Einde inhoudsopgave
Verdrag betreffende de sociale zekerheid van rijnvarenden (herzien)
Artikel 28
Geldend
Geldend vanaf 01-12-1987
- Bronpublicatie:
30-11-1979, Trb. 1981, 43 (uitgifte: 02-03-1981, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-12-1987
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-12-1987, Trb. 1987, 191 (uitgifte: 01-01-1987, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationale sociale zekerheid / Algemeen
1.
Wanneer een persoon achtereenvolgens of afwisselend als rijnvarende onderworpen is geweest aan de wetgevingen van twee of meer Verdragsluitende Partijen, waarvan er ten minste één niet tot het in artikel 25, eerste lid bedoelde type behoort, heeft deze persoon recht op uitkeringen overeenkomstig de bepalingen van Afdeling 3 van dit hoofdstuk, welke van overeenkomstige toepassing zijn.
2.
De betrokkene die door arbeidsongeschiktheid met daaropvolgende invaliditeit wordt getroffen, terwijl op hem een in Bijlage VI vermelde wetgeving van toepassing is, heeft echter recht op uitkeringen overeenkomstig artikel 27, onder de beide volgende voorwaarden:
- —
hij moet voldoen aan de door deze wetgeving of andere wetgeving van hetzelfde type gestelde voorwaarden, eventueel met inachtneming van artikel 26, eerste, tweede en derde lid, zonder dat echter een beroep moet worden gedaan op tijdvakken van verzekering welke krachtens een niet in Bijlage VI vermelde wetgeving zijn vervuld;
- —
hij mag niet voldoen aan de voorwaarden welke door een niet in Bijlage VI vermelde wetgeving voor het recht op uitkeringen zijn gesteld.
3
a)
Om het recht op uitkeringen krachtens een in Bijlage VI vermelde wetgeving van een Verdragsluitende Partij, die de toekenning van invaliditeitsuitkeringen afhankelijk stelt van de voorwaarde dat de betrokkene gedurende een bepaald tijdvak ziekengeld heeft ontvangen of arbeidsongeschikt is geweest, vast te stellen, wordt, wanneer de rijnvarende, die aan deze wetgeving onderworpen is geweest, door arbeidsongeschiktheid met daaropvolgende invaliditeit wordt getroffen, terwijl hij aan de wetgeving van een andere Verdragsluitende Partij onderworpen is, onverminderd het bepaalde in artikel 25, eerste lid, rekening gehouden met:
- i)
elk tijdvak waarover hij voor deze arbeidsongeschiktheid ziekengeld, of in plaats daarvan, zijn loon heeft genoten;
- ii)
elk tijdvak waarover hij invaliditeitsuitkeringen heeft ontvangen voor de invaliditeit die op bedoelde arbeidsongeschiktheid volgde, krachtens de wetgeving van de tweede Partij, alsof het een tijdvak betrof waarover hem ziekengeld was verleend krachtens de wetgeving van eerstbedoelde Partij of tijdens hetwelk hij arbeidsongeschikt was geweest in de zin van deze wetgeving;
b)
Het recht op invaliditeitsuitkeringen gaat, ten aanzien van de wetgeving van de eerste Verdragsluitende Partij, in te rekenen van het tijdstip waarop de uitkeringstermijn van het ziekengeld of het tijdvak van aanvankelijke arbeidsongeschiktheid, voorgeschreven door deze wetgeving is beëindigd, doch niet eerder dan op het tijdstip waarop het recht op invaliditeitsuitkeringen wordt geopend of het recht op ziekengeld ophoudt, krachtens de wetgeving van de tweede Verdragsluitende Partij.