Hof Amsterdam, 15-03-2016, nr. 200.171.328/01
ECLI:NL:GHAMS:2016:976
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
15-03-2016
- Zaaknummer
200.171.328/01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2016:976, Uitspraak, Hof Amsterdam, 15‑03‑2016; (Hoger beroep)
ECLI:NL:GHAMS:2016:56, Uitspraak, Hof Amsterdam, 12‑01‑2016; (Hoger beroep)
- Wetingang
art. 681 Burgerlijk Wetboek Boek 7
- Vindplaatsen
AR 2016/1633
AR 2016/1477
JAR 2016/180 met annotatie van mr. dr. J.P. Quist
AR-Updates.nl 2016-0601
VAAN-AR-Updates.nl 2016-0601
Uitspraak 15‑03‑2016
Inhoudsindicatie
Appel van ECLI:NL:RBAMS:2015:355. Kennelijk onredelijk ontslag? Tot op tegenbewijs heeft werkgeefster de 26-week-voorwaarde overtreden. Nadere instructie.
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.171.328/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam: 2889183 / CV EXPL 14-7631
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 15 maart 2016 (bij vervroeging)
inzake
[APPELLANT] ,
wonend te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
tegen
BRAINCAP B.V.,
gevestigd te Wormerveer, gemeente Zaanstad,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.A. van Haelst te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna [appellant] en Braincap genoemd.
Op 12 januari 2016 is een tussenarrest gewezen. Ter uitvoering daarvan heeft op 5 februari 2016 een comparitie van partijen plaatsgevonden. Voorafgaand aan deze comparitie hebben zowel Braincap als [appellant] producties overgelegd. Ter comparitie hebben partijen hun standpunten toegelicht en vragen van het hof beantwoord.
Vervolgens is arrest gevraagd.
1. Beoordeling
1.1
In het tussenarrest is Braincap verzocht nadere financiële informatie te verstrekken over het daadwerkelijke resultaat over het eerste half jaar dan wel de eerste zeven maanden van 2013 alsmede over de (uiterlijk) op 31 juli 2013 bestaande prognose voor het tweede halfjaar 2013. Ook is Braincap verzocht mede te delen hoe de functies van de in de periode 24 juli 2013 tot 24 januari 2014 aangenomen drie nieuwe personeelsleden zich tot de functie van [appellant] verhouden alsook of in de periode 24 juli 2013 tot 24 januari 2014 arbeidskrachten, anders dan werknemers die al vóór 24 juli 2013 bij haar in dienst waren, bij opdrachtgevers zijn geplaatst, en zo ja, om welke werkzaamheden het hierbij ging, meer specifiek, of het hier om werkzaamheden ging van dezelfde aard als die welke [appellant] had verricht.
1.2
Braincap heeft overgelegd een e-mail d.d. 4 januari 2013, verzonden aan de Rabobank alsmede een toelichting met daarin geprognotiseerde en gerealiseerde cijfers over 2013, alsmede een overzicht met de maandrapportages over 2013, en enkele bladzijden uit de jaarrekening 2013 en 2014. Ook is een overzicht verstrekt van de specialismen van de zeven werknemers die in de periode 1 januari 2013 tot en met 31 juli 2014 door Braincap in dienst zijn gekomen, met enkele daarbij behorende functiebeschrijvingen.
1.3
[appellant] heeft overgelegd enkele bladzijden uit de bij de Kamer van Koophandel door Braincap over 2012 en 2013 gedeponeerde gegevens.
1.4
Ter comparitie heeft Braincap een toelichting gegeven op de nader door partijen overgelegde stukken. Aanvankelijk waren de volledige in verband met de doorstart gemaakte kosten ad € 728.682,- (betaling goodwill, betaling schulden) ten laste van het resultaat over 2012 gebracht. Dat resulteerde voor 2012 in een verlies van € 322.736,-. De voor het jaar 2013 ingeschakelde nieuwe accountant was van oordeel dat het in één jaar (2012) nemen van dit verlies onjuist, althans niet nodig was. Dit resulteerde er in dat de helft van dit bedrag als eenmalige bate alsnog op de winst en verliesrekening voor 2013 werd opgevoerd. In plaats van een verlies van € 97.000 over 2013 ontstond daardoor een winst van ongeveer drie ton over dat jaar.
1.5
Het hof constateert dat Braincap, ondanks het in het tussenarrest geformuleerde verzoek om cijfers met het daadwerkelijke resultaat over 2013 over te leggen, niet de winst- en verliesrekening heeft ingebracht, maar heeft volstaan met het inbrengen van interne cijfers, waaruit de hierboven beschreven eenmalige bate niet bleek. Aldus heeft Braincap nog steeds niet de financiële duidelijkheid verstrekt die nodig is om te kunnen beoordelen of het noodzakelijk was een reorganisatie door te voeren waarbij slechts de arbeidsplaats van [appellant] kwam te vervallen.
1.6
Uit de door Braincap overgelegde interne cijfers valt op te maken dat de gerealiseerde omzet over de eerste twee maanden van 2013 boven de begroting voor die twee maanden lag (€ 122.303,- tegenover € 98.263,-). Nadat op 29 januari 2013 aan [appellant] was medegedeeld dat ontslag voor hem onvermijdelijk zou zijn indien er voor hem per 1 maart 2013 geen opdracht gevonden zou zijn, heeft Braincap [appellant] op 7 maart 2013 medegedeeld dat hij op non-actief werd gesteld en dat een ontslagprocedure zou worden gestart. Braincap heeft ter comparitie verklaard dat de vooruitzichten op dat moment slecht waren, maar Braincap heeft onvoldoende toegelicht hoe dat te rijmen is met het feit dat de resultaten op dat moment boven begroting lagen.
1.7
Er is niet gebleken dat Braincap zich na 7 maart 2013 nog heeft ingezet om [appellant] herplaatst te krijgen.
1.8
Het UWV heeft op 24 juli 2013 voor [appellant] een ontslagvergunning verleend met de in het tussenarrest beschreven 26-week-voorwaarde inhoudend "(…) dat, indien er binnen 26 weken na bekendmaking van deze toestemming een passende vacature voor werkzaamheden van dezelfde aard voor betrokken werknemer ontstaat, betrokken werknemer door u zal worden benaderd en als kandidaat voor de terbeschikkingstelling bij die opdrachtgever / inlener zal worden voorgedragen”. [appellant] heeft aangevoerd dat Braincap deze voorwaarde heeft overtreden, en daarbij gewezen op e-mailberichten van 18 september 2013, 19 oktober 2013, 24 november 2013, 20 december 2013, 22 december 2013, 20 januari 2014 (allen productie 22 bij dagvaarding eerste aanleg), en op de vacature voor een Java/Front End Developer met als startdatum 23 september 2013, voor een Java ontwikkelaar met als startdatum 9 september 2013 en voor een Senior Front End Ontwikkelaar met als startdatum 1 augustus 2013 (allen productie 23 bij dagvaarding eerste aanleg). Braincap heeft ter comparitie verklaard dat het voorkomt dat externe partijen medewerkers werven, om die dan aan derden, in dit geval Braincap, te kunnen aanbieden. Het hof oordeelt hierover als volgt. In de drie bij productie 23 overgelegde vacatures wordt als contactpersoon [X] vermeld, met als e-mail adres een e-mail adres met daarin de naam Braincap. Onder aan de advertentie wordt ook het bezoekadres van Braincap genoemd. Het hof acht daarmee de verklaring van Braincap, dat de vacatures (zoals overgelegd als productie 23) niet door haar, maar buiten haar medeweten door derden zijn geplaatst, ongeloofwaardig.
1.9
Braincap heeft aan de hand van de ter gelegenheid van de comparitie ingebrachte productie verklaard dat in de periode 1 januari 2013 tot en met 31 juli 2014 zeven nieuwe werknemers in dienst zijn genomen. Drie van hen zijn gestart in de periode waarop de 26-week-voorwaarde betrekking heeft. Twee van hen hebben de functie Netwerkspecialist en specialisme Microsoft, één is een Informatiespecialist. Op 17 juni 2013 is naar zeggen van Braincap een Ontwikkelaar met als specialisme Delta Cobol/Unix voor bepaalde tijd in dienst gekomen, en op 1 juli 2013 een Test Coördinator. Braincap heeft ter comparitie bevestigd dat [appellant] van 1986 tot 2004 Cobol ontwikkelaar was, doch heeft gesteld dat de indienstname per 17 juni 2013 in feite een payroll-constructie was: een klant wilde een met name genoemde persoon laten werken, doch wilde niet zelf een dienstverband met betrokkene aangaan. Braincap is toen als werkgever gaan fungeren; er was echter geen mogelijkheid om in plaats van deze persoon [appellant] voor te dragen. Het hof constateert dat Braincap deze informatie niet eerder kenbaar had gemaakt, doch slechts had gesteld dat er gedurende de 26-week-periode niemand was aangenomen voor werkzaamheden die [appellant] had kunnen verrichten.
1.10
Gelet op de hierboven genoemde omstandigheden acht het hof voorshands bewezen dat Braincap de 26-week-voorwaarde heeft overtreden. Braincap heeft nadrukkelijk bewijs aangeboden dat zulks niet het geval was. Braincap zal daarom in de gelegenheid worden gesteld dit bewijsvermoeden te ontzenuwen.
1.11
Indien Braincap er in slaagt het hierboven genoemde bewijsvermoeden te ontzenuwen, zal aan de orde komen of de opzegging door Braincap kennelijk onredelijk is. Het hof spreekt reeds als zijn oordeel uit dat zulks het geval is. Of een door een werkgever gegeven ontslag kennelijk onredelijk is hangt er van af of de werkgever in strijd met het goed werkgeverschap heeft gehandeld (Hoge Raad 12 februari 2010, LJN BK4472, Rutten/Breed). Daarbij zijn alle omstandigheden van het geval relevant. Het hof acht sprake van strijd met het goed werkgeverschap gedurende het ontslagtraject en bij het geven van ontslag. Daarbij zijn de volgende omstandigheden van belang. Weliswaar heeft Braincap vóór 1 maart 2013 getracht [appellant] te herplaatsen, maar van een herplaatsinspanning vanaf 1 maart 2013 is, hoewel [appellant] toen nog gewoon in dienst was, op geen enkele manier gebleken. Het versturen van de onder 2.4 van het tussenarrest genoemde e-mail was buitengewoon onzorgvuldig. Niet alleen werd hiermee door Braincap de indruk gewekt dat met een verborgen agenda werd gewerkt ([appellant] mocht niet weten dat er gezocht werd naar een Java Developper), evenzo werd aan collega’s van [appellant] kenbaar gemaakt dat voor hem een ontslagprocedure liep. Als het versturen van deze e-mail per ongeluk gebeurde maakt dit niet anders. Braincap is gedurende het ontslagproces ook anderszins niet transparant geweest naar [appellant]. Dat op het moment van de ontslagaanzegging er een resultaat was geboekt boven begroting is pas achteraf aan [appellant] kenbaar gemaakt, terwijl aan [appellant] en in de UWV-procedure uitsluitend negatieve cijfers en negatieve vooruitzichten werden gemeld. Dat er ook gedurende de periode waarop de 26-week-voorwaarde betrekking had door Braincap in ieder geval ook werd rondgekeken naar Java Developpers, is op dat moment niet aan [appellant] kenbaar gemaakt. Zelfs indien wordt uitgegaan van de thans door Braincap ingebrachte financiële informatie over 2013, op grond waarvan Braincap enig belang had om tot reductie van personeelskosten te komen, dan weegt dat belang niet op tegen de gevolgen voor [appellant] van het verlies van zijn baan. Gelet op zijn leeftijd, ten tijde van het einde van het dienstverband 48 jaar, en gelet op zijn betrekkelijk eenzijdig arbeidsverleden, waren de vooruitzichten op de arbeidsmarkt voor [appellant] ten tijde van het ontslag niet gunstig.
1.12
Het hof is op grond van hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat, mocht geen sprake zijn van overtreding van de 26-week-voorwaarde zoals boven gemeld, de opzegging kennelijk onredelijk is. [appellant] komt dienaangaande een vergoeding toe. Aan de door Braincap ingebrachte uitdraai van de website hoelangwerkloos.nl (419 dagen te verwachten werkloosheid met een uitstroomkans van 72%) kan niet de daaraan door Braincap toegekende waarde worden toegekend, mede omdat deze prognose uitgaat van een dienstverband van afgerond een jaar, terwijl sprake was van een voortgezet dienstverband van ruim twintig jaar. Mede rekening houdend met een op het moment van het ontslag te verwachten duur van werkloosheid van [appellant], die schattenderwijs op 24 maanden zal worden bepaald, en het dientengevolge te verwachten inkomensverlies, zal deze schadevergoeding op € 25.000,- bruto worden bepaald.
1.13
Voor het geval dat Braincap de 26-weeks-voorwaarde niet mocht hebben overtreden, is tevens aan de orde of Braincap de juiste opzegtermijn in acht heeft genomen. Braincap baseert zich op een diensttijd van ruim één jaar en stelt dat de opzegtermijn een maand bedraagt; [appellant] gaat uit van een diensttijd vanaf 1993 hetgeen resulteert in een opzegtermijn van vier maanden. [appellant] voert daartoe aan dat met de oprichting van Braincap op 25 mei 2013 sprake is van een opvolgend werkgeverschap in verband met het voorafgaande dienstverband met Integer Noord-Nederland B.V. Hoewel de wettekst van artikel 7:672 BW niet voorziet in de situatie dat werkgevers redelijkerwijs moeten worden geacht elkaars opvolger te zijn, ziet het hof geen aanleiding op grond hiervan te oordelen dat een opvolgend werkgeverschap voor toepassing van artikel 7:672 BW daarmee niet van belang is. Daartoe dient het volgende. Artikel 7:672 BW noemt één situatie waarbij op zich zelf verschillende dienstverbanden voor wat betreft de bepaling van de opzegtermijn bij elkaar worden opgeteld, te weten de herstelde arbeidsovereenkomst. Artikel 7:672 BW kent dus de situatie dat wordt afgeweken van de lengte van het formele laatste dienstverband. In de tweede plaats is bij de totstandkoming van dit wetsartikel (TK 1998/99, 26257, 7, p. 17) gesteld dat bij opvolging van arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd elke arbeidsovereenkomst in beginsel op zich zelf staat omdat bij de beëindiging van de voorgaande arbeidsovereenkomst de opzegtermijn geacht wordt te zijn verbruikt. In het onderhavige geval is van een beëindiging, laat staan van een door Integer Noord-Nederland B.V. in acht genomen opzegtermijn ter zake het dienstverband met Integer Noord-Nederland B.V. geen sprake: de dienstverbanden zijn in elkaar overgegaan. In de derde plaats acht het hof onvoldoende aanleiding om bij de beoordeling of sprake is van een geldige proeftijd, dan wel voor toepassing van de ketenregeling zoals geregeld in artikel 7:668a BW, wel rekening te houden met opvolgend werkgeverschap, en voor de berekening van de opzegtermijn niet.
1.14
In het onderhavige geval is onmiskenbaar sprake van nauwe banden tussen Integer Noord-Nederland B.V. en Braincap. De huidige directie van Braincap wordt gevormd door bestuurders die behoorden tot het Integer-concern. Voortzetting van de activiteiten van Integer Noord-Nederland B.V. door Braincap vond plaats binnen twee dagen na het faillissement van eerstgenoemde. [appellant] behield bij Braincap dezelfde leidinggevende als bij Integer Noord-Nederland B.V. Naar het oordeel van het hof dient Braincap voor de toepassing van artikel 7:672 BW daarom ook als opvolger van Integer Noord-Nederland B.V. te worden beschouwd. De door Braincap in acht te nemen opzegtermijn had derhalve vier maanden behoren te bedragen. De hierop gebaseerde vordering van [appellant] is toewijsbaar.
1.15
Nu [appellant] salaris vordert over de niet in acht genomen opzegtermijn, heeft hij kennelijk het oog op de gefixeerde schadevergoeding zoals bepaald in artikel 7:677 lid 4 BW, en niet op de volledige schadevergoeding. In geval van dat laatste zou immers rekening moeten worden gehouden met besparingen, zoals eventueel ontvangen uitkeringen. Braincap heeft dit kennelijk ook zo begrepen. Uitgaande van een vordering tot toekenning van de gefixeerde schadevergoeding is vergoeding vanwege het gemis van de lease auto niet aan de orde, nu de gefixeerde schadevergoeding ziet op het in geld vastgestelde loon. De hierop betrekking hebbende vordering zal worden afgewezen.
1.16
Het hof zal Braincap in de gelegenheid stellen zich er over uit te laten of zij het onder 1.10 genoemde bewijsvermoeden wil ontzenuwen en indien dit het geval is, hoe zij zulks wenst te doen.
1.17
Het hof geeft partijen in overweging te trachten op grond van hetgeen hiervoor is overwogen tot een minnelijke regeling te komen.
1.18
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
4. Beslissing
Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 12 april 2016 voor een akte aan de zijde van Braincap met het hiervoor onder 1.16 omschreven doel;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.C. Boot, S.F. Schütz en R.Tj. Terpstra en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2016.
Uitspraak 12‑01‑2016
Inhoudsindicatie
Arbeidsovereenkomst. Ontslag. Is door UWV gestelde wederintredingsvoorwaarde geschonden? Voldoende bedrijfseconomische redenen voor ontslag.
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.171.328/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam: 2889183 / CV EXPL 14-7631
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 12 januari 2016
inzake
[APPELLANT] ,
wonend te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
tegen
BRAINCAP B.V.,
gevestigd te Wormerveer, gemeente Zaanstad,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.A. van Haelst te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna [appellant] en Braincap genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 17 april 2015 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter), van 19 januari 2015, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellant] als eiser en Braincap als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, tevens akte wijziging van eis;
- memorie van antwoord.
Vervolgens is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog
Primair
voor recht verklaart dat het door Braincap aan [appellant] verleende ontslag nietig is omdat Braincap niet voldaan heeft aan de door het UWV Werkbedrijf gestelde voorwaarde;
Braincap veroordeelt om aan al haar verplichtingen op grond van de arbeidsovereenkomst met [appellant] te voldoen;
Braincap veroordeelt om aan [appellant] zijn bruto salaris te betalen vanaf de maand september 2013 van (in 2013) € 3.474,- bruto per maand, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente vanaf de vervaltermijn van iedere salarisbetaling tot aan de dag van de algehele voldoening;
Subsidiair
4. Braincap veroordeelt om aan [appellant] zijn bruto salaris te betalen over de maanden september, oktober, november en december 2013 van € 3.474,- per maand, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf ieder moment van verschuldigdheid steeds tot aan de dag van de algehele voldoening;
5. Braincap veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 500,- bruto per maand voor het gemis van de leaseauto die Braincap aan hem ter beschikking had moeten stellen te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2013, 1 november 2013, 1 december 2013 en 1 januari 2014;
6. voor recht verklaart dat het door Braincap aan [appellant] verleende ontslag kennelijk onredelijk is;
7. primair: Braincap veroordeelt om de arbeidsovereenkomst met [appellant] binnen zeven dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis te herstellen op straffe van een dwangsom, althans subsidiair: Braincap veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 75.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
Primair en subsidiair
8. Braincap veroordeelt in de proceskosten in beide instanties, met rente over de proceskosten in eerste aanleg.
Braincap heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis met veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.
2. Feiten
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1.1 tot en met 1.17 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.1
[appellant], geboren op 1 februari 1965, is op 1 juli 1993 bij Integer Noord-Nederland B.V. in dienst getreden in de functie van Medior Java Developer. Integer Noord-Nederland B.V. was één van de vennootschappen van de Integer-Groep. Op 23 mei 2012 is het faillissement uitgesproken van alle vennootschappen van deze groep. Bij brief van 25 mei 2012 heeft de curator bij brief aan de personeelsleden van deze vennootschappen medegedeeld dat er een doorstart is gerealiseerd en dat de bedrijfsactiviteiten van de Integer-vennootschappen zullen worden voortgezet door Braincap B.V. en dat laatstgenoemde (een deel van) het personeel zal benaderen om bij haar in dienst te treden. Braincap heeft ongeveer 80 van de 160 personeelsleden die bij de Integer-vennootschappen in dienst waren een arbeidsovereenkomst aangeboden. Braincap heeft ook aan [appellant] zo’n aanbod gedaan en [appellant] heeft dat aanvaard en is op 29 mei 2012 bij Braincap in dienst getreden, in de functie van Software Engineer III als Java Developer tegen een salaris van € 3.474,- bruto per maand, op basis van een 90% dienstverband. In de zomer 2012 eindigde de detachering van [appellant] bij het Ministerie van Defensie, welke detachering op dat moment twee jaar had geduurd. Na 1 september 2012 heeft Braincap [appellant] niet meer bij derden of anderszins te werk gesteld.
2.2
Braincap heeft [appellant] op 29 januari 2013 medegedeeld dat ontslag voor hem onvermijdelijk zou zijn indien er voor hem per 1 maart 2013 geen opdracht gevonden zou zijn. Braincap heeft [appellant] op 7 maart 2013 medegedeeld dat hij op non-actief werd gesteld en dat een ontslagprocedure zou worden gestart.
2.3
Op 25 maart 2013 heeft de directie van Braincap in een brief aan al haar medewerkers onder andere geschreven: “Terugkijkend op het verkorte boekjaar 2012 stellen wij dat de zeven maanden Braincap, rekening houdend met het uitdagende startpunt, redelijk succesvol zijn geweest. Deze eerste maanden hebben een gezonde basis gelegd voor een bescheiden omzetgroei en een positief nettoresultaat in 2013. (…) Samenvatting
- -
Operationeel resultaat positief
- -
Hogere doorstartkosten
- -
Arbeidsvoorwaardelijk geen recht op bonus
- -
Gedeeltelijke bonusuitkering
- -
Vooruitzichten 2013 positief. (…)”.
2.4
Braincap heeft op 21 mei 2013 haar nieuwe website gelanceerd. Op deze website werd die dag een vacature voor een “Medior/Senior JAVA Developer Medior” geplaatst. Op diezelfde 21 mei 2013 heeft Van der Horde, human resources manager bij Braincap, een voor de directie en de website-ontwerper bedoelde e-mail aan het voltallig personeel van Braincap gestuurd, met daarin de mededeling: “Ziet er ook vanuit Italië goed uit, lijkt me alleen handig gezien de procedure die loopt tegen [appellant] om de vacature van Java even van de site te halen.”
2.5
Braincap heeft op 24 mei 2013 bij het UWV een ontslagvergunning aangevraagd voor [appellant]. In de toelichting waarom van de drie Java Developers de keuze op [appellant] is gevallen schrijft Braincap: “De keuze voor ontslag is gevallen op [appellant] omdat hij voorafgaande de indiensttreding bij Braincap later in dienst is getreden bij de rechtsvoorgangster dan Dudock”. [appellant] heeft inhoudelijk verweer gevoerd tegen deze ontslagaanvraag. Het UWV heeft op 24 juli 2013 de verzochte vergunning verleend. Het UWV heeft daartoe onder andere overwogen “is gebleken dat voor werknemer sinds september 2012 bemiddelingsactiviteiten hebben plaatsgevonden en dat thans aannemelijk is geworden dat herplaatsing bij potentiële opdrachtgevers vooralsnog niet concreet tot de mogelijkheden behoort.” Het UWV heeft ten slotte overwogen: "(…) dat, indien er binnen 26 weken na bekendmaking van deze toestemming een passende vacature voor werkzaamheden van dezelfde aard voor betrokken werknemer ontstaat, betrokken werknemer door u zal worden benaderd en als kandidaat voor de terbeschikkingstelling bij die opdrachtgever / inlener zal worden voorgedragen”.
2.6
Braincap heeft bij brief van 31 juli 2013 de arbeidsovereenkomst met [appellant] per 1 september 2013 opgezegd.
3. Beoordeling
3.1
[appellant] heeft in eerste aanleg onder andere gevorderd primair een verklaring voor recht dat de door Braincap verrichte opzegging nietig is, aangezien de door het UWV aan de toestemming verleende voorwaarde is overtreden, subsidiair Braincap te veroordelen het salaris en een bijdrage voor de leaseauto te betalen over de maanden september tot en met december 2013, in verband met het niet in acht nemen van de geldige opzegtermijn, als ook een verklaring voor recht dat de opzegging kennelijk onredelijk is, en op basis daarvan het dienstverband te herstellen, dan wel een vergoeding toe te kennen van € 75.000,- bruto, met veroordeling van Braincap in de proceskosten. Braincap heeft zich tegen de vorderingen verweerd.
3.2
De kantonrechter heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen, behoudens toekenning van een maandsalaris van € 3.474,- te vermeerderen met 8% vakantietoeslag, in verband met de onregelmatige opzegging per 1 september 2013 in plaats van per 1 oktober 2013. [appellant] is, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten veroordeeld.
3.3
[appellant] vordert in hoger beroep vernietiging van het bestreden vonnis en toewijzing van hetgeen hij in eerste aanleg heeft gevorderd, met dien verstande dat over het achterstallige loon primair onder 3 en subsidiair onder 5 ook de verhoging op grond van artikel 7:625 BW wordt gevorderd, en met veroordeling van Braincap in de proceskosten in beide instanties. Braincap verweert zich tegen deze vorderingen en verzoekt het bestreden vonnis te bekrachtigen met veroordeling van [appellant] in de proceskosten in hoger beroep. [appellant] voert tegen het bestreden vonnis de volgende grieven aan.
3.4
De grieven I en II zijn gericht tegen de overwegingen van de kantonrechter dat, kort samengevat, de door het UWV aan de vergunning gestelde voorwaarde niet is overtreden. Grief III is gericht tegen de overweging van de kantonrechter dat dient te worden uitgegaan van een dienstverband vanaf 29 mei 2012 en niet vanaf 1993 en grief IV is gericht tegen de overweging van de kantonrechter dat dient te worden uitgegaan van een opzegtermijn van een maand. Grief V is gericht tegen de overweging van de kantonrechter dat “niet kan worden geoordeeld dat Braincap niet in redelijkheid tot de beslissing heeft kunnen komen om het bedrijf op een andere wijze te organiseren.”. Grief VI is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat “de opzegging van de arbeidsovereenkomst met [appellant] in overeenstemming is met de eisen van goed werkgeverschap en niet kennelijk onredelijk is”. Grief VII is gericht tegen de proceskostenveroordeling. In grief VIII wordt aangevoerd dat de kantonrechter heeft nagelaten te beslissen op de vordering tot toekenning van een vergoeding voor het gemis van de leaseauto gedurende de niet in acht genomen opzegtermijn.
3.5
Met zijn grieven voert [appellant], kort samengevat, aan dat (i) er onvoldoende bedrijfseconomische redenen waren om hem te ontslaan; (ii) de door het UWV gestelde wederindiensttredingsvoorwaarde door Braincap is geschonden, doordat zij binnen 26 weken na afgifte van de ontslagvergunning veelvuldig vacatures voor Java Developers op haar website heeft geplaatst, zonder [appellant] voor deze vacatures te benaderen; (iii) de gevolgen van het ontslag voor hem te ernstig zijn, mede gelet op zijn positie op de arbeidsmarkt, dit in verhouding tot het belang van Braincap bij beëindiging van het dienstverband; (iv) Braincap een opzegtermijn van vier maanden in acht diende te nemen, rekening houdend met de diensttijd bij Integer Noord-Nederland B.V.
Bedrijfseconomische redenen
3.6
[appellant] heeft in zijn verweer bij het UWV aangevoerd dat zonder de eenmalige doorstartkosten van € 728.682,-, het financieel resultaat van Braincap in 2012 positief was, en dat naar verwachting, mede gelet op de positieve toonzetting van de brief van Braincap van 25 maart 2013, het resultaat over 2013 (ook) positief zal zijn. Het UWV heeft echter overwogen dat “de toelichting en de overgelegde (financiële) gegevens over 2012 bij elkaar genoegzaam aanleiding geven om als (economische) reden voor de aanvraag te dienen dan wel uw [Braincaps, toevoeging hof] besluit tot ingrijpen rechtvaardigen.” In zijn dagvaarding in eerste aanleg heeft [appellant], in punt 3.24 tot en met 3.26 wederom aangevoerd dat indien de eenmalige doorstartkosten over tien jaar zouden zijn afgeschreven, het resultaat over 2012 € 405.946,- positief zou zijn geweest, in plaats van € 322.736,- negatief, en dat Braincap zelf bij brief van 25 maart 2013 aanvoert dat het resultaat over 2012 én 2013 zeer bescheiden positief respectievelijk positief is. In punt 3.29 wijst [appellant] er op dat Braincap stelt dat het genormaliseerde resultaat over 2012 niet maatgevend is voor 2013 en dat “De prognose toont het tegendeel”, doch dat Braincap geen prognose over 2013 overlegt. Het hof constateert dat Braincap, in eerste aanleg noch in hoger beroep, prognoses, laat staan gerealiseerde cijfers, over (een gedeelte van) 2013 overlegt, dit terwijl [appellant] op het ontbreken daarvan al in zijn dagvaarding in eerste aanleg had gewezen. Of er valide gronden waren om [appellant] te ontslaan, en of de gevolgen van het gegeven ontslag voor [appellant] te ernstig waren, gelet op de belangen van Braincap bij dat ontslag, hangt onder andere af van de bedrijfseconomische situatie van Braincap ten tijde van het ontslag. [appellant] heeft niet weersproken dat Braincap over 2012 een negatief resultaat heeft behaald van € 322.736,-, doch Braincap heeft niet weersproken dat dit negatief resultaat onder andere het gevolg was van volgens Braincap gemaakte “eenmalige doorstartkosten” ter grootte van € 728.682,-.
3.7
Gelet op door Braincap zelf aan haar medewerkers op 25 maart 2013 kenbaar gemaakte optimistische verwachtingen voor 2013 had van Braincap, gelet op de specifieke betwisting door [appellant] van de aanwezigheid van een bedrijfseconomische noodzaak, verwacht mogen worden dat zij meer gegevens verstrekte over de prognoses en het daadwerkelijke resultaat in 2013. Nu de arbeidsovereenkomst is opgezegd op 31 juli 2013, betreft het dan het (daadwerkelijke) resultaat over het eerste half jaar van 2013, en de (uiterlijk) op 31 juli 2013 bestaande prognose voor het tweede halfjaar 2013. Braincap wordt in de gelegenheid gesteld die informatie te verstrekken.
Voorwaarde UWV
3.8
Het UWV heeft in de beslissing van 24 juli 2013 waarbij aan Braincap toestemming is verleend de arbeidsovereenkomst met [appellant] op te zeggen, bepaald: ”Hierbij is overwogen dat, indien er binnen 26 weken na bekendmaking van deze toestemming een passende vacature voor werkzaamheden van dezelfde aard voor betrokken werknemer ontstaat, betrokken werknemer door u zal worden benaderd en als kandidaat voor de terbeschikkingstelling bij die opdrachtgever / inlener zal worden voorgedragen”.
3.9
In de artikelen 2:7 lid 2 en 4:5 van het Ontslagbesluit is bepaald dat aan verlening van toestemming wegens bedrijfseconomische redenen slechts de voorwaarde kan worden verbonden dat de werkgever binnen 26 weken na bekendmaking van die toestemming geen werknemer in dienst zal nemen voor het verrichten van werkzaamheden van dezelfde aard, dan nadat hij degene voor wie de toestemming tot opzegging van de arbeidsverhouding wordt verleend, in de gelegenheid heeft gesteld zijn vroegere werkzaamheden op de bij de werkgever gebruikelijke voorwaarden te hervatten. Daar waar het UWV in casu als voorwaarde heeft gesteld dat al bij het plaatsen van een vacature [appellant] dient te worden benaderd, wijkt die voorwaarde af van de voorwaarde die volgens het Ontslagbesluit is toegestaan. Volgens het arrest van de Hoge Raad van 16 november 2001 (JAR 2001/258) betekent een van het toenmalige Delegatiebesluit afwijkende voorwaarde niet automatisch dat er geen enkele voorwaarde geldt. Nu Braincap in haar conclusie van antwoord in eerste aanleg van mening lijkt te zijn dat de door het UWV gestelde voorwaarde dient te worden gelijkgesteld met de op grond van het Ontslagbesluit toegestane voorwaarde, [appellant] bij memorie van grieven aanvoert dat in ieder geval de volgens het Ontslagbesluit toegestane voorwaarde in casu van toepassing is, en Braincap dat vervolgens niet heeft weersproken, gaat het hof uit van de aanwezigheid van de volgens het Ontslagbesluit toegestane voorwaarde.
3.10
[appellant] heeft aangevoerd dat Braincap deze voorwaarde van het UWV heeft overtreden. [appellant] noemt zichzelf, onder meer in de dagvaarding in eerste aanleg, een Medior Java Developer. [appellant] heeft aangevoerd dat Braincap in de periode 24 juli 2013 tot 24 januari 2014 meerdere malen een vacature op haar website dan wel elders heeft geplaatst, waarbij een Java Developer werd gezocht. Braincap heeft het plaatsen van die berichten niet (voldoende gemotiveerd) ontkend, doch heeft aangevoerd dat geen sprake was van een aan haar verleende opdracht, waarvoor iemand werd gezocht (in de visie van Braincap: een echte vacature), maar dat Braincap in de markt op zoek was naar geschikte Java Developers, teneinde hen, als zij gevonden zouden worden, mogelijkerwijs bij een (nog te vinden) opdrachtgever te kunnen plaatsen.
3.11
Naar het oordeel van het hof kan slechts van een ‘vacature’ in de zin van de door het UWV gestelde voorwaarde worden gesproken, indien sprake is van een arbeidsplaats die door een andere arbeidskracht dan [appellant] daadwerkelijk wordt ingevuld. Braincap heeft in haar conclusie van antwoord in eerste aanleg weliswaar aangevoerd dat in de periode 24 juli 2013 tot 24 januari 2014 slechts drie nieuwe personeelsleden zijn aangenomen, doch vermeldt daarbij dat zij in de functie ‘Algemeen’ werkzaam zijn, wat niet duidelijk maakt hoe zich die functie tot de functie van [appellant] verhoudt. Ook heeft Braincap zich er niet expliciet over uitgelaten of in de periode 24 juli 2013 tot 24 januari 2014 arbeidskrachten, anders dan werknemers die al vóór 24 juli 2013 bij haar in dienst waren, bij opdrachtgevers zijn geplaatst, en zo ja, om welke werkzaamheden het hierbij ging, meer specifiek, of het hier om werkzaamheden ging van dezelfde aard als welke [appellant] had verricht. Braincap zal in de gelegenheid worden gesteld zich hierover uit te laten.
3.12
Het hof ziet aanleiding in deze zaak een comparitie van partijen te bevelen. Bij die gelegenheid zullen de onder 3.7 en 3.11 genoemde onderwerpen aan de orde komen. Het hof verzoekt Braincap de daar bedoelde informatie uiterlijk één week voor de comparitie aan het hof en aan [appellant] te doen komen. De comparitie zal mede dienstbaar worden gemaakt aan het beproeven van een minnelijke regeling.
3.13
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
4. Beslissing
Het hof:
bepaalt dat partijen in persoon respectievelijk vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is (door schriftelijke machtiging of anderszins) tot het aangaan van een schikking, tezamen met hun advocaten, tot het hiervoor omschreven doel zullen verschijnen ten overstaan van het hof in het Paleis van Justitie, IJdok 20 te Amsterdam op 5 februari 2016 om 14.00 uur;
verzoekt partijen, voor het geval zij zich ter comparitie willen bedienen van (nog niet in de procedure overgelegde) schriftelijke bewijsstukken, deze uiterlijk één week voor de comparitiedatum toe te zenden aan het hof, onder gelijktijdige toezending van een afschrift aan de wederpartij;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.C. Boot, R.J.F. Thiessen en R.Tj. Terpstra en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2016.