Einde inhoudsopgave
Regeling houders van dieren
Artikel 2.2 De aanvraag
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2024
- Bronpublicatie:
17-04-2024, Stcrt. 2024, 13040 (uitgifte: 01-05-2024, regelingnummer: WJZ/ 52425677)
- Inwerkingtreding
01-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-04-2024, Stcrt. 2024, 13040 (uitgifte: 01-05-2024, regelingnummer: WJZ/ 52425677)
- Vakgebied(en)
Dierenrecht / Algemeen
1.
Een aanvraag voor aanwijzing van een diersoort of diercategorie als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, van de wet of artikel 4.14, eerste lid, van het besluit, dan wel tot intrekking van een aanwijzing als bedoeld in die artikelen, wordt ingediend met gebruikmaking van een middel dat door de Minister beschikbaar is gesteld.
2.
Op de aanvraag wordt binnen een termijn van zes maanden beslist. De Minister kan de beslissing op de aanvraag voor ten hoogste drie maanden verdagen. Van de verdaging wordt voor de afloop van de eerste termijn mededeling gedaan aan de aanvrager, waarbij een termijn wordt genoemd waarbinnen beslist wordt.
3.
De artikelen 4:2, 4:3a, 4:5, 4:6 en 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing op de aanvraag.
4.
Voor een aanvraag als bedoeld in het eerste lid is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 500.