met betrekking tot de individuele cliënten in die groep.
2.
De totale blootstellingen met betrekking tot individuele cliënten worden berekend door de blootstellingen in de handelsportefeuille en de blootstellingen in de niet-handelsportefeuille op te tellen.
3.
Wat blootstellingen in de handelsportefeuille betreft, mogen instellingen:
- a)
hun lange en korte posities in dezelfde door een bepaalde cliënt uitgegeven financiële instrumenten verrekenen met de nettopositie in elk onderscheiden instrument, berekend volgens de in deel drie, titel IV, hoofdstuk 2, omschreven methoden;
- b)
hun lange en korte posities in verschillende door een bepaalde cliënt uitgegeven financiële instrumenten verrekenen, maar alleen indien het onderliggende financiële instrument van de korte positie van een lagere rang is dan het onderliggende financiële instrument van de lange positie, of indien de onderliggende instrumenten van dezelfde rang zijn.
Voor de toepassing van de punten a) en b) mogen financiële instrumenten in vijf verschillende rangen worden ingedeeld om de relatieve rang van de posities te bepalen.
4.
Instellingen berekenen de blootstellingswaarde van de in bijlage II opgesomde derivatencontracten en van rechtstreeks met een cliënt gesloten kredietderivatencontracten volgens één van de in deel drie, titel II, hoofdstuk 6, afdelingen 3, 4 en 5, beschreven methoden, naargelang het geval. Blootstellingen die voortvloeien uit de in de artikelen 378, 379 en 380 bedoelde transacties worden berekend op de in die artikelen bepaalde wijze.
Bij de berekening van de blootstellingswaarde van de in de eerste alinea bedoelde contracten, nemen instellingen, indien die contracten aan de handelsportefeuille worden toegerekend, ook de beginselen van artikel 299 in acht.
In afwijking van de eerste alinea mogen instellingen waaraan toestemming is verleend om de in deel drie, titel II, hoofdstuk 4, afdeling 4, en deel drie, titel II, hoofdstuk 6, afdeling 6, bedoelde methoden te gebruiken, deze methoden aanwenden voor de berekening van de blootstellingswaarde van effectenfinancieringstransacties.
5.
Aan de totale blootstelling met betrekking tot een cliënt voegen instellingen de blootstellingen toe die voortvloeien uit de in bijlage II opgesomde derivatencontracten en uit kredietderivatencontracten, indien het contract niet rechtstreeks met die cliënt is aangegaan, maar het onderliggende schuld- of aandeleninstrument door die cliënt is uitgegeven.
6.
De blootstellingen omvatten niet:
- a)
in het geval van deviezentransacties, de blootstellingen die tijdens het normale verloop van de afwikkeling ontstaan in de periode van twee werkdagen nadat betaling heeft plaatsgevonden;
- b)
in het geval van transacties betreffende de aankoop of verkoop van effecten, de blootstellingen die tijdens het normale verloop van de afwikkeling ontstaan in de periode van vijf werkdagen nadat betaling heeft plaatsgevonden of nadat de effecten zijn geleverd indien deze levering eerder plaatsvindt;
- c)
in het geval van betalingsverrichtingen, waaronder de uitvoering van betalingsdiensten, de clearing en afwikkeling in enigerlei valuta en correspondentbankdiensten of de clearing, afwikkeling en bewaring van financiële instrumenten ten behoeve van cliënten, de uitgestelde ontvangsten uit hoofde van uit activiteiten van cliënten voortvloeiende financierings- en andere blootstellingen die uiterlijk tot en met de volgende werkdag blijven bestaan;
- d)
in het geval van betalingsverrichtingen, waaronder de uitvoering van betalingsdiensten, de clearing en afwikkeling in enigerlei valuta en correspondentbankdiensten, de intradayblootstellingen met betrekking tot instellingen die deze diensten aanbieden;
- e)
blootstellingen die overeenkomstig de artikelen 36 en 56 van tier 1-kernkapitaalbestanddelen of aanvullend tier 1-bestanddelen zijn afgetrokken of alle andere aftrekkingen van die bestanddelen waardoor de solvabiliteitsratio vermindert.
7.
Om de totale blootstelling met betrekking tot een cliënt of groep van verbonden cliënten te bepalen wat betreft cliënten jegens wie de instelling blootstellingen heeft via transacties als bedoeld in artikel 112, punten m) en o), of via andere transacties die een blootstelling met betrekking tot onderliggende activa inhouden, beoordeelt een instelling haar onderliggende blootstellingen en houdt zij daarbij rekening met de economische kenmerken van de structuur van de transactie en met de risico's die aan de structuur van de transactie zelf verbonden zijn, teneinde te bepalen of die een nieuwe blootstelling vormt.
8.
De EBA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van:
- a)
de te hanteren voorwaarden en methoden om de totale blootstelling met betrekking tot een cliënt of groep van verbonden cliënten te bepalen wat de in lid 7 bedoelde soorten blootstellingen betreft;
- b)
de voorwaarden waaronder de structuur van de in lid 7 bedoelde transacties geen nieuwe blootstelling vormt.
De EBA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 1 januari 2014 voor aan de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.
9.
Voor de toepassing van lid 5 ontwikkelt de EBA ontwerpen van technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de wijze waarop de blootstellingen moeten worden bepaald die voortvloeien uit de in bijlage II opgesomde derivatencontracten en uit kredietderivatencontracten, indien het contract niet rechtstreeks met een cliënt zijn is aangegaan maar het onderliggende schuld- of aandeleninstrument door die cliënt is uitgegeven, met het oog op de opneming van die blootstellingen in de blootstellingen met betrekking tot de cliënt.
De EBA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 28 maart 2020 bij de Commissie in.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.