Einde inhoudsopgave
Verdrag betreffende de sociale zekerheid van rijnvarenden (herzien)
Bijlage VIII Bijzonderheden inzake de toepassing van de wetgevingen van de Verdragsluitende Partijen
Geldend
Geldend vanaf 12-06-2008
- Bronpublicatie:
28-01-2008, Trb. 2009, 42 (uitgifte: 01-01-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
12-06-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-01-2008, Trb. 2009, 42 (uitgifte: 01-01-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationale sociale zekerheid / Algemeen
Toepassing van de wetgeving van de Bondsrepubliek Duitsland
1
a)
Voor zover dit niet reeds in de Duitse wetgeving inzake de ongevallenverzekering is voorgeschreven, verlenen de Duitse organen, zolang de getroffene of zijn nagelaten betrekkingen op het grondgebied van een Verdragsluitende Partij wonen, overeenkomstig deze wetgeving eveneens een schadeloosstelling voor de in Elzas-Lotharingen vóór 1 januari 1919 voorgekomen arbeidsongevallen en beroepsziekten, wanneer deze schadeloosstelling niet overeenkomstig het besluit van de Raad van de Volkenbond van 21 juni 1921 (Reichsgesetzblatt, blz. 1289) door de Franse organen is overgenomen.
b)
Artikel 9 van dit Verdrag laat onverlet de bepalingen van de Duitse wetgeving krachtens welke de buiten het grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland voorgekomen ongevallen en beroepsziekten, alsmede de buiten dit grondgebied vervulde tijdvakken, niet of slechts onder bepaalde voorwaarden aanleiding geven tot het verlenen van uitkeringen wanneer de rechthebbenden zich buiten het grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland bevinden.
2
a)
Om vast te stellen of tijdvakken welke krachtens de Duitse wetgeving moeten worden beschouwd als premievrije tijdvakken (Ausfallzeiten) of aanvullende tijdvakken (Zurechnungszeiten) als zodanig in aanmerking moeten worden genomen, worden de krachtens de wetgeving van een andere Verdragsluitende Partij verplicht betaalde premies of bijdragen en de aansluiting bij de verzekering van een andere Verdragsluitende Partij gelijkgesteld met de krachtens de Duitse wetgeving verplicht betaalde premies of bijdragen en met de aansluiting bij de Duitse pensioenverzekering. Bij de berekening van het aantal kalendermaanden tussen de datum van aansluiting bij de verzekering en de datum waarop de verzekerde gebeurtenis heeft plaatsgevonden, wordt geen rekening gehouden met de krachtens de wetgeving van een andere Verdragsluitende Partij gelijkgestelde tijdvakken welke tussen deze beide data zijn gelegen en evenmin met de tijdvakken waarover de betrokkene een pensioen of rente heeft genoten.
b)
Het bepaalde sub a) is niet van toepassing op de vaste premievrije tijdvakken (pauschale Ausfallzeit). Deze worden uitsluitend vastgesteld in verhouding tot de krachtens de Duitse wetgeving vervulde tijdvakken van verzekering.
c)
Voor het in aanmerking nemen van een aanvullend tijdvak (Zurechnungszeit) krachtens de Duitse wetgeving inzake de pensioenverzekering voor mijnwerkers, geldt bovendien als voorwaarde dat de laatste premie of bijdrage die krachtens de Duitse wetgeving is betaald, aan de pensioenverzekering voor mijnwerkers moet zijn betaald.
d)
Voor het in aanmerking nemen van de Duitse vervangende tijdvakken (Ersatzzeiten) is alleen de Duitse wetgeving van toepassing.
e)
In afwijking van het bepaalde sub d) zijn de volgende bepalingen van toepassing op degenen, die zijn aangesloten bij de Duitse pensioenverzekering en die in het tijdvak van 1 januari 1948 tot en met 31 juli 1963 in de toen onder Nederlands beheer staande Duitse gebieden hebben gewoond: voor het in aanmerking nemen van de Duitse vervangende tijdvakken (Ersatzzeiten) in de zin van artikel 1251, lid 2 van het Wetboek van sociale verzekering (RVO) of van overeenkomstige bepalingen, wordt de storting van de premies of bijdragen aan de Nederlandse sociale verzekering gedurende dit tijdvak gelijkgesteld met het uitoefenen van een verzekeringsplichtige dienstbetrekking of het verrichten van verzekeringsplichtige werkzaamheden in de zin van de Duitse wetgeving.
3
Indien de toepassing van dit Verdrag voor bepaalde organen van de ziekteverzekering buitengewone lasten veroorzaakt, kunnen deze lasten geheel of gedeeltelijk worden gecompenseerd. Het federale verbond van plaatselijke ziekenfondsen beslist als verbindingsorgaan (ziekteverzekering), in overleg met de andere toporganisaties van de ziekteverzekeringsorganen, over de compensatie. De voor de compensatie benodigde middelen worden verkregen door heffingen, welke aan alle organen voor ziekteverzekering worden opgelegd in verhouding tot het gemiddelde aantal leden in het voorafgaande jaar, met uitzondering van gepensioneerden.
4
De Duitse pensioenverzekeringsorganen passen artikel 33, vijfde lid van dit Verdrag niet toe wanneer:
- a)
de voor 1 januari 1957 geldende wetgeving inzake pensioenberekening van toepassing is;
- b)
een aanvullend tijdvak (Zurechnungszeit) in aanmerking moet worden genomen;
- c)
een toeslag voor kinderen of een verhoging van de wezenrente in aanmerking moet worden genomen.
5
Titel III, Hoofdstuk 2 van dit Verdrag is niet van toepassing op de aanvullende pensioenverzekering voor werknemers in de ijzer- en staalindustrie en op de hulpverlening aan bejaarde landbouwers.
6
Artikel 1233 van het Wetboek van sociale verzekering (RVO) en artikel 10 van de Wet inzake de verzekering van bedienden (AVG), gewijzigd bij de wet van 16 oktober 1972, houdende herziening van de pensioenregeling, die de vrijwillige verzekering in het kader van de Duitse pensioenverzekeringen regelen, zijn op personen die aan dit verdrag rechten kunnen ontlenen volgens de volgende regels van toepassing. Indien de algemene voorwaarden zijn vervuld, kunnen de vrijwillige premies of bijdragen aan de Duitse pensioenverzekering worden betaald wanneer:
- a)
de betrokkene op het grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland zijn domicilie of woonplaats heeft;
- b)
de betrokkene op het grondgebied van een andere Verdragsluitende Partij zijn domicilie of woonplaats heeft en voordien, op enig tijdstip, verplicht of vrijwillig bij de Duitse pensioenverzekering aangesloten is geweest;
- c)
de betrokkene op het grondgebied van een derde staat zijn domicilie of woonplaats heeft en gedurende ten minste zestig maanden premies en bijdragen aan de Duitse pensioenverzekering heeft betaald of krachtens de eerder geldende overgangsbepalingen tot de vrijwillige verzekering kunnen worden toegelaten en niet verplicht of vrijwillig verzekerd is krachtens de wetgeving van een andere Verdragsluitende Partij.
7
Voor de verplichte verzekering krachtens de Duitse wetgeving betreffende de ziekteverzekering voor gepensioneerden, worden de tijdvakken van aansluiting bij de ziekteverzekering van een andere Verdragsluitende Partij gelijkgesteld met de tijdvakken van aansluiting bij de Duitse ziekteverzekering en worden de huwelijkstijdvakken met een lid van de ziekteverzekering van een andere Verdragsluitende Partij gelijkgesteld met de huwelijkstijdvakken met een lid van de Duitse ziekteverzekering.
8
a)
Voor de toepassing van dit Verdrag wordt het vaste bedrag dat krachtens de Duitse wetgeving bij bevalling wordt toegekend, beschouwd als een verstrekking.
b)
Voor de toekenning van het vaste bedrag bij bevalling ingevolge de Duitse wetgeving, worden de medische onderzoeken welke overeenkomstig de wetgeving van een andere Verdragsluitende Partij zijn uitgevoerd, teneinde gedurende de zwangerschap voldoende en geschikte medische zorg te verzekeren, eveneens in aanmerking genomen.
9
De regelingen ter zake van de verzekeringskosten in de door de Bondsrepubliek Duitsland met andere Staten gesloten overeenkomsten blijven onverlet.
10
Wanneer, op grond van de Duitse wetgeving, behalve aan de voorwaarden voor de toepassing van dit Verdrag, aan de voorwaarden voor de toepassing van een andere overeenkomst of een supranationale regeling, wordt voldaan, houdt het Duitse orgaan, voor de toepassing van dit Verdrag, geen rekening met de andere overeenkomst of met de supranationale regeling. Deze regel is niet van toepassing wanneer de bepalingen betreffende de sociale zekerheid, welke voor de Bondsrepubliek Duitsland voortvloeien uit internationale verdragen of uit het supranationale recht of die de toepassing ervan beogen, regelingen inzake de verzekeringskosten bevatten.
11
De tijdvakken van verzekering, welke krachtens de wetgeving van iedere andere Verdragsluitende Partij zijn vervuld, worden niet in aanmerking genomen voor het minimum aantal verzekeringsjaren, dat nodig is voor de berekening van het pensioen op basis van het minimum inkomen ingevolge de Duitse wetgeving.
12
De wezenrenten ingevolge de Duitse wetgeving zijn geen gezinsuitkeringen in de zin van dit Verdrag.
Toepassing van de wetgeving van België
1
Indien de rijnvarende, op wie de Belgische wetgeving voor zelfstandigen van toepassing is, gelijktijdig op het grondgebied van een andere Verdragsluitende Partij beroepsarbeid als werknemer verricht, wordt deze arbeid met het oog op de vaststelling van de verplichtingen welke voortvloeien uit de Belgische wetgeving betreffende het sociaal statuut der zelfstandigen, met in België uitgeoefende betaalde beroepsarbeid gelijkgesteld.
2
Voor de toepassing van de Belgische wetgeving wordt slechts rekening gehouden met een in artikel 28, derde lid , alinea a) ii) van dit Verdrag bedoeld tijdvak, indien de rijnvarende gedurende dit tijdvak arbeidsongeschikt was in de zin van de Belgische wetgeving.
3
De tijdvakken van ouderdomsverzekering, welke voor de inwerkingtreding van de arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen zijn vervuld krachtens de Belgische wetgeving voor zelfstandigen, worden voor de toepassing van artikel 33 van dit Verdrag beschouwd als tijdvakken van verzekering, vervuld krachtens de Belgische wetgeving inzake de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
4
Voor de toepassing van Hoofdstuk 6 van Titel III van dit Verdrag door het bevoegde Belgische orgaan, wordt een kind geacht te worden opgevoed op het grondgebied van de Verdragsluitende Partij waar het woont.
5
Voor personen, wier recht op verstrekkingen van de ziekteverzekering voortvloeit uit de Belgische regeling van verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit welke op zelfstandigen van toepassing is, geldt het bepaalde in Titel III, Hoofdstuk 1 van dit Verdrag, onder de volgende voorwaarden:
- a)
in geval van verblijf op het grondgebied van een andere Verdragsluitende Partij dan België, hebben de betrokkenen recht op:
- i)
wat betreft de gezondheidszorg, verleend in geval van ziekenhuisopname, verstrekkingen waarin de wetgeving van deze Verdragsluitende Partij voorziet;
- ii)
wat betreft de andere verstrekkingen, voorzien in de Belgische regeling, vergoeding van de kosten van deze verstrekkingen door het bevoegde Belgische orgaan volgens de tarieven waarin de wetgeving van de bedoelde Partij voorziet;
- b)
in geval van wonen op het grondgebied van een andere Verdragsluitende Partij dan België, hebben de betrokkenen recht op verstrekkingen waarin de wetgeving van deze Partij voorziet, op voorwaarde dat de aanvullende premie, welke daartoe in de Belgische wetgeving is voorzien, wordt betaald aan het bevoegde Belgische orgaan.
Toepassing van de wetgeving van Frankrijk
1
De uitkering aan bejaarde werknemers wordt overeenkomstig de in de Franse wetgeving voor Franse werknemers geldende voorwaarden toegekend aan alle werknemers die aan dit Verdrag rechten kunnen ontlenen en die op het tijdstip waarop zij hun aanvraag indienen op het Franse grondgebied wonen.
2
Dit Verdrag laat onverlet de bepalingen van de Franse wetgeving krachtens welke voor het recht op de uitkering aan bejaarde werknemers uitsluitend rekening wordt gehouden met tijdvakken van arbeid in loondienst of daarmede gelijkgestelde arbeid welke op het grondgebied van de Europese departementen en van de overzeese departementen (Guadeloupe, Guyana, Martinique en Réunion) van de Franse Republiek zijn vervuld.
3
De in het eerste en tweede lid bedoelde modaliteiten voor de toekenning van de uitkering aan bejaarde werknemers zijn mutatis mutandis van toepassing op de uitkering aan bejaarde niet-loontrekkenden.
Toepassing van de wetgeving van Luxemburg
1
In afwijking van artikel 89, tweede lid van dit Verdrag, worden de tijdvakken van verzekering en de daarmede gelijkgestelde tijdvakken welke vóór 1 januari 1946 krachtens de Luxemburgse wetgeving inzake pensioenverzekering (invaliditeit, ouderdom en overlijden) zijn vervuld, voor de toepassing van deze wetgeving slechts in aanmerking genomen, voor zover de in opbouw zijnde rechten uitsluitend overeenkomstig deze wetgeving of overeenkomstig van kracht zijnde of nog door Luxemburg te sluiten bilaterale verdragen inzake sociale zekerheid op 1 februari 1970 gehandhaafd zullen zijn of nadien hersteld zullen worden. Ingeval meer dan één verdrag van toepassing is, zullen de tijdvakken van de vroegste datum af in aanmerking worden genomen.
2
Voor de toekenning van het vaste deel van de Luxemburgse pensioenen, worden de tijdvakken van verzekering welke krachtens de Luxemburgse wetgeving zijn vervuld door werknemers die niet op Luxemburgs grondgebied wonen, gelijkgesteld met tijdvakken van wonen.
3
In afwijking van artikel 33 van dit Verdrag wordt het vaste deel van de Luxemburgse pensioenen, dat ten laste komt van de Staat en de gemeenten, berekend volgens de Luxemburgse wetgeving.
4
De eventueel verschuldigde aanvulling om aan het minimumpensioen te komen, de toeslag voor kinderen, alsmede de bijzondere verhogingen, worden in dezelfde verhouding toegekend als het voor rekening van de Staat en gemeenten komende vaste deel van het pensioen.
Toepassing van de wetgeving van Nederland
1. Zorgverzekering
a
Wat betreft het recht op verstrekkingen krachtens de Nederlandse wetgeving wordt voor de toepassing van hoofdstukken 1 en 3, van Titel III, van dit Verdrag, onder ‘rechthebbenden op verstrekkingen’ verstaan:
- i.
personen die overeenkomstig artikel 2 van de Zorgverzekeringswet verplicht zijn zich te verzekeren bij een zorgverzekeraar; en
- ii.
voor zover niet reeds begrepen onder i), personen die op het grondgebied van een andere Verdragsluitende Partij woonachtig zijn en met toepassing van dit Verdrag ten laste van Nederland recht hebben op geneeskundige zorg in hun woonland.
b
Personen als bedoeld in onderdeel a., onder i) moeten zich overeenkomstig de Zorgverzekeringswet verzekeren bij een zorgverzekeraar; personen als bedoeld in onderdeel a., onder ii) moeten zich registreren bij het College voor zorgverzekeringen.
c
Voor de vaststelling van het recht op verstrekkingen op grond van hoofdstukken 1 en 3, van Titel III, van dit Verdrag, wordt onder ‘gezinslid’ verstaan: de echtgenoot, de geregistreerde partner en het kind jonger dan 18 jaar.
d
De bepalingen van de Zorgverzekeringswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten betreffende de verschuldigdheid van premies, respectievelijk bijdragen, zijn van toepassing op de onder punt a. bedoelde rechthebbenden en hun gezinsleden. Wat gezinsleden betreft, worden de bijdragen geheven bij degene van wie het recht op zorg is afgeleid.
e
De bepalingen van de Zorgverzekeringswet betreffende te late verzekering zijn van overeenkomstige toepassing op te late registratie van personen als bedoeld in onderdeel a., onder ii) bij het College voor zorgverzekeringen.
f
Personen die recht hebben op verstrekkingen ingevolge de wetgeving van een andere Verdragsluitende Partij dan Nederland en die in Nederland wonen of tijdelijk in Nederland verblijven, hebben recht op verstrekkingen overeenkomstig de aan verzekerden in Nederland aangeboden van artikel 11, leden 1, 2 en 3, en artikel 19, lid 1, van de Zorgverzekeringswet samengestelde polis van het orgaan van de woonplaats, respectievelijk de verblijfplaats, en op de verstrekkingen ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.
g
Voor de toepassing van de artikelen 21 en 22 van dit Verdrag worden met pensioenen, verschuldigd krachtens de wetgevingen genoemd in de paragrafen b) (prestaties bij invaliditeit) en c) (uitkeringen bij ouderdom) van artikel 3, eerste lid, van dit Verdrag, gelijkgesteld:
- —
pensioenen ingevolge de Wet van 6 januari 1966 (Staatsblad 6) houdende nieuwe regeling van de pensioenen van de burgerlijke ambtenaren en hun nabestaanden (Algemene burgerlijke pensioenwet);
- —
pensioenen ingevolge de Wet van 6 oktober 1966 (Staatsblad 445) houdende nieuwe regeling van de pensioenen van militairen en hun nabestaanden (Algemene militaire pensioenwet);
- —
arbeidsongeschiktheidsuitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen (Wet van 7 juni 1972, Stb. 313);
- —
pensioenen ingevolge de Wet van 15 februari 1967 (Staatsblad 138) houdende nieuwe regeling van de pensioenen van de personeelsleden van de NV Nederlandse Spoorwegen en hun nabestaanden (Spoorwegpensioenwet);
- —
pensioenen ingevolge het Reglement dienstvoorwaarden Nederlandse Spoorwegen (RDV 1964 NS);
- —
uitkeringen die bij pensionering vóór de leeftijd van 65 jaar worden verstrekt ingevolge een pensioenregeling die de verzorging van de werknemers en gewezen werknemers bij ouderdom ten doel heeft, of een uitkering ter zake van vervroegde uittreding uit het arbeidsproces ingevolge een van rijkswege dan wel bij of krachtens collectieve arbeidsovereenkomst vastgestelde regeling ter zake van vervroegde uittreding uit het arbeidsproces of een ter zake van vervroegde uittreding uit het arbeidsproces getroffen regeling voor personen van 55 jaar of ouder.
h
In Nederland wonende personen, die op grond van hoofdstukken 1 en 3, van Titel III van dit Verdrag recht hebben op verstrekkingen voor rekening van een andere Verdragsluitende Partij, zijn niet verzekerd ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.
i
Voor de toepassing van de hoofdstukken 1 en 3 van Titel III van dit Verdrag wordt de no-claimteruggave waarin de Nederlandse wettelijke regeling voorziet ingeval van beperkt zorggebruik, beschouwd als een uitkering.
2. Algemene Ouderdomswet
a
De korting als bedoeld in artikel 13, lid 1, van de Algemene Ouderdomswet wordt niet toegepast voor kalenderjaren of delen ervan, gelegen vóór 1 januari 1957, gedurende welke de pensioengerechtigde, als bedoeld in artikel 7 van de Algemene Ouderdomswet, die niet voldoet aan de voorwaarden op grond waarvan deze jaren kunnen worden gelijkgesteld met tijdvakken van verzekering, tussen zijn 15e en 65e jaar in Nederland woonde, dan wel in een andere Verdragsluitende Partij wonende in Nederland of op een in artikel 1, sub m), van dit Verdrag bedoeld schip, arbeid heeft verricht in dienst van een in Nederland gevestigde werkgever.
b
De korting als bedoeld in artikel 13, lid 1, van de Algemene Ouderdomswet wordt evenmin toegepast voor kalenderjaren of delen ervan, gelegen vóór 1 april 1985, gedurende welke de gehuwde of gehuwd geweest zijnde vrouw tussen haar 15e en 65e jaar, wonende in een andere Verdragsluitende Partij dan Nederland, niet ingevolge genoemde wet verzekerd was, voor zover het kalenderjaren of delen ervan betreft die samenvallen met door haar echtgenoot tijdens zijn huwelijk met haar krachtens bedoelde wet vervulde tijdvakken van verzekering dan wel met kalenderjaren of delen ervan als bedoeld onder a).
De in de vorige volzin bedoelde vrouw wordt in afwijking van het bepaalde in artikel 7 van de Algemene Ouderdomswet als pensioengerechtigde aangemerkt.
c
De korting als bedoeld in artikel 13, lid 2, van de Algemene Ouderdomswet wordt niet toegepast voor kalenderjaren of delen ervan gelegen vóór 1 januari 1957 gedurende welke de echtgenote van de pensioengerechtigde, die niet voldoet aan de voorwaarden op grond waarvan deze jaren kunnen worden gelijkgesteld met tijdvakken van verzekering, tussen haar 15e en 65e jaar in Nederland woonde, dan wel in een andere Verdragsluitende Partij wonende in Nederland of op een in artikel 1, sub m) van dit Verdrag bedoeld schip arbeid heeft verricht in dienst van een in Nederland gevestigde werkgever.
d
De korting als bedoeld in artikel 13, lid 2 van de Algemene Ouderdomswet wordt evenmin toegepast voor kalenderjaren of delen ervan, gelegen vóór 1 april 1985, gedurende welke de echtgenote tussen haar 15e en 65e jaar in een andere Verdragsluitende Partij dan Nederland heeft gewoond en niet ingevolge genoemde wet verzekerd was, voor zover het kalenderjaren of delen ervan betreft die samenvallen met door haar echtgenoot tijdens zijn huwelijk met haar krachtens bedoelde wet vervulde tijdvakken van verzekering dan wel met kalenderjaren of delen ervan als bedoeld onder a).
e
Het bepaalde onder a), b), c) en d) geldt alleen indien de pensioengerechtigde na het bereiken van de 59-jarige leeftijd gedurende zes jaren op het grondgebied van een of meer Verdragsluitende Partijen heeft gewoond en zolang hij op het grondgebied van een dezer Verdragsluitende Partijen woont.
f
In afwijking van het bepaalde in artikel 45, lid 1, van de Algemene Ouderdomswet en artikel 47, lid 1, van de Algemene Weduwen- en Wezenwet is de in een andere Verdragsluitende Partij dan Nederland wonende echtgeno(o)t(e) van een krachtens genoemde wetten verplicht verzekerde werknemer of zelfstandige tot vrijwillige premiebetaling ingevolge die wetten bevoegd, echter uitsluitend over de tijdvakken gelegen na 1 april 1985 gedurende welke de werknemer of zelfstandige krachtens genoemde wetten verplicht verzekerd is. Deze bevoegdheid eindigt met ingang van de dag waarop de verplichte verzekering van de werknemer of zelfstandige eindigt. Bedoelde bevoegdheid eindigt evenwel niet wanneer de verplichte verzekering van de werknemer of zelfstandige geëindigd is ten gevolge van diens overlijden en aan zijn weduwe uitsluitend een pensioen ingevolge de Algemene Weduwen- en Wezenwet is toegekend.
De bevoegdheid tot vrijwillige premiebetaling eindigt in ieder geval met ingang van de dag waarop de vrijwillig verzekerde de leeftijd van 65 jaar bereikt.
De premie welke voor bedoelde vrijwillige verzekering betaald moet worden, wordt voor de echteno(o)t(e) van een werknemer of zelfstandige die verplicht verzekerd is ingevolge de Algemene Ouderdomswet en de Algemene Weduwen- en Wezenwet vastgesteld overeenkomstig het bepaalde voor de vaststelling van de premie voor de verplichte verzekering ingevolge deze wetten, met dien verstande dat zijn/haar inkomen wordt geacht in Nederland te zijn genoten. Voor de echtgeno(o)t(e) van een werknemer of zelfstandige die op of na 1 april 1985 verplicht verzekerd is geworden, wordt de premie vastgesteld overeenkomstig het bepaalde voor de vaststelling van de premie voor de vrijwillige verzekering ingevolge de Algemene Ouderdomswet en de Algemene Weduwen- en Wezenwet.
g
De bevoegdheid als bedoeld onder f) bestaat slechts indien de echtgeno(o)t(e) van de werknemer of zelfstandige uiterlijk één jaar na de aanvang van diens verplichte verzekering aan de Sociale Verzekeringsbank te kennen geeft aan de vrijwillige verzekering te willen deelnemen. Voor echtgenoten van werknemers of zelfstandigen die direct voorafgaande aan of op 1 april 1985 verplicht verzekerd werden, vangt de termijn van één jaar aan drie maanden nadat de in artikel 97, tweede lid sub d) bedoelde kennisgeving heeft plaatsgevonden.
h
Het bepaalde onder a), b), c), d) en f) geldt niet voor tijdvakken welke samenvallen met tijdvakken die in aanmerking kunnen worden genomen bij de berekening van een pensioen ingevolge de wettelijke regeling inzake ouderdomspensioen van een andere Staat dan Nederland en evenmin voor tijdvakken gedurende welke de betrokkene ingevolge een zodanige regeling een pensioen ontving.
i
Als tijdvakken van verzekering worden bij de toepassing van artikel 33, tweede tot en met het vijfde lid van dit Verdrag uitsluitend in aanmerking genomen de tijdvakken van verzekering, welke na het bereiken van de 15-jarige leeftijd zijn vervuld krachtens de Nederlandse Algemene Ouderdomswet.
3. Algemene Weduwen- en Wezenwet
a)i)
Als tijdvakken van verzekering worden bij de toepassing van artikel 33, tweede tot en met het vijfde lid van dit Verdrag uitsluitend in aanmerking genomen de tijdvakken van verzekering, welke na het bereiken van de 15-jarige leeftijd zijn vervuld krachtens de Nederlandse Algemene Weduwen- en Wezenwet.
a)ii)
Als tijdvakken van verzekering, vervuld krachtens de Nederlandse Algemene Weduwen- en Wezenwet worden bij de toepassing van artikel 33 van dit Verdrag mede aangemerkt tijdvakken gelegen vóór 1 oktober 1959, gedurende welke de overledene na het bereiken van de 15-jarige leeftijd op Nederlands grondgebied heeft gewoond of gedurende welke hij, op het grondgebied van een andere Verdragsluitende Partij wonende, in Nederland of op een in artikel 1 , sub m) van dit Verdrag bedoeld schip arbeid heeft verricht in dienst van een in Nederland gevestigde werkgever.
b)
De krachtens het bepaalde sub a) in aanmerking te nemen tijdvakken worden buiten beschouwing gelaten wanneer zij samenvallen met tijdvakken van verzekering, welke krachtens de wetgeving inzake uitkeringen aan nagelaten betrekkingen van een andere Staat dan Nederland zijn vervuld.
4. Arbeidsongeschiktheidsverzekering
Bij de toepassing van artikel 33 van dit Verdrag zullen de Nederlandse organen de volgende bepalingen in acht nemen:
- a)
is de rijnvarende op het tijdstip waarop de arbeidsongeschiktheid met daaropvolgende invaliditeit is ontstaan werknemer, dan stelt het bevoegde orgaan het uitkeringsbedrag vast overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering van 18 februari 1966 (WAO), rekening houdende met:
- —
de tijdvakken van verzekering, vervuld krachtens genoemde wet van 18 februari 1966 (WAO);
- —
de tijdvakken van verzekering, vervuld na het bereiken van de 15-jarige leeftijd krachtens de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet van 11 december 1975 (AWW[lees: AAW]), voorzover deze niet samenvallen met de tijdvakken van verzekering, door de betrokkene vervuld krachtens genoemde wet van 18 februari 1966 , en
- —
de tijdvakken van arbeid in loondienst en de daarmede gelijkgestelde tijdvakken, welke voor 1 juli 1967 in Nederland of op een schip als bedoeld in artikel 1 , sub m) van dit Verdrag voor een in Nederland gevestigde werkgever, zijn vervuld;
- b)
is de rijnvarende op het tijdstip waarop de arbeidsongeschiktheid met daarop volgende invaliditeit is ontstaan zelfstandige, dan stelt het bevoegde orgaan het uitkeringsbedrag vast overeenkomstig de bepalingen van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet van 11 december 1975 (AAW), rekening houdende met:
- —
de tijdvakken van verzekering door de betrokkene vervuld na het bereiken van de 15-jarige leeftijd, krachtens genoemde wet van 11 december 1975 (AAW);
- —
de tijdvakken van verzekering vervuld krachtens de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering van 18 februari 1966 (WAO), voorzover deze niet samenvallen met tijdvakken van verzekering vervuld krachtens genoemde wet van 11 december 1975 (AAW), en
- —
de tijdvakken van arbeid in loondienst en de daarmede gelijkgestelde tijdvakken, welke voor 1 juli 1967 in Nederland of op een schip als bedoeld in artikel 1 , sub m) van dit Verdrag voor een in Nederland gevestigde werkgever, zijn vervuld.
- c)
Bij de vaststelling van de Nederlandse invaliditeitsuitkering met toepassing van artikel 28, lid 1 van dit Verdrag wordt door de Nederlandse organen geen rekening gehouden met de eventueel krachtens de Toeslagenwet aan de uitkeringsgerechtigde toe te kennen toeslag. Het recht op deze toeslag en de hoogte ervan worden uitsluitend vastgesteld op grond van de bepalingen van de Toeslagenwet.
Toepassing van de wetgeving van Zwitserland
1
Het beginsel van gelijkheid van behandeling, neergelegd in artikel 7 van dit Verdrag, is niet van toepassing op de bepalingen van de federale wetgeving inzake de ouderdoms- en overlevingsverzekering en inzake de invaliditeitsverzekering betreffende:
- a)
de vrijwillige verzekering van Zwitserse onderdanen in het buitenland;
- b)
de ondersteuning toegekend aan Zwitserse onderdanen in het buitenland.
2
De voorzieningen inzake beroepsarbeid, de voorzieningen inzake bijzondere scholing en de voorzieningen ten behoeve van gebrekkige minderjarigen, voorzien in de federale wetgeving inzake invaliditeitsverzekering, gelden als uitkeringen.
3
Wat de revalidatievoorzieningen, voorzien in de federale wetgeving inzake de invaliditeitsverzekering betreft, geldt het volgende:
- a)
rijnvarenden kunnen aanspraak maken op deze voorzieningen voor zover zij, onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop zij deze voorzieningen moeten ontvangen, een volledige dienstbetrekking met permanent karakter hebben uitgeoefend op een in Zwitserland ingeschreven schip;
- b)
echtgenoten en weduwen die geen winstgevende arbeid verrichten, alsmede minderjarige kinderen van rijnvarenden, kunnen aanspraak maken op deze voorzieningen, zolang zij hun domicilie in Zwitserland behouden, voor zover zij gedurende ten minste één jaar, onmiddellijk voorafgaande aan het tijdstip waarop zij deze voorzieningen moeten ontvangen, onafgebroken in Zwitserland hebben gewoond. De periode van wonen wordt echter als onafgebroken beschouwd wanneer het verblijf buiten het Zwitserse grondgebied niet langer duurt dan twee maanden in de loop van een jaar;
- c)
minderjarige kinderen van rijnvarenden kunnen bovendien aanspraak maken op deze voorzieningen, wanneer zij hun domicilie in Zwitserland hebben en aldaar invalide geboren zijn of wanneer zij sedert hun geboorte onafgebroken in Zwitserland hebben gewoond;
4
Artikel 35, derde lid van dit Verdrag is slechts van toepassing in geval van invaliditeit, volgens de volgende regels: de rijnvarende, die ten gevolge van ziekte of ongeval gedwongen is zijn werkzaamheden op een in Zwitserland ingeschreven schip te beëindigen en wiens invaliditeit in dit land is vastgesteld, wordt voor de duur van een jaar, te rekenen vanaf de datum van beëindiging van de werkzaamheden gevolgd door invaliditeit, als verzekerde in de zin van de Zwitserse wetgeving beschouwd.
5
Wat de toepassing van artikel 7, tweede lid van dit Verdrag betreft geldt het volgende:
- a)
rijnvarenden hebben recht op de buitengewone renten ingevolge de invaliditeitsverzekering onder dezelfde voorwaarden als Zwitserse onderdanen, zolang zij hun domicilie in Zwitserland behouden en indien zij onmiddellijk voorafgaande aan de datum met ingang waarvan zij de rente aanvragen onafgebroken gedurende vijf jaren in Zwitserland hebben gewoond;
- b)
rijnvarenden, onderscheidenlijk nabestaanden van rijnvarenden, hebben recht op de buitengewone renten ingevolge de ouderdoms- en overlevingsverzekering onder dezelfde voorwaarden als Zwitserse onderdanen, zolang zij hun domicilie in Zwitserland behouden en indien zij, onmiddellijk voorafgaande aan de datum met ingang waarvan zij de rente aanvragen, onafgebroken gedurende tien jaren, waarvan vijf opeenvolgende jaren onmiddellijk aan deze datum voorafgaande, wanneer het een ouderdomsrente betreft en gedurende vijf opeenvolgende aan genoemde datum voorafgaande jaren wanneer het een overlevingsrente of een ouderdomsrente betreft welke een invaliditeitsrente of een overlevingsrente vervangt, in Zwitserland hebben gewoond;
- c)
rijnvarenden, onderscheidenlijk nabestaanden van rijnvarenden, hebben recht op de aanvullende uitkeringen van de ouderdoms- en overlevingsverzekering en van de invaliditeitsverzekering onder dezelfde voorwaarden als Zwitserse onderdanen zolang zij hun domicilie in Zwitserland behouden en indien zij onmiddellijk voorafgaande aan de datum met ingang waarvan zij de aanvullende uitkeringen aanvragen, onafgebroken gedurende vijftien jaren in Zwitserland hebben gewoond;
- d)
de perioden van wonen, vermeld in het bepaalde sub a) tot en met c) van dit lid worden als onafgebroken beschouwd, wanneer het verblijf buiten het Zwitserse grondgebied niet langer duurt dan drie maanden in de loop van een kalenderjaar.
6
Verstrekkingen ten behoeve van het gezin worden toegekend aan in Zwitserland woonachtige familieleden van een zelfstandig Rijnvarende, die onderworpen is aan de wetgeving van een andere Partij tot dit Verdrag, als ware deze zelfstandig Rijnvarende, werknemer in de zin van het 1e artikel, letter m van het Verdrag; deze verstrekkingen komen ten laste van het competent verzekeringsorgaan, overeenkomstig de wetgeving van Zwitserland.