RvdW 2020/1214
Medeplegen gewoontewitwassen en medeplegen valsheid in geschrift. HR herhaalt relevante overwegingen uit NJ 2020/250, m.nt. Reijntjes m.b.t. verhoorbijstand. Oordeel hof dat in 2011 aan het EVRM niet het recht kon worden ontleend op verhoorbijstand, nu dat recht eerst op een later in de tijd gelegen moment aan de verdachte is toegekend, getuigt van een onjuiste rechtsopvatting. Dit hoeft echter niet tot cassatie te leiden, gelet op art. 359a Sv en de onvoldoende onderbouwing van het verweer dat slechts inhoudt dat ‘het EVRM is geschonden’ omdat de raadsman ‘indertijd geen verhoorbijstand [heeft] kunnen geven aan de verdachte’.
HR 10-11-2020, ECLI:NL:HR:2020:1756
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
10 november 2020
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, Y. Buruma, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
19/01452
- Conclusie
A-G mr. D.J.M.W. Paridaens
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Voorfase
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1756, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑11‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:1052, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑09‑2020
Essentie
Medeplegen gewoontewitwassen en medeplegen valsheid in geschrift. HR herhaalt relevante overwegingen uit NJ 2020/250, m.nt. Reijntjes m.b.t. verhoorbijstand. Oordeel hof dat in 2011 aan het EVRM niet het recht kon worden ontleend op verhoorbijstand, nu dat recht eerst op een later in de tijd gelegen moment aan de verdachte is toegekend, getuigt van een onjuiste rechtsopvatting. Dit hoeft echter niet tot cassatie te leiden, gelet op art. 359a Sv en de onvoldoende onderbouwing van het verweer dat slechts inhoudt dat ‘het EVRM is geschonden’ omdat de raadsman ‘indertijd geen verhoorbijstand [heeft] kunnen geven aan ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.