Zie het arrest van de Hoge Raad d.d. 15 juni 1993, NJ 1994, 37.
Hof 's-Gravenhage, 19-01-2010, nr. 22-000332-08, nr. 09-900095-06, nr. 09-900595-07
ECLI:NL:GHSGR:2010:BK9406
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
19-01-2010
- Magistraten
Mrs. B.A. Stoker-Klein, G.J.W. van Oven, T.E. van der Spoel
- Zaaknummer
22-000332-08
09-900095-06
09-900595-07
- LJN
BK9406
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2010:BK9406, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 19‑01‑2010; (Hoger beroep)
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2011:BP9396
Cassatie: ECLI:NL:HR:2011:BP9396, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
NJFS 2010, 92
Uitspraak 19‑01‑2010
Inhoudsindicatie
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zowel de mishandeling met voorbedachten rade, meermalen gepleegd, van het slachtoffer, als het medeplegen van zware mishandeling van dat slachtoffer, terwijl het feit de dood van dat slachtoffer tengevolge heeft gehad. Om een vermeende kwade geest in het slachtoffer te beheersen/verdrijven is het slachtoffer door de verdachte en door de medeverdachten meermalen en ernstig mishandeld. Daarbij heeft de verdachte het slachtoffer met één of meer stokken en met de hand(en) geslagen, een en ander op de wijze zoals bewezen verklaard. Bovendien heeft zij haar met een of meer shawls vastgebonden. Het geweld jegens het slachtoffer is haar fataal geworden. De verdachte heeft zich voorts tezamen met haar echtgenoot schuldig gemaakt aan de uitbuiting (mensenhandel) van drie personen gedurende een periode van ruim een jaar. Voorts heeft de verdachte, tezamen en in vereniging met haar medeverdachte de vrijheid van een aantal getuigen om ten overstaan van een rechter of ambtenaar onbelemmerd in de onderhavige strafzaak en in de strafzaak jegens haar te kunnen verklaren, beïnvloed. Het hof veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren.
Mrs. B.A. Stoker-Klein, G.J.W. van Oven, T.E. van der Spoel
Partij(en)
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's‑Gravenhage van 14 december 2007 in de strafzaak tegen de verdachte:
[betrokkene 1],
geboren te [geboorteplaats] (India) op [geboortedatum],
thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 13 en 20 februari 2009, 12 juni 2009, 27 en 30 oktober 2009, 6, 20 en 24 november 2009, 9 december 2009 en 5 januari 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is — na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep — het navolgende ten laste gelegd. Het hof heeft de feiten van een doorlopende nummering voorzien en zal die nummering in dit arrest aanhouden:
Dagvaarding met parketnummer 09-900095-06
Feit 1
zij op of omstreeks 28 januari 2006 te 's‑Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk, al dan niet met voorbedachten rade, een meisje genaamd [slachtoffer], (geboren [geboortedatum slachtoffer]) van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) meermalen, althans eenmaal (telkens) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans (telkens) opzettelijk,
- —
met één of meer shawls en/of doeken en/of lappen (tezamen) de arm(en) en/of be(e)n(en) van die [slachtoffer] op de borstkas van die [slachtoffer] om en/of (vast)gebonden en/of
- —
die [slachtoffer] (met kracht) bij haar keel beetgepakt en/of in de keel van die [slachtoffer] geknepen en/of de keel van die [slachtoffer] vastgeknepen en/of dichtgeknepen en/of de keel van die [slachtoffer] vastgeknepen en/of dichtgeknepen gehouden en/of
- —
een/de hand(en) op de mond en/of neus van die [slachtoffer] gehouden en/of de mond en/of neus van die [slachtoffer] dichtgehouden en/of (dicht)gekepen, althans de mond van die [slachtoffer] gesnoerd en/of
- —
op enige wijze de ademhaling bij/van die [slachtoffer] belemmerd en/of
- —
met één of meer stok(ken), althans een hard voorwerp op/tegen het hoofd en/of de rug en/of de borst en/of de armen en/of de handen, althans het lichaam van die [slachtoffer] geslagen en/of
- —
(met grote kracht) met de (tot vuist gebalde) hand(en) in/op/tegen de buik en/of het hoofd en/of elders op het lichaam van die [slachtoffer] geslagen en/of gestompt, tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 47 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 28 januari 2006 te 's‑Gravenhage, tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen, aan een meisje genaamd [slachtoffer], (geboren [geboortedatum slachtoffer]), (telkens) opzettelijk en met voorbedachte rade, zwaar lichamelijk letsel (te weten talrijke botbreuken: aan de ribben aan de rugzijde en/of zijwaarts, aan een sleutelbeen en/of een schouderblad en/of aan een bovenarm en/of uitgebreide bloeduitstortingen op het hartzakje en/of kneuzingen van het longweefsel en/of kneuzing van de rechterzijde van het hart en/of kneuzing van de wortel van de lever en/of kneuzing van de maag en/of vochtophoping in de hersenen en/of herseninklemming, heeft/hebben toegebracht, door die [slachtoffer] toen aldaar meermalen, althans eenmaal, telkens tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg,
- —
met één of meer shawls en/of doeken en/of lappen (tezamen) de arm(en) en/of be(e)n(en) van die [slachtoffer] op de borstkas van die [slachtoffer] om en/of (vast) te binden en/of
- —
die [slachtoffer] (met kracht) bij haar keel beet te pakken en/of in de keel van die [slachtoffer] te knijpen en/of de keel van die [slachtoffer] vast te knijpen en/of dicht te knijpen en/of de keel van die [slachtoffer] vastgeknepen en/of dichtgeknepen gehouden en/of
- —
een/de hand(en) op de mond en/of neus van die [slachtoffer] te houden en/of de mond en/of neus van die [slachtoffer] dicht te houden en/of te dicht te knijpen, althans de mond van die [slachtoffer] te snoeren en/of
- —
op enige wijze de ademhaling bij/van die [slachtoffer] te belemmeren en/of
- —
met één of meer stok(ken), althans een hard voorwerp op/tegen het hoofd en/of de rug en/of de borst en/of de armen en/of de handen, althans het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of
- —
(met grote kracht) met de (tot vuist gebalde) hand(en) in/op/tegen de buik en/of het hoofd en/of elders op het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of te stompen, terwijl het feit de dood van die [slachtoffer] tengevolge heeft gehad;
art 303 lid 1 en lid 2 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 en lid 2 Wetboek van Strafrecht
art 301 lid 1 en lid 3 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 1 en lid 3 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op 28 januari 2006 te 's‑Gravenhage, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk en telkens met voorbedachte rade aan een meisje genaamd [slachtoffer], (geboren [geboortedatum slachtoffer]),
- —
met één of meer shawls en/of doeken en/of lappen (tezamen) de arm(en) en/of be(e)n(en) van die [slachtoffer] op de borstkas van die [slachtoffer] heeft om en/of (vast)gebonden en/of
- —
die [slachtoffer] (met kracht) bij haar keel heeft beetgepakt en/of in de keel van die [slachtoffer] heeft geknepen en/of de keel van die [slachtoffer] heeft vastgeknepen en/of dichtgeknepen en/of de keel van die [slachtoffer] vastgeknepen en/of dichtgeknepen gehouden en/of
- —
een/de hand(en) op de mond en/of neus van die [slachtoffer] heeft gehouden en/of de mond en/of neus van die [slachtoffer] heeft dichtgehouden en/of gekepen, althans de mond van die [slachtoffer] heeft gesnoerd en/of
- —
op enige wijze de ademhaling bij/van die [slachtoffer] heeft belemmerd en/of — met één of meer stok(ken), althans een hard voorwerp op/tegen het hoofd en/of de rug en/of de borst en/of de armen en/of de handen, althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of
- —
(met grote kracht) met de (tot vuist gebalde) hand(en) in/op/tegen de buik en/of het hoofd en/of elders op het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt, terwijl het feit de dood van die [slachtoffer] tengevolge heeft gehad.
art 301 lid 1 en lid 3 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 1 en lid 3 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Feit 2
zij, in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 23 maart 2006 te 's Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [betrokkene 5] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4], door dwang, geweld of een andere feitelijkheid of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een of meer perso(o)n(en) te verkrijgen die zeggenschap over die ander en/of anderen heeft, werft, vervoert, overbrengt, huisvest of opneemt, met het oogmerk van uitbuiting van die ander en/of anderen, immers heeft zij, verdachte, en/of haar mededader(s),
- —
die [betrokkene 5] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] naar Nederland overgebracht en/of
- —
valse identiteitspapieren en/of paspoort(en) voor die [betrokkene 5] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 3] geregeld en/of
- —
haar woning gelegen aan de [adres 1] te Den Haag beschikbaar gesteld en/of
- —
die [betrokkene 5] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] illegaal in deze woning gehuisvest
- —
tegen geen en/of geringe betaling lange dagen als hulp in de huishouding en/of schoonmaker/schoonmaakster te werk stellen van die [betrokkene 5] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 3]
waarbij de dwang, het geweld en/of een andere feitelijkheid en/of de dreiging met dwang en/of geweld en/of een andere feitelijkheid en/of misleiding dan wel de door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of misbruik van een kwetsbare positie heeft/hebben bestaan uit het:
- —
die [betrokkene 5] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] zonder geldige verblijfstatus in Nederland laten verblijven en/of
- —
meermalen, althans eenmaal stompen en/of slaan met de hand(en) en/of met een stok en/of een lat en/of een kabel en/of een snoer en/of een zweep in het gezicht en/of tegen de rug, althans het lichaam van die [betrokkene 5] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 3] en/of
- —
meermalen, althans eenmaal schoppen tegen het lichaam van die [betrokkene 5] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 3] en/of
- —
aan die [betrokkene 5] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 3] meermalen, althans eenmaal opdragen elkaar te slaan en/of te schoppen en/of
- —
aan die [betrokkene 5] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 3] meermalen, althans eenmaal toevoegen van de woorden ‘als je naar de politie gaat dan zal je elektrische schokken krijgen’ en/of ‘als je gaat praten en/of als je wat zegt, dan zal ik je familie in India vermoorden’, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- —
achterhouden van de (vervalste) identiteitspapier(en) en/of de (vervalste) paspoort(en), toebehorende aan die voornoemde [betrokkene 5] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 3] en/of
(artikel 273a sub 1 en artikel 47 van het wetboek van Strafrecht)
Feit 3
zij, in of omstreeks de periode van 28 januari 2006 tot en met 10 maart 2006, in elk geval op 29 januari 2006 en/of 2 februari 2006 en/of 16 februari 2006 en/of 10 maart 2006 en/of 3 april 2006 te Den Haag en/of Zwolle, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mondeling, door gebaren, bij geschrift of afbeelding zich jegens een of meer personen, te weten [getuige 2] en/of [betrokkene 5] en/of [getuige 1] en/of [betrokkene 3] heeft/hebben geuit, kennelijk om diens/dier vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl zij, verdachte en/of zijn mededader(s), we(e)t(en) of ernstige reden heeft/hebben te vermoeden dat die verklaring zal worden afgelegd, immers heeft zij, verdachte en/of haar mededader(s), toen en daar — zakelijk weergegeven—,
- —
op 29 januari 2006 die [getuige 2] de woorden toegevoegd: ‘zeg tegen de politie dat ‘[bijnaam betrokkene 4]’ die dag pas is gekomen’ en/of
- —
op 2 maart 2006 en/of 16 februari 2006, althans in eerder genoemde periode tegen [betrokkene 5] de woorden toegevoegd: ‘jij mag niet over de zaak praten tegen de politie’ en/of ‘ik verbied jou om namen te noemen tegen de politie’ althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- —
op 10 maart 2006 tegen [getuige 1] de woorden toegevoegd: ‘jij moet zeggen hoe zij is gevallen en/of dat moeder en vader beiden erbij waren en zij niet op het kindje hebben gelet toen ze is gevallen’ en/of ‘zeg dat ik jou heb gebeld en dat ik jou gezegd heb dat het kindje is gevallen en/of ‘zeg dat ik jou gebeld heb omdat wij nog ver van huis waren en jij kon gaan kijken of er iets ernstigs was’, althans woorden van gelijke aard en strekking en/of
- —
op 3 april 2006 aan die [betrokkene 3] een op een hand(en) geschreven tekst getoond: ‘je moet zeggen dat je aan ons over dat hekserij/geesten niet had verteld’, althans woorden van gelijke aard en strekking.
(artikel 285a en artikel 47 van het wetboek van strafrecht)
Dagvaarding met parketnummer 09-900595-07
Feit 4
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2004 tot en met 27 januari 2006 te 's‑Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon (te weten [slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer]), (telkens) opzettelijk en (telkens) met voorbedachten rade, althans (telkens) opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (te weten vele oude botbreuken aan: talrijke ribben aan de rugzijde en zijwaarts, het linker schouderblad, aan de linker onderarm (met blijvende scheefstand) en aan rechter bovenarm en/of een beschadiging van één van de sensibele banen van het ruggenmerg en/of haemorrghagische necrose van vrijwel de gehele achterwand van (een deel van) het hart), heeft/hebben toegebracht, door toen aldaar meermalen, althans eenmaal, telkens, opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, althans telkens opzettelijk,
- —
met één of meer shawls en/of doeken de arm(en) en/of be(e)n(en) van die [slachtoffer] om en/of (vast) te binden en/of
- —
een/ de hand(en) op de mond en/of neus van die [slachtoffer] te houden en/of de mond en/of neus van die [slachtoffer] dicht te knijpen, althans de mond van die [slachtoffer] te snoeren en/of
- —
speelgoed, althans een of meer hard(e) voorwerp(en) in de mond van die [slachtoffer]
- —
op enige wijze de ademhaling bij / van die [slachtoffer] te belemmeren en/of
- —
met één of meer stok(ken) en/of snoeren, althans een hard voorwerp op/tegen het hoofd en/of de rug en/of de borst en/of de armen en/of de handen, althans het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of
- —
(met grote kracht) met de (tot vuist gebalde) hand(en) in/op/tegen de buik en/of het hoofd en/of elders op het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of te stompen en/of
- —
met het volle gewicht (met een/de voet(en)) op de buik en/of borst, althans het lichaam van die [slachtoffer] te staan en/of
- —
(met kracht) een arm van die [slachtoffer] vast te pakken en deze arm vervolgens met kracht om te draaien, althans te breken en/of
- —
die [slachtoffer] bij haar armen vast te pakken en vervolgens het lichaam van die [slachtoffer] in de lucht rond te slingeren en/of daarbij dit lichaam van die [slachtoffer] tegen een muur aan te slaan en/of
- —
het lichaam van die [slachtoffer] door elkaar te schudden en/of
- —
het hoofd van die [slachtoffer] vast te pakken en/of (vervolgens) met dat hoofd tegen een muur, althans tegen een hard voorwerp, te slaan en/of te bonken en/of
- —
die [slachtoffer] geen, althans onvoldoende eten en/of drinken te geven en/of toe te dienen en/of
- —
die [slachtoffer] wakker te houden, althans te voorkomen dat die [slachtoffer] in slaap zou vallen en/of
- —
die [slachtoffer] (aldus) lichamelijk uit te putten en/of te verzwakken;
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2004 tot en met 27 januari 2006 te 's‑Gravenhage, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een meisje genaamd [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer]), zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet, (telkens) opzettelijk en met voorbedachten rade, althans (telkens) opzettelijk
- —
met één of meer shawls en/of doeken de arm(en) en/of be(e)n(en) van die [slachtoffer] op zeer strakke wijze (op de borstkas van die [slachtoffer]) en/of aan een babybox en/of bed om en/of (vast) heeft gebonden en/of
- —
de hand(en) op de mond en/of neus van die [slachtoffer] heeft gehouden en/of de mond en/of neus van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen, althans de mond van die [slachtoffer] heeft gesnoerd en/of
- —
speelgoed, althans een of meer hard(e) voorwerp(en) in de mond van die [slachtoffer] heeft gestopt en/of gepropt en/of
- —
op enige wijze de ademhaling bij die [slachtoffer] heeft belemmerd en/of
- —
met één of meer stok(ken) en/of snoeren, althans een hard voorwerp op/tegen het hoofd en/of de rug en/of de borst en/of de armen en/of de handen, althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of
- —
(met grote kracht) met de (tot vuist gebalde hand(en)) in/op/tegen de buik en/of het hoofd en/of elders op het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt en/of
- —
met het volle gewicht met een/de voet(en) op de buik en/of borst, althans het lichaam van die [slachtoffer] is gaan staan en/of
- —
(met kracht) een arm van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en deze arm vervolgens met kracht heeft omgedraaid, althans heeft gebroken en/of
- —
die [slachtoffer] bij haar armen heeft vast gepakt en vervolgens het lichaam van die [slachtoffer] in de lucht heeft rondgeslingerd en/of daarbij dit lichaam van die [slachtoffer] tegen een muur aan heeft geslagen en/of het lichaam van die [slachtoffer] door elkaar heeft geschud en/of het hoofd van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of tegen een muur, althans tegen een hard voorwerp heeft geslagen en/of gebonkt en/of
- —
die [slachtoffer] geen, althans onvoldoende eten en/of drinken heeft gegeven en/of heeft toegediend en/of
- —
die [slachtoffer] wakker heeft gehouden, althans heeft voorkomen dat die [slachtoffer] in slaap zou vallen en/of
- —
die [slachtoffer] aldus lichamelijk heeft uitgeput en/of verzwakt;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
en/of
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2004 tot en met 27januari 2006 te 's‑Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een meisje genaamd [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer]), (telkens) opzettelijk en met voorbedachten rade, althans (telkens) opzettelijk
- —
met één of meer shawls de arm(en) en/of be(e)n(en) van die [slachtoffer] op zeer strakke wijze (op de borstkas van die [slachtoffer]) en/of aan een babybox en/of bed om en/of (vast) heeft gebonden en/of
- —
de hand(en) op de mond en/of neus van die [slachtoffer] heeft gehouden en/of de mond en/of neus van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen, althans de mond van die [slachtoffer] heeft gesnoerd en/of
- —
speelgoed, althans een of meer hard(e) voorwerp(en) in de mond van die [slachtoffer] heeft gestopt en/of gepropt en/of
- —
op enige wijze de ademhaling bij die [slachtoffer] heeft belemmerd en/of
- —
met één of meer stok(ken) en/of snoeren, althans een hard voorwerp op/tegen het hoofd en/of de rug en/of de borst en/of de armen en/of de handen, althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of
- —
(met grote kracht) met de (tot vuist gebalde hand(en)) in/op/tegen de buik en/of het hoofd en/of elders op het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt en/of
- —
met het volle gewicht met een/de voet(en) op de buik en/of borst, althans het lichaam van die [slachtoffer] is gaan staan en/of
- —
(met kracht) een arm van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en deze arm vervolgens met kracht heeft omgedraaid, althans heeft gebroken en/of
- —
die [slachtoffer] bij haar armen heeft vast gepakt en vervolgens het lichaam van die [slachtoffer] in de lucht heeft rondgeslingerd en/of daarbij dit lichaam van die [slachtoffer] tegen een muur aan heeft geslagen en/of
- —
het lichaam van die [slachtoffer] door elkaar heeft geschud en/of
- —
het hoofd van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of tegen een muur, althans tegen een hard voorwerp heeft geslagen en/of gebonkt en/of
- —
die [slachtoffer] geen, althans onvoldoende eten en/of drinken heeft gegeven en/of heeft toegediend en/of
- —
die [slachtoffer] wakker heeft gehouden, althans heeft voorkomen dat die [slachtoffer] in slaap zou vallen en/of
- —
die [slachtoffer] aldus lichamelijk heeft uitgeput en/of verzwakt;
tengevolge waarvan die [slachtoffer] (telkens) zwaar lichamelijk letsel (te weten vele oude botbreuken aan: talrijke ribben aan de rugzijde en zijwaarts, het linker schouderblad, aan de linker onderarm (met blijvende scheefstand) en aan rechter bovenarm en/of een beschadiging van één van de sensibele banen van het ruggenmerg en/of haemorrghagische necrose van vrijwel de gehele achterwand van een deel van het hart), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden en/of waardoor haar gezondheid opzettelijk is benadeeld.
art 301 lid 2 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht
art 47 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair en subsidiair en 4 primair en subsidiair eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 meer subsidiair, 2, 3 en 4 subsidiair tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren en negen maanden, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Namen van de verdachte en de medeverdachten
Gelet op de omstandigheid dat de verdachte en de meeste medeverdachten dezelfde achternaam hebben, zal het hof de verdachte en de medeverdachten in het vervolg bij hun voornaam aanduiden.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
1) Tunnelvisie en vooringenomenheid
(Pleitnota deel I van II, paragraaf 3.2, pag. 31 e.v.)
De verdediging heeft uitvoerig betoogd dat bij de politie sprake was van een zodanige algehele vooringenomenheid bij de uitvoering van het onderhavige onderzoek, dat de politie bewust de kans heeft aanvaard dat er onjuist belastend bewijsmateriaal aan het dossier zou worden toegevoegd.
De verdediging noemt in dit kader onder andere de wijze waarop sommige verhoren (van met name verdachten) zijn afgenomen, de suggestieve en beledigende opmerkingen van de verbalisanten over [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en de schijnbaar gave bekentenis van [betrokkene 3] uit 2006 (welke werd bevestigd door de brief aan haar raadsman), waarbij [betrokkene 3] desgevraagd uitdrukkelijk de betrokkenheid van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] tegenspreekt dat werd bevestigd door [betrokkene 4], welke bekentenis desondanks naar aanleiding van de verklaringen van [betrokkene 5] uit maart 2006 terzijde werd geschoven. Voorts heeft het bij de politie ontbroken aan een kritische houding met aandacht voor alle details en alle opties; de politie lijkt in de verhoren uitsluitend nog te hebben ingezet op het verkrijgen van een bevestiging van de verklaring van [betrokkene 5]. Toen [betrokkene 3] (na het indringend voorhouden van de verklaringen van [betrokkene 5]) haar bekentenis in 2007 introk en ook [betrokkene 1] ging beschuldigen, heeft de politie een maand gewacht om ook [betrokkene 4] te horen hieromtrent, zodat [betrokkene 3] en [betrokkene 4] alle tijd hadden om hun verklaringen op elkaar af te stemmen, hetgeen de politie wist of had moeten weten gelet op de voortdurende observatie op de telefoongesprekken in het kader van de justitiële belregeling tussen [betrokkene 3] en [betrokkene 4]. Bij het afluisteren is de betreffende wettelijke regeling, zijnde het binnen drie dagen hiervan proces-verbaal opmaken en daar ten spoedigste een proces-verbaal van bevindingen van opmaken, niet nagekomen. Overigens heeft het openbaar ministerie bekendgemaakt dat het desondanks nog een onbekend aantal gesprekken tussen [betrokkene 3] en [betrokkene 4] heeft gemist, zodat niet kan worden vastgesteld tot hoever die afstemming is gegaan. In de vordering tot inbewaringstelling van [betrokkene 1] wordt door de officier van justitie de alleszeggende, premature opmerking gemaakt, die exemplarisch is voor de vooringenomen wijze van opsporen en tunnelvisie bij het opsporingsteam, dat ‘[betrokkene 5] nu de waarheid had gesproken’. Tot slot moeten ook de invloed van de politie op de werkzaamheden van de tolken en hun uitlatingen bij dit oordeel worden meegewogen (hof: zie pag. 31–33 van de pleitnota).
Concluderend stelt de verdediging dat door deze onrechtmatige handelwijze [betrokkene 1] en [betrokkene 2] in hun rechtens te respecteren belang zijn geschaad, er een grove inbreuk is gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde en dat een eerlijk proces aldus niet langer kan worden gegarandeerd.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
In het kader van de strafrechtelijke procedure zijn zowel in eerste aanleg als in hoger beroep vele getuigen gehoord en is in overwegende mate tegemoetgekomen aan de onderzoekswensen van de verdediging. Bovendien heeft de verdediging aldus de gelegenheid gehad de onderzoeksresultaten te toetsen. Naar het oordeel van het hof is niet aannemelijk geworden dat bij de uitvoering van het strafrechtelijk onderzoek door de politie dan wel bij overige betrokkenen sprake is geweest van een algehele vooringenomenheid dan wel een tunnelvisie met betrekking tot de rol van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] in de hun ten laste gelegde feiten.
Het hof verwerpt derhalve het verweer.
2) Bejegening [getuige 2] en [R.]
(Pleitnota deel I van II, paragraaf 3.3, pag. 41 e.v.)
De verdediging heeft aangevoerd dat de behandeling van [getuige 2] en [R.] door het Bureau Jeugdzorg na de aanhouding van de ouders in het kader van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing zonder contact met ouders en met een advocaat zodanig is geweest dat daardoor inbreuk is gemaakt op het recht op eerbieding van het familie- en gezinsleven van beide verdachten [betrokkene 1] en [betrokkene 2].
Het hof overweegt hieromtrent dat de beslissing en het beleid van het Bureau Jeugdzorg in het kader van een ondertoezichtstelling buiten de onderhavige strafprocedure staat zolang, zoals in casu is gebleken, het recht van verdachten op een eerlijke verdediging niet is geschaad.
Het hof gaat aan het verwijt van de verdediging dat de kinderen — voorafgaand aan het politieverhoor — niet op hun verschoningsrecht ten opzichte van hun ouders zijn gewezen reeds daarom voorbij nu geen wettelijke bepaling daartoe verplicht.
Het hof verwerpt derhalve het verweer.
3) Valse beschuldiging advocaat
(Pleitnota deel I van II, paragraaf 3.4, pag. 45 e.v.)
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte onherstelbaar in haar belangen is geschaad betreffende haar recht op rechtsbijstand naar keuze ex artikel 6 lid 3 onder c van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (verder: EVRM), en betrekt dit standpunt bij de eindconclusie strekkende tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
Het hof verwerpt het verweer.
Het hof is, met de verdediging, van oordeel dat de gang van zaken dienaangaande te betreuren is. Naar 's hofs oordeel behoeft dit echter geen strafrechtelijke consequenties te hebben, nu van een schending van artikel 6 lid 3 onder c EVRM geen sprake is en de verdachte derhalve niet in enig concreet individueel belang is geschaad.
4) Frustratie van appelrecht
(Pleitnota deel I van II, paragraaf 3.5, pag. 47 e.v.)
De verdediging heeft bepleit dat, door het dossier niet tijdig ter beschikking te stellen aan het hof ondanks herhaalde verzoeken van het hof daartoe, waardoor het hof niet (tijdig) over de detentiesituatie van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] kon oordelen, het openbaar ministerie en/of het kabinet van de rechter-commissaris bewust de aanmerkelijke kans heeft/hebben aanvaard dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] het appelrecht tegen de beslissing omtrent hun vrijheidsbeneming niet konden effectueren. Als gevolg hiervan hebben [betrokkene 1] en [betrokkene 2] weken langer in detentie verbleven dan anders het geval zou zijn geweest. [betrokkene 1] en [betrokkene 2] zijn hierdoor in hun belangen geschaad, hetgeen primair onherstelbaar is, subsidiair komt deze schending in aanmerking voor compensatie langs de weg van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof overweegt als volgt.
Wat er ook zij van het handelen van het openbaar ministerie en het kabinet van de rechter-commissaris, de door de verdediging gestelde gang van zaken levert geen schending op in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof verwerpt derhalve het verweer.
5) Inbeslagname woonhuis ter waarheidsvinding
(Pleitnota deel I van II, paragraaf 3.6, pag. 48 e.v.)
De verdediging heeft betoogd dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] in hun belangen zijn geschaad door het beslag ex artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering dat op 12 juli 2006 op hun huis is gelegd. Op 21 juli 2006 heeft de verdediging een klaagschrift ingediend teneinde het beslag opgeheven te krijgen. Dankzij de handelwijze van het openbaar ministerie is het klaagschrift nimmer door de rechter behandeld. Het openbaar ministerie heeft nagelaten een (vereiste) schriftelijke reactie op het klaagschrift in te dienen, zodat de behandeling van het klaagschrift niet geappointeerd kon worden. Naast het feit dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] door dit handelen onherstelbaar in hun rechtens te respecteren belangen zijn geschaad, meent de verdediging dat, in onderling verband bezien met de kwestie van de gevangenhouding, uit dit handelen een patroon kan worden herleid waarbij het recht van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] op een (hoger) rechterlijk oordeel stelselmatig is gefrustreerd.
Het hof overweegt als volgt.
Wat er ook zij van het handelen van het openbaar ministerie en het kabinet van de rechter-commissaris, de door de verdediging gestelde gang van zaken levert geen schending op in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof verwerpt derhalve het verweer.
6) Afluisteren geheimhouders, vernietigingsperikelen
(Pleitnota deel I van II, paragraaf 3.7, pag. 50, onder vewijzing naar de pleitnota van mr. Noorduyn inzake [betrokkene 2], randnummering 16–82, pag. 7 e.v.)
De verdediging heeft bepleit dat allereerst sprake is van ongerechtvaardigde inbreuken op de vertrouwelijke omgang tussen advocaat en cliënt. In het onderhavige geval zijn een groot aantal geheimhoudersgesprekken niet vernietigd, terwijl voor een deel van deze gesprekken wel een bevel tot vernietiging door de officier van justitie was afgegeven. Voorts staat vast dat zich onjuiste processen-verbaal in het dossier bevinden, in welke processen-verbaal (opzettelijk en doelbewust) in strijd met de waarheid is gerelateerd dat een aantal van de geheimhoudersgesprekken wel zijn vernietigd, waarmee het hele strafproces geweld is aangedaan. Niet alleen de verdediging is onjuist voorgelicht, maar de rechtbank heeft zich zelfs bij het vonnis wijzen moeten baseren op deze onjuiste gegevens.
Concluderend stelt de verdediging dat doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan zijn/haar recht op een eerlijke behandeling van de zaak tekort is gedaan, waardoor geen sprake kan zijn van een behandeling die voldoet aan de beginselen van een behoorlijke procesorde. Op grond van de afzonderlijke verzuimen dan wel van de combinatie hiervan dient primair het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging, subsidiair dienen de schendingen te worden verdisconteerd in de strafmaat.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Wettelijk kader
Voor de beoordeling van het verweer zijn in het bijzonder de navolgende wettelijke bepalingen van belang.
- 1 —
Art. 126m (oud) van het Wetboek van Strafvordering, dat is geplaatst in Titel IVA betreffende ‘Bijzondere bevoegdheden tot opsporing’ van Boek I van het Wetboek van Strafvordering:
- ‘1.
In geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert, kan de officier van justitie, indien het onderzoek dit dringend vordert, bevelen dat een opsporingsambtenaar telecommunicatie opneemt met een technisch hulpmiddel.
- 2.
Onder telecommunicatie wordt in dit artikel verstaan niet voor het publiek bestemde communicatie via een openbaar telecommunicatienetwerk, dan wel met gebruikmaking van openbare telecommunicatiediensten.
(…)’
- 2 —
Art. 126aa (oud) van het Wetboek van Strafvordering, dat is geplaatst in Titel VB betreffende ‘Algemene regels betreffende de bevoegdheden in de titels IVa, V en Va’ van Boek I van het Wetboek van Strafvordering:
- ‘1.
De officier van justitie voegt de processen-verbaal en andere voorwerpen waaraan gegevens kunnen worden ontleend die zijn verkregen door de uitoefening van een van de bevoegdheden, genoemd in de titels IVa tot en met Va, dan wel door de toepassing van artikel 126ff, voorzover die voor het onderzoek in de zaak van betekenis zijn, bij de processtukken.
- 2.
Voor zover de processen-verbaal of andere voorwerpen mededelingen behelzen gedaan door of aan een persoon die zich op grond van artikel 218 zou kunnen verschonen indien hem als getuige naar de inhoud van die mededelingen zou worden gevraagd, worden deze processen-verbaal en andere voorwerpen vernietigd. Bij algemene maatregel van bestuur worden hieromtrent voorschriften gegeven. Voor zover de processen-verbaal of andere voorwerpen andere mededelingen dan bedoeld in de eerste volzin behelzen gedaan door of aan een in die volzin bedoelde persoon, worden zij niet bij de processtukken gevoegd dan na voorafgaande machtiging door de rechter-commissaris.
- 3.
De voeging bij de processtukken vindt plaats zodra het belang van het onderzoek het toelaat.
- 4.
Indien geen processen-verbaal van de uitoefening van een van de bevoegdheden, bedoeld in de titels IVa tot en met Va, dan wel van de toepassing van artikel 126ff, bij de processtukken zijn gevoegd, wordt van het gebruik van deze bevoegdheid in de processtukken melding gemaakt.
- 5.
De verdachte of diens raadsman kan de officier van justitie schriftelijk verzoeken bepaalde door hem aangeduide processen-verbaal of andere voorwerpen bij de processtukken te voegen.’
- 3 —
Art. 218 van het Wetboek van Strafvordering:
‘Van het geven van getuigenis of van het beantwoorden van bepaalde vragen kunnen zich ook verschoonen zij die uit hoofde van hun stand, hun beroep of hun ambt tot geheimhouding verplicht zijn, doch alleen omtrent hetgeen waarvan de wetenschap aan hen als zodanig is toevertrouwd.’
- 4 —
Art. 4 (oud) Besluit bewaren en vernietigen niet-gevoegde stukken:
- ‘1.
De opsporingsambtenaar die door de uitoefening van een van de bevoegdheden, genoemd in de titels IVa tot en met Va van het Wetboek van Strafvordering, kennisneemt van mededelingen waarvan hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat deze zijn gedaan door of aan een geheimhouder, stelt hiervan de officier van justitie onverwijld in kennis.
- 2.
Indien de officier van justitie vaststelt dat de mededelingen, bedoeld in het eerste lid, mededelingen zijn als bedoeld in artikel 126aa, tweede lid, eerste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, beveelt hij terstond de vernietiging van de processen-verbaal en andere voorwerpen, voorzover zij deze mededelingen behelzen. Het bevel tot vernietiging is schriftelijk. Van de vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt, dat wordt gezonden aan de officier van justitie.
(…).’
- 5 —
Art. 359a van het Wetboek van Strafvordering:
- 1.
De rechtbank kan, indien blijkt dat bij het voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd die niet meer kunnen worden hersteld en de rechtsgevolgen hiervan niet uit de wet blijken, bepalen dat:
- a.
de hoogte van de straf in verhouding tot de ernst van het verzuim, zal worden verlaagd, indien het door het verzuim veroorzaakte nadeel langs deze weg kan worden gecompenseerd;
- b.
de resultaten van het onderzoek die door het verzuim zijn verkregen, niet mogen bijdragen aan het bewijs van het telastegelegde feit;
- c.
het openbaar ministerie niet ontvankelijk is, indien door het verzuim geen sprake kan zijn van een behandeling van de zaak die aan de beginselen van een behoorlijke procesorde voldoet.
- 2.
Bij de toepassing van het eerste lid, houdt de rechtbank rekening met het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt.
- 3.
Het vonnis bevat de beslissingen vermeld in het eerste lid. Deze zijn met redenen omkleed.
Voorts gold in 2006 de Instructie vernietiging geïntercepteerde gesprekken met geheimhouders van het College van procureurs-generaal van 12 maart 2002 (inwerkingstredingsdatum 1-04-2002) voorzover van belang inhoudende dat de officier van justitie beoordeelt of de communicatie met een geheimhouder mededelingen bevat als bedoeld in artikel 126aa tweede lid van het Wetboek van Strafvordering. Is dat het geval, dan geeft de officier van justitie terstond schriftelijk bevel om de inhoud van de communicatie te vernietigen
De feiten
Met de rechtbank stelt het hof vast, dat in het kader van het opsporingsonderzoek tegen [betrokkene 2] zowel via telefoontaps als door middel van in de auto van [betrokkene 2] en zijn echtgenote [betrokkene 1] geplaatste afluisterapparatuur gesprekken zijn opgenomen. Daaronder bevonden zich gesprekken met verschoningsgerechtigden.
In eerste aanleg is komen vast te staan dat twee geheimhoudersgesprekken zijn uitgewerkt en in het dossier zijn opgenomen te weten:
- —
een gesprek d.d. 7 februari 2006 tussen [betrokkene 2] en zijn (piket) advocaat en
- —
een gesprek d.d. 4 april 2006 tussen [betrokkene 2] en zijn huidige advocate mr. Noorduyn.
Bovendien is een gesprek (nr. 151) een tweede keer schriftelijk uitgewerkt ondanks een bevel tot vernietiging. Van een tweede bevel tot vernietiging is niet gebleken.
Voorts stelt de rechtbank vast dat een aantal andere processen-verbaal c.q. voorwerpen waarin/waarop gesprekken met geheimhouders zijn vastgelegd, na schriftelijk opdracht van de officier van justitie tot vernietiging ten spoedigste, blijkens de daarvan opgemaakte processen-verbaal soms op dezelfde dag, soms acht weken later en in het uiterste geval zeven maanden later vernietigd zijn.
Tot slot wordt in eerste aanleg vastgesteld dat door de beheerder van het interceptiecentrum, aan wie de opdrachten van de officier van justitie ook telkens waren gericht, nooit een proces-verbaal is opgemaakt.
In hoger beroep is pas tijdens haar requisitoir op 6 november 2009 door de advocaat-generaal geopenbaard (verwijzend naar een proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 oktober 2009), dat 44 van de in totaal 60 geheimhoudersgesprekken niet van de audio-dragers zijn verwijderd.
Voorts is na opdracht door de advocaat-generaal daartoe gebleken,dat 28 OVC gesprekken en 53 tap gesprekken destijds niet als geheimhoudersgesprekken zijn herkend. De advocaat-generaal heeft haar bevindingen vastgelegd in haar proces-verbaal van bevindingen (met twee bijlagen) d.d. 5 november 2009.
Na pleidooi en voor repliek heeft de advocaat-generaal het proces-verbaal van hoofdinspecteur Schrijver d.d. 7 december 2009 aan de processtukken toegevoegd waarin verantwoording wordt afgelegd omtrent de uitvoering van de vernietigingsbeschikkingen van de officier van justitie.
Beoordeling en conclusie
Aan het in artikel 218 van het Wetboek van Strafvordering neergelegde verschoningsrecht ligt ten grondslag dat het maatschappelijk belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt, in beginsel moet wijken voor een ander maatschappelijk belang, te weten dat een ieder zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking van het toevertrouwde om bijstand en advies tot de zogenaamde geheimhouders kan wenden. Een hulpzoekende moet er op kunnen rekenen dat hetgeen hij toevertrouwt aan een verschoningsgerechtigde, zoals zijn advocaat en zijn arts, niet alleen voor de politie en het openbaar ministerie, maar ook voor de strafrechter geheim blijft. Alle informatie die aan de verschoningsgerechtigde in die hoedanigheid is toevertrouwd, valt daaronder. Er is geen grond om een en ander te beperken tot ‘vertrouwelijke’ en/of ‘inhoudelijke’ informatie. De wetgever acht dit verschoningsrecht in het algemeen van hogere orde dan het belang dat gemoeid is met der waarheidsvinding in een strafzaak. Dit in onze rechtsorde verankerde beginsel houdt direct verband met de in art 126aa van het Wetboek van Strafvordering neergelegde vernietigingsverplichting.
Het hof is met de advocaat-generaal en de verdediging van oordeel dat politie en openbaar ministerie door de handelwijze zoals beschreven onder de feiten, hoe dan ook de onder 2 en 4 in het wettelijk kader genoemde wettelijke voorschriften hebben geschonden. Het hof acht de schending van deze regels, die strekken ter bescherming van het verschoningsrecht, even ernstig als een directe schending van het verschoningsrecht zelf. Gelet op het belang dat aan een strikte handhaving van het verschoningsrecht moet worden toegekend, is naar het oordeel van het hof sprake van een ernstig vormverzuim. Duidelijk is dat dit verzuim onherstelbaar is.
Met het oog op artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering moet de vraag worden beantwoord of aan dit verzuim het gevolg dient te worden verbonden dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging.
Het hof is van oordeel dat er geen sprake is van een verzuim waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van zijn belangen tekort is gedaan aan het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak.
De hierboven vastgestelde handelwijze van politie en openbaar ministerie kan, ondanks de daarmee gepaard gaande langdurige schending van art 126aa van het Wetboek van Strafvordering, niet worden aangemerkt als een doelbewuste of grove veronachtzaming van verdachtes belangen.
Het is niet aannemelijk geworden dat door of vanwege het openbaar ministerie is aangestuurd op het afluisteren van geheimhouders. Er is evenmin reden om aan te nemen dat doelbewust een situatie is geschapen waarin opsporingsambtenaren langer dan is toegelaten kennis konden nemen van de inhoud van de geheimhoudersgesprekken.
Het hof heeft voorts geen aanwijzingen gevonden dat naar aanleiding van de opgenomen communicatie onderzoekshandelingen zijn verricht dan wel informatie daaruit als sturingsinformatie is gebruikt.
Bovendien stelt het hof vast, dat met betrekking tot [betrokkene 2] het slechts gaat om twee opgenomen gesprekken tussen hem en zijn advocaat die niet inhoudelijk van aard zijn.
Ook ten aanzien van de procedurele afwikkeling van het vernietigen van de geheimhouders taps is er geen sprake van doelbewust of met grove veronachtzaming de belangen van de verdachte op een eerlijk proces tekortdoen.
Het hof stelt weliswaar vast dat politie en openbaar ministerie onzorgvuldig hebben gehandeld door niet de nodige controle uit te oefenen op het effectueren van de door het openbaar ministerie afgegeven vernietigingsbeschikkingen, maar deelt niet de visie van de verdediging dat de onjuiste processen-verbaal willens en wetens in strijd met de waarheid door de verbalisanten zijn opgemaakt. Het hof acht aannemelijk hetgeen hierover gerelateerd staat in het hierboven genoemd proces-verbaal d.d. 7 december 2009 van hoofdinspecteur Schrijver.
Op grond van het bovenstaande stelt het hof vast dat geen aanleiding bestaat om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging.
Evenmin acht het hof termen aanwezig om een strafkorting te geven. Het hof volstaat met het vaststellen van de vormverzuimen ten aanzien van de geheimhoudersgesprekken en de onjuiste processen-verbaal, nu niet gebleken is dat verdachte ten gevolge van de vormverzuimen in enig individueel concreet belang is geschaad en daardoor enig nadeel heeft ondervonden in de zin van artikel 359a lid 2 van het Wetboek van Strafvordering.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en betoogd dat het aan de verdachte onder
- 1.
meer subsidiair — medeplegen van mishandeling met voorbedachten rade, de dood tengevolge hebbend -,
- 2.
— medeplegen van uitbuiting -,
- 3.
— het beïnvloeden van getuigen — en 4 subsidiair tweede cumulatief/alternatief — medeplegen van mishandeling met voorbedachten rade, meermalen gepleegd
— tenlastegelegde, wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Vrijspraak
Om redenen zoals onderstaand overwogen is naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en 4 primair en subsidiair eerste cumulatief/alternatief is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht op grond van de feiten en omstandigheden, die in de bewijsmiddelen zijn vervat (zie ‘Bewijsvoering’), in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 subsidiair tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1
Subsidiair
zij op 28 januari 2006 te 's‑Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen, aan een meisje genaamd [slachtoffer], (geboren [geboortedatum slachtoffer]), opzettelijk en met voorbedachte rade, zwaar lichamelijk letsel (te weten een botbreuk: aan een bovenarm en bloeduitstortingen op het hartzakje en kneuzingen van het longweefsel en kneuzing van de rechterzijde van het hart en kneuzing van de wortel van de lever en kneuzing van de maag en vochtophoping in de hersenen en herseninklemming, heeft toegebracht, door die [slachtoffer] toen aldaar tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg,
- *
met één of meer shawls de armen en benen van die [slachtoffer] op de borstkas van die [slachtoffer] vast te binden en
- *
op enige wijze de ademhaling bij / van die [slachtoffer] te belemmeren en
- *
met één stok op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en
- *
(met grote kracht) met de hand(en) op/tegen het hoofd en elders op het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of te stompen,
terwijl het feit de dood van die [slachtoffer] tengevolge heeft gehad.
Feit 2
zij, in de periode van 1 januari 2005 tot en met 28 januari 2006 te 's‑Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander, [betrokkene 5] en [betrokkene 3] en [betrokkene 4], door geweld, door dreiging met geweld en door misbruik van een kwetsbare positie heeft gehuisvest, met het oogmerk van uitbuiting, immers hebben zij, verdachte, en haar mededader,
- —
haar woning gelegen aan de [adres 1] te Den Haag beschikbaar gesteld en
- —
die [betrokkene 5] en [betrokkene 3] en [betrokkene 4] illegaal in deze woning gehuisvest en
- —
tegen geen en/of geringe betaling die [betrokkene 5] en [betrokkene 4] en [betrokkene 3] lange dagen als hulp in de huishouding te werk gesteld,
waarbij het geweld en de dreiging met geweld en het misbruik van een kwetsbare positie hebben bestaan uit het:
- —
die [betrokkene 5] en [betrokkene 3] en [betrokkene 4] zonder geldige verblijfstatus in Nederland laten verblijven en
- —
slaan met de hand(en) en/of een kabel en/of een zweep in het gezicht en/of tegen de rug, althans het lichaam van die [betrokkene 5] en [betrokkene 4] en [betrokkene 3] en/of
- —
aan die [betrokkene 5] en [betrokkene 4] en [betrokkene 3] opdragen elkaar te slaan.
Feit 3
zij, in de periode van 28 januari 2006 tot en met 10 maart 2006, en op 3 april 2006 te Den Haag en Zwolle, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk mondeling, bij geschrift of afbeelding zich jegens personen, te weten [getuige 2] en [betrokkene 5] en [getuige 1] en [betrokkene 3] heeft geuit, kennelijk om dier vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl zij, verdachte en haar mededader, weten of ernstige reden hebben te vermoeden dat die verklaring zal worden afgelegd, immers heeft zij, verdachte en/of haar mededader, toen en daar — zakelijk weergegeven —,
- —
op 29 januari 2006 die [getuige 2] de woorden toegevoegd: ‘zeg tegen de politie dat ‘[bijnaam betrokkene 4]’ die dag pas is gekomen’ en
- —
in eerder genoemde periode tegen [betrokkene 5] de woorden toegevoegd: ‘jij mag niet over de zaak praten tegen de politie’ en ‘ik verbied jou om namen te noemen tegen de politie’, althans woorden van gelijke aard of strekking en
- —
op 10 maart 2006 tegen [getuige 1] de woorden toegevoegd: ‘jij moet zeggen hoe zij is gevallen en dat moeder en vader beiden erbij waren en zij niet op het kindje hebben gelet toen ze is gevallen’ en ‘zeg dat ik jou heb gebeld en dat ik jou gezegd heb dat het kindje is gevallen’ en ‘zeg dat ik jou gebeld heb omdat wij nog ver van huis waren en jij kon gaan kijken of er iets ernstigs was’, althans woorden van gelijke aard en strekking en
- —
op 3 april 2006 aan die [betrokkene 3] een op een hand geschreven tekst getoond: ‘je moet zeggen dat je aan ons over dat hekserij/geesten niet had verteld’, althans woorden van gelijke aard en strekking.
Feit 4
Subsidiair, 2e cumulatief/alternatief tenlastegelegde
zij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2005 tot en met 27 januari 2006 te 's‑Gravenhage, een meisje (te weten [slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer]), telkens opzettelijk en met voorbedachten rade
- *
met één of meer shawls de armen en benen op strakke wijze vast heeft gebonden en/of
- —
met één of meer stok(ken) op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of
- —
met de hand(en) op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt, tengevolge waarvan die [slachtoffer] telkens enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Het hof maakt ook gebruik van de verklaringen van de verdachten uit het proces-verbaal van de zittingen in hoger beroep van 5 en 12 juni 2009, nu in alle zaken een proces-verbaal is opgemaakt en deze processen-verbaal met de verklaringen van de verdachten in alle dossiers zijn gevoegd en aan de advocaat-generaal en de verdediging zijn verstrekt en de raadslieden en de advocaat-generaal op nadere zittingen de gelegenheid hebben gehad de verdachten te ondervragen als getuige. De bewezenverklaring van de feiten in hoger beroep ten aanzien van de afzonderlijke verdachten wordt niet in overwegende mate gedragen door de verklaring van een medeverdachte, afgelegd ter terechtzitting als verdachte in zijn/haar eigen strafzaak.1.
Subsidiair aanhoudingsverzoek
Op de gronden zoals in het volgende genoemd onder ‘Subsidiaire verzoeken bij pleidooi van de verdediging’, wijst het hof het verzoek tot aanhouding af.
1. Inleiding
In de onderhavige zaak worden [betrokkene 2], [betrokkene 1], [betrokkene 5] (op de dagvaarding genoemd [betrokkene 5], haar echte naam is [betrokkene 5]), [betrokkene 4] en [betrokkene 3] (op de dagvaarding genoemd [betrokkene 3]) verdacht van betrokkenheid bij de mishandelingen voor 28 januari 2006 en de mishandelingen en de dood op 28 januari 2006 van [slachtoffer], geboren [geboortedatum en geboorteplaats slachtoffer].
[betrokkene 1] en [betrokkene 2] worden tevens verdacht van het uitbuiten (mensenhandel) van [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5] in de periode van 1 januari 2005 tot en met 23 maart 2006, alsmede van het beïnvloeden van getuigen om naar vrijheid een verklaring af te leggen.
Mede gelet op de samenhang van de rollen van alle verdachten in de ten laste gelegde feiten terzake het mishandelen en overlijden van [slachtoffer] en van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] terzake de mensenhandel, heeft het hof besloten in de arresten van de verdachten na te noemen bewijsmotiveringen te geven terzake die feiten.
Uit het onderzoek ter terechtzittingen in hoger beroep is het volgende gebleken:
Verdachten
[betrokkene 1] en [betrokkene 2] woonden met hun kinderen, [getuige 2] en [R.], in een woning aan de [adres 1] te 's‑Gravenhage.
Eind 1999 is [betrokkene 5] vanuit India naar Nederland gekomen en heeft sinds die tijd (tot en met 28 januari 2006) bij [betrokkene 1] en [betrokkene 2] aan de [adres 1] verbleven.
[slachtoffer], het overleden slachtoffer, is de dochter van [betrokkene 3] en [betrokkene 4]. [betrokkene 3] en [betrokkene 4] zijn (in India) met elkaar getrouwd. Tot midden augustus 2004 verbleven [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [slachtoffer] in India. Op 16 augustus 2004 zijn zij in Nederland aangekomen en hebben sinds die tijd (tot en met 28 januari 2006) bij [betrokkene 1] en [betrokkene 2] in de woning aan de [adres 1] verbleven.
[betrokkene 4] wordt ook wel [bijnaam betrokkene 4] of [bijnaam betrokkene 4] genoemd.
[betrokkene 1] wordt ook wel [bijnaam betrokkene 1], [bijnaam betrokkene 1] of [bijnaam betrokkene 1] genoemd.
[betrokkene 2] wordt ook wel [bijnaam betrokkene 2] of [bijnaam betrokkene 2] genoemd.
Woning aan de [adres 1] te 's‑Gravenhage
De woning aan de [adres 1] had twee verdiepingen. Op zowel de eerste als de tweede verdieping was er een keuken. Hoofdzakelijk verbleven (en sliepen) [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5] op de eerste verdieping en [betrokkene 1], [betrokkene 2], [getuige 2] en [R.] op de tweede verdieping. Op de eerste verdieping was in ieder geval een woonkamer, een kinderkamertje en een zogenoemde dozenkamer. Op de tweede verdieping waren de slaapkamers van [betrokkene 1], [betrokkene 2], [getuige 2] en [R.] en er was een tempel. In de tempel (ook wel ohmkamer genoemd) stond een soort altaar en daar werden vuuroffers gebracht. [betrokkene 1] en [betrokkene 2] baden in de tempel.
2. Het overlijden van [slachtoffer] op 28 januari 2006 en de mishandelingen van [slachtoffer] vóór 28 januari 2006
Het hof zal hieronder de feiten weergeven rond het overlijden en de letsels van [slachtoffer] op 28 januari 2006 te 's‑Gravenhage, zoals deze op grond van het deskundigenbewijs zijn vastgesteld.
Overigens heeft de verdediging het deskundigenbewijs niet betwist.
2.1. Overlijden van [slachtoffer]
Op zaterdag 28 januari 2006 te 's‑Gravenhage, omstreeks 17.30 uur, werd [slachtoffer] het Juliana Kinderziekenhuis te 's‑Gravenhage binnengebracht. [slachtoffer] had wijde licht stijve pupillen en meervoudig uitwendig letsel, waaronder meerdere hematomen, een fors gezwollen rechterbovenarm (waarvan de chirurg zei dat die was gebroken), een evident afwijkende stand van de linkeronderarm, beide sleutelbeenderen en verschillende ribben waren gebroken, alsmede een gezwollen en blauwe rechterknie waar duidelijk bloed in zat. Bij de aanvang van de reanimatie kwam er bloed uit de maag, wat gaandeweg erger werd, en op de echo was te zien dat zij in ieder geval een scheur in haar lever had. Een gescheurde lever kan ontstaan door een behoorlijke klap in de buik. Gezien de uitgebreidheid van het letsel leek het de behandelend arts [getuige 3] zeer onwaarschijnlijk dat dit veroorzaakt kon zijn door een val van de trap, zoals aanvankelijk door de betrokkenen werd verklaard.
Om 20.10 uur is [slachtoffer] overleden.2.
2.2. Oorzaak overlijden [slachtoffer] op basis van de door de deskundigen geconstateerde letsels
Dr. B. Kubat, patholoog, van het Nederlands Forensisch Instituut (verder: NFI), afdeling pathologie, heeft de oorzaak van het overlijden van [slachtoffer] onderzocht. Haar bevindingen heeft zij neergelegd eerst in een voorlopig rapport d.d. 30 januari 20063. en later in een volledig obductieverslag d.d.4. augustus 2006.4 In laatstgenoemd rapport constateert zij onder andere (onder Samenvatting, pagina 9) dat [slachtoffer] iets te kort en licht van gewicht is voor haar leeftijd volgens tabellen voor Europeanen en dat zij in een goede voedingstoestand verkeert (sub A).
Voorts is bij röntgenonderzoek gebleken van talrijke oude en recente botbreuken, onder andere aan de ribben beiderzijds (de rugzijde en zijwaarts), het linkerschouderblad, de onderarm links (met scheefstand passend bij genezing zonder behandeling) en aan de bovenarm rechts (sub B). Er zijn in ieder geval recente breuken aangetroffen aan de armen, aan enkele ribben aan de voor- en achterzijde van de borstkas en aan het (linker)schouderblad.
Ook is er sprake van uitgebreide bloeduitstortingen aan onder andere de rechterarm, voor- en achterzijde van de rechterschouder, bovenzijde van de rug, over het gehele voor- en bovenhoofd beiderzijds, in de oppervlakkige en diepe weke delen naast de wervelkolom beiderzijds, op de linkerarm/hand en op de voor- en achterzijde van de benen (sub C), evenals bloeduitstortingen op het hartzakje (sub D).
Tevens is sprake van kneuzingen van longweefsel links en rechts, kneuzing van de rechterzijde van het hart, kneuzing van de wortel van de lever, kneuzing van de bovenzijde van de maag (sub D), bloedingen in de dunne en dikke darmwand (sub E), en tekenen van vochtophoping in de hersenen (hersenoedeem) en herseninklemming (sub F).
Er is sprake van tekenen van meerdere dagen oude beschadiging aan één van de sensibele banen van het ruggenmerg (die de gevoelszin van de onderste lichaamshelft verzorgt), berustend op traumatische beschadiging van de zenuwbanen die aan de achterzijde het ruggenmerg ingaan (de achterwortels) (sub G).
Bloeduitstortingen in beide oogzenuwen en oogbollen, passend bij trauma zoals bijvoorbeeld acceleratie-deceleratietrauma (sub H).
Voorts is er sprake van kleine oppervlakkige beschadigingen met kleine omgevende bloeduitstortingen aan de binnenzijde van de lippen en kleine wondjes en kleine bloeduitstortingen aan de punt van de tong (sub I), alsmede van kleine bloeduitstortingen in de spieren van de hals aan de voorzijde (sub J) en zeer talrijke stipvormige bloedingen in de huid en de slijmvliezen (sub K).
Dr. Kubat oordeelt (epicrise) dat er tekenen waren van zeer heftig uitwendig mechanisch botsend en/of samendrukkend geweld op het lichaam en tekenen van eerder doorgemaakte traumata in de vorm van zeer talrijke oude breuken, die niet behandeld waren. Voorts waren er tekenen van herhaaldelijk, heftig, uitwendig mechanisch botsend en/of samendrukkend geweld op de borstkas, gezien de ribbreuken en de letsels aan de borstorganen, alsmede op de buik, gezien de letsels aan de buikorganen. Verder waren er tekenen van letsels aan de ruggenmergwortels met degeneratie van één van de banen van het ruggenmerg, welke letsels zijn ontstaan in het kader van het uitwendig mechanisch geweld op de romp. De bevindingen aan de schedelinhoud (sub F; hof: tekenen van vochtophoping in de hersenen en herseninklemming) zijn niet eenduidig te interpreteren, maar kunnen zijn ontstaan op basis van heftig, uitwendig mechanisch botsend geweld op het hoofd. Dit geweld is er zeker geweest gezien de uitgebreide onderhuidse bloeduitstortingen aan het hoofd. Het feit dat er geen aantoonbare beschadigingen aan de hersenen waren, kan betekenen dat dit geweld niet meer dan enkele uren vóór het overlijden heeft plaatsgevonden, in welk geval de beschadigingen nog niet aantoonbaar zijn middels een sectie. Een andere mogelijkheid zou kunnen zijn dat het geweld op het hoofd geen of geen uitgebreide hersenbeschadiging heeft veroorzaakt maar wél heeft geleid tot het ontstaan van hersenoedeem. Het aan de lippen en tong geconstateerde letsel (sub I en K) zouden kunnen passen bij uitwendige afsluiting van de neus en mond (in het kader van smoren) en dientengevolge optredende verstikking. De bevindingen aan de hals (sub J) kunnen passen bij bloeduitstortingen, ontstaan ten gevolge van geforceerde ademhalingsbewegingen. Geforceerde ademhalingsbewegingen kunnen optreden bij elke vorm van ademnood (derhalve ook bij smoren). Opvallend was verder dat in de oude breuken verse breuken werden geconstateerd, passend bij herhaaldelijk toegepast geweld.
De gevonden letsels waren bij leven opgetreden, ernstig en zeer uitgebreid. Gezien het voorkomen van oude en recente letsels is er tenminste twee maal heftig geweld tegen [slachtoffer] gebruikt. Niet aan te geven is in welke mate welk (recent) letsel een bijdrage heeft geleverd aan het overlijden.
Dr. Kubat's eindconclusie luidt: Het overlijden van [slachtoffer], geboren [geboortedatum slachtoffer], wordt verklaard op basis van zeer uitgebreide en ernstige letsels op het lichaam en van de inwendige organen, al dan niet in combinatie met smoren, en de daardoor opgetreden verwikkelingen en weefselschade.
Naar aanleiding van het aantreffen van oude fracturen bij [slachtoffer], is door prof. dr. Maat en R. Gerretsen, onderzoek gedaan naar de ouderdom van drie van deze oude breuken (5e, 6e en 7e rib). De fractuur van de 5e rib bleek 0–2 dagen oud te zijn, de 6e en 7e rib 2–3 weken oud, met in de breuk van de 7e rib een nieuwe fractuur van 0–2 dagen oud.5.
Ten aanzien van het letsel aan het ruggenmerg heeft dr. Kubat eerst in haar briefrapport aangegeven dat het letsel aan het ruggenmerg enkele dagen tot circa een week oud zou kunnen zijn6., en in haar rapport van 20 juli 2006 heeft zij geconcludeerd dat het neuropathologisch onderzoek van de hersenen en het ruggenmerg een meerdere dagen oude beschadiging van één van de achterstrengen beiderzijds toonde, vrijwel zeker ten gevolge van traumatische letsels van de achterwortels van het ruggenmerg op laagthorakaal en hooglumbaal niveau.7.
Ter zake van de beoordeling van de mogelijke mechanismen die tot de letsels hebben geleid, verklaart dr. Kubat als volgt. Er waren tekenen van zeer heftig uitwendig mechanisch botsend en/of samendrukkend geweld op de romp, de extremiteiten (hof: bovenste extremiteiten zijn armen, onderste extremiteiten zijn benen) en het hoofd. Het geweld was zowel kort voor als enige tijd voor het overlijden toegebracht. Het mechanisme dat heeft geleid tot de enkele weken oude letsels is niet meer te reconstrueren. Over het mechanisme dat heeft geleid tot de recente huidbeschadigingen en onderhuidse bloeduitstortingen kan geen uitspraak worden gedaan. De overige letsels kunnen zijn ontstaan door mechanismen van botsend geweld, zoals slaan met een vlak, hard voorwerp zoals een knuppel, slaan met handen, tegen een vlak oppervlak zoals een muur of bed botsen of gegooid worden.8. Bij de rechter-commissaris heeft dr. Kubat voorts verklaard dat er in dit geval sprake was van ernstige inwendige verwondingen, hetgeen erop wijst dat excessief geweld op het lichaam is uitgeoefend, vergelijkbaar met dat bij ernstige verkeersongevallen. Het letsel zou bijvoorbeeld kunnen zijn ontstaan door heftig slaan, schoppen of door met de knieën op het slachtoffer te gaan zitten.9.
Voorts hebben ook dr. R.A.C. Bilo en H.G.T. Nijs op verzoek van de rechter-commissaris onder meer nader onderzoek gedaan naar de letsels en de dood van [slachtoffer].10. In hoofdstuk VIII van het dossier worden de skeletafwijkingen besproken.
Men constateert breuken in beide sleutelbenen. Bij deze breuken is sprake van callusvorming, hetgeen betekent dat er al sprake is van oudere fracturen die aan het genezen zijn.11. Tevens wordt vastgesteld dat er sprake is van een groot aantal ribbreuken dat callusvorming toont. Bij één rib is nog geen callus zichtbaar, hetgeen wijst op een recenter moment van ontstaan.12. Het schouderbladfractuur is niet te dateren.13. Voorts blijkt niet alleen sprake van een oudere fractuur van de linkeronderarm met callusvorming, ook blijkt sprake van een afwijkende locatie van de kop van het spaakbeen ten opzichte van het ellebooggewricht. Verder blijken er in de rechterarm diverse fracturen aanwezig: het deel van de bovenarm aan de kant van de elleboog toont een humerusfractuur boven het bolvormige gewrichtsuitsteeksel, van recentere datum, zonder callusvorming. Het deel van de ellepijp aan de kant van de pols toont een fractuur met callusvorming.14.
Gevraagd naar de ouderdom van het letsel aan de onderarm (het hof begrijpt: de linkeronderarm), heeft dr. Bilo bij de rechter-commissaris verklaard dat aan de arm drie oude fracturen zichtbaar waren. Er was ook sprake van uitgebreide callusvorming. Callusvorming is bij kinderen zichtbaar vanaf 10 dagen na tot ongeveer drie maanden na het ontstaan van de fractuur.15. Voorts verklaart dr. Bilo desgevraagd dat de blauwe plekken aan de buitenkant en het inwendige letsel wijzen op letsel dat enige uren voor het constateren is ontstaan. Er zijn geen aanwijzingen dat er fracturen zijn ouder dan twee of drie weken. Een aantal van de fracturen is heel recent. De standsafwijking aan de arm is niet te dateren, evenals de claviculafracturen (hof: sleutelbeenfracturen).16.
Ook verklaart hij dat er sprake is geweest van een verstoorde ademhaling, hetgeen wordt ondersteund door de gevonden petechiën (kleine puntbloedinkjes). Bij het dichtknijpen van de keel ontstaat een overlijdensrisico aangezien het een belemmering van de ademhaling geeft. Door het inbinden (zoals gedaan tijdens de reconstructie) zou een heel ernstige ademhalingsbelemmering kunnen ontstaan; een belemmering van de ademhalingsbeweging van het middenrif en de borstkas. Dr. Bilo kan geen uitspraak doen of [slachtoffer] door wurging of door inbinden is overleden. De bevindingen laten beide mogelijkheden toe.17.
2.3. Conclusie terzake de oorzaak van het overlijden van [slachtoffer] op 28 januari 2006
Op basis van het voorgaande is naar het oordeel van het hof komen vast te staan dat op 28 januari 2006 [slachtoffer], geboren [geboortedatum slachtoffer], om het leven is gekomen als gevolg van de haar toegebrachte zeer uitgebreide en ernstige recente letsels op haar lichaam en van de inwendige organen, al dan niet in combinatie met smoren en daardoor opgetreden verwikkelingen en weefselschade.
Ten overvloede overweegt het hof dat het aanvankelijk door de verdachten geschetste scenario dat [slachtoffer] van de trap was gevallen als gevolg waarvan zij de betreffende letsels zou hebben opgelopen, mede op basis van de onderzoeksresultaten van onder andere deskundige Bilo, die — kort gezegd — een val van de trap als oorzaak van de letsels zonder meer uitsluit18., apert ongeloofwaardig is.
2.4. Conclusie terzake de mishandelingen van [slachtoffer] vóór 28 januari 2006
Op basis van de onderzoeksresultaten zoals bovengenoemd met inachtneming van na te noemen feiten en omstandigheden is naar 's hofs oordeel komen vast te staan dat [slachtoffer] voorafgaand aan 28 januari 2006 zeer ernstig is mishandeld, als gevolg waarvan zij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen (onder andere meerdere fracturen en letsel aan het ruggenmerg).
Gelet op de ribfracturen van twee à drie dagen oud en de meerdere dagen (tot een week) oude beschadiging aan het ruggenmerg van [slachtoffer], alsmede het grote aantal fracturen en de callusvorming (zichtbaar 10 dagen tot drie maanden na ontstaan van de fractuur) op de meeste van die fracturen, gaat het hof er vanuit dat [slachtoffer] in de periode van drie maanden tot enkele dagen althans een week voor haar overlijden tenminste tweemaal zwaar lichamelijk letsel is toegebracht.
3. Feiten en omstandigheden terzake van de mishandelingen die hebben geleid tot het overlijden van [slachtoffer] op 28 januari 2006
3.1. Overwegingen van het hof met betrekking tot de voor het bewijs te bezigen verklaringen van de verdachten [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5]
Bekennende verklaringen [betrokkene 3] uit 2006
Voor wat betreft de bekennende verklaringen van [betrokkene 3] uit februari 2006 volgt het hof de verdachte [betrokkene 3] in zoverre dat het hof er vanuit gaat dat [betrokkene 3] op 28 januari 2006 wel geweld heeft gepleegd jegens [slachtoffer], mede gelet op de door [betrokkene 3] in die verklaringen en de in haar cel aangetroffen brief beschreven geweldshandelingen en de bij [slachtoffer] aangetroffen verwondingen. Voor wat betreft de uitlatingen van [betrokkene 3] dat zij alleen en met voorbedachten rade [slachtoffer] op 28 januari 2006 om het leven heeft gebracht, laat het hof die verklaringen buiten beschouwing. Het hof komt die gedeelten van de verklaringen van [betrokkene 3], in onderling verband en samenhang bezien met de overige onderzoeksresultaten en de na te melden feiten en omstandigheden, ongeloofwaardig voor.
[betrokkene 5]
Voor wat betreft de gedurende het strafproces afgelegde verklaringen van [betrokkene 5] volgt het hof in grote lijnen de eerste verklaringen van [betrokkene 5] uit 2006 voor zover deze naar het oordeel van het hof in onderling verband en samenhang bezien aansluiting vinden bij de overige onderzoeksresultaten en afgelegde verklaringen. Voor wat betreft de uitlatingen van [betrokkene 5] dat zij, kort gezegd, op 28 januari 2006 elders in het huis en niet in het kamertje bij [slachtoffer] (en [betrokkene 3]) is geweest, laat het hof deze gedeelten van de verklaringen buiten beschouwing nu deze het hof, in onderling verband en samenhang bezien met de overige onderzoeksresultaten en dan met name de verklaring van [betrokkene 4] terzake, ongeloofwaardig voorkomen.
[betrokkene 4]
Het hof volgt [betrokkene 4] in zijn verklaringen, en met name ook zijn verklaringen ter zitting in hoger beroep, terzake het aannemen van de telefoon op 28 januari 2006, het halen en geven van de stok op die dag, het slaan van [slachtoffer] in het gezicht en het slaan met de stok. Zijn verklaringen voor wat betreft de rollen van [betrokkene 3] en [betrokkene 5] op 28 januari 2006 volgt het hof eveneens in grote lijnen, met name waar zijn verklaringen aansluiting vinden bij overige onderzoeksresultaten.
Het hof acht zijn waarnemingen met betrekking tot [betrokkene 3] en [betrokkene 5] betrouwbaar, temeer daar hij zichzelf niet spaart.
Afstemmen verklaringen [betrokkene 3] en [betrokkene 4]
Het hof merkt hierbij nog op dat, wat er ook zij van de bedoelde afstemming van de verklaringen van [betrokkene 3] en [betrokkene 4] door [betrokkene 3] in de tapgesprekken van 26 april 2007 en 10 mei 2007, uit de nadere verklaringen van [betrokkene 4] van beïnvloeding niet is gebleken. In zijn nadere verklaring van 21 mei 2007 belast [betrokkene 4] namelijk een ieder.
3.2. Feiten en omstandigheden vóór en op 28 januari 2006
Onderstaand zal het hof eerst de vaststaande feiten en gebeurtenissen terzake de mishandelingen van [slachtoffer] in de periode voorafgaand aan 28 januari 2006 (voor zover bewezen verklaard) uiteenzetten, met daaropvolgend de feiten en gebeurtenissen op die 28ste januari, welke tot het overlijden van [slachtoffer] hebben geleid.
[betrokkene 5] is eind 1999 naar Nederland gekomen om bij [betrokkene 1] en [betrokkene 2] in de woning aan de [adres 1] te 's‑Gravenhage te werken.19. Op 16 augustus 2004 zijn [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [slachtoffer] in Nederland aangekomen, ook om bij [betrokkene 1] en [betrokkene 2] in de woning aan de [adres 1] te 's‑Gravenhage te werken.20. [slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer], is de dochter van [betrokkene 3] en [betrokkene 4].21. Toen [slachtoffer] in Nederland aankwam was zij dus 5 maanden oud.
Aanvankelijk ging alles nog goed en was er niets aan de hand, maar na een periode van ongeveer zes maanden begonnen de problemen rond [slachtoffer].22. [betrokkene 3] had aan [betrokkene 1] verteld dat zij in India een slang had gedood en vanaf die tijd is [betrokkene 1] zich anders gaan gedragen. Vanaf die tijd dacht [betrokkene 1] dat [slachtoffer] behekst was of dat er een spook in haar zat. Als er ook maar iets mis ging in het huis, bijvoorbeeld als [R.] of [getuige 2] struikelde, kreeg [slachtoffer] daar de schuld van. [slachtoffer] werd ook geslagen door [betrokkene 1].23. [betrokkene 3] hield eigenlijk heel veel van [slachtoffer], maar [betrokkene 3] begon ook te geloven dat [slachtoffer] behekst was en toen is zij haar ook gaan mishandelen.24.
Iedereen sloeg [slachtoffer], met uitzondering van [betrokkene 2], [getuige 2] en [R.].25.
Voorafgaand aan 28 januari 2006 hebben [betrokkene 3], [betrokkene 1], [betrokkene 5] en [betrokkene 4] [slachtoffer] geslagen. Van [betrokkene 1] mocht [slachtoffer] heel weinig slapen, want dan zou de geest uit haar komen. Als [slachtoffer] sliep maakten [betrokkene 3], [betrokkene 5] of [betrokkene 4] haar wakker door haar te mishandelen.26. [slachtoffer] is meermalen vastgebonden (hof: terzake het vastbinden, zie verder benedenstaand).27. [betrokkene 3] heeft [slachtoffer] geslagen, onder meer met een snoer.28. [betrokkene 4] sloeg [slachtoffer]29. en [betrokkene 1] heeft [slachtoffer] met de hand en de stok geslagen.30. Volgens [betrokkene 4] sloegen [betrokkene 3] en [betrokkene 5] [slachtoffer] het meest. [betrokkene 1] gaf [betrokkene 5] en [betrokkene 3] opdracht [slachtoffer] te slaan. Het geluid van klappen heeft [betrokkene 4] veel gehoord. Vaak werd [slachtoffer] met de hand geslagen, soms ook met een stok. Als [slachtoffer] was geslagen was haar gezicht iets dikker, en waren er wel eens verkleuringen en blauwe plekken in haar gezicht te zien.31. Ook [betrokkene 5] verklaart dat [slachtoffer] door [betrokkene 3] met een stok op haar rug werd geslagen.32. Ook heeft [betrokkene 5] blauwe plekken gezien bij [slachtoffer], op haar bovenbenen en op (andere) verschillende plekken.33.
[slachtoffer] is voor 28 januari 2006 meermalen vastgebonden door [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] en/of [betrokkene 1].34. Ze werd dan strak vastgebonden met een tjuni (hof: soort shawl van dunne stof) bij haar handen (polsen) en (boven)benen.35. [betrokkene 4] heeft [slachtoffer] in de periode omstreeks december 2004 tot en met 27 januari 2006 twee of drie keer vastgebonden. Soms deed hij het, soms [betrokkene 5].36. [betrokkene 4] heeft gezien dat [betrokkene 5] [slachtoffer] een keer met haar handen boven haar hoofd aan de spijlen van haar box had vastgebonden, met haar hoofd naar achteren.37. Ook [betrokkene 3] heeft gezien dat [betrokkene 5] [slachtoffer] een keer met haar handen boven haar hoofd en met haar voeten aan de spijlen van haar box heeft vastgebonden, zodat haar hoofd naar beneden hing.38. Ook [betrokkene 3] heeft in die periode [slachtoffer] meermalen vastgebonden.39.
Niemand anders dan [betrokkene 1] gaf de opdracht om [slachtoffer] te slaan. [slachtoffer] werd echter ook geslagen als [betrokkene 1] niet thuis was; [betrokkene 1] gaf ook telefonisch door dat [slachtoffer] moest worden geslagen. Zowel [betrokkene 4], als [betrokkene 3] als [betrokkene 5] hebben deze telefonische opdrachten van [betrokkene 1] tot het mishandelen van [slachtoffer] aangenomen en doorgegeven aan (een van) de anderen.40.
Gebeurtenissen op 28 januari 2006
Op 28 januari 2006, vanaf ongeveer 12.15 uur, zijn [betrokkene 3], [betrokkene 4], [betrokkene 5], [getuige 2] en [slachtoffer] thuis in de woning aan de [adres 1] te 's‑Gravenhage.41. [slachtoffer] is op dit moment dus 1 jaar en 10 maanden oud.
[betrokkene 1] en [betrokkene 2] zijn op deze dag omstreeks 12.00 uur met hun zoon [R.] en een vriendje van hem, [D.], naar een schaaktoernooi gegaan waaraan [R.] en [D.] zouden deelnemen.42. Het schaaktoernooi vond plaats in de [sportvereniging] gevestigd op [adres 2] te 's‑Gravenhage.43. Het toernooi begon, iets te laat, om 12.55 uur en telde 7 rondes met telkens een pauze tussendoor. De leiding kwam toch goed uit met het speelschema en de tijd omdat de pauzes iets werden ingekort. [R.] en [D.] hebben alle 7 wedstrijden gespeeld.44. [R.] heeft de eerste drie wedstrijden verloren, de vierde is in remise geëindigd en de laatste drie heeft hij gewonnen.45.
Gedurende de dag, vanaf 13.25.45 uur, is er (zeer) intensief belverkeer geweest tussen de telefoons van [betrokkene 1] ([telefoonnummer 1]) en [betrokkene 2] ([telefoonnummer 2]) enerzijds, die op dat moment naar het schaaktoernooi waren, en de vaste huistelefoon van de [adres 1] ([telefoonnummer 3]) en de mobiele telefoon die [betrokkene 4] op 28 januari 2006 in gebruik had ([telefoonnummer 4]) anderzijds.46.
Op deze dag tussen 14.00 en 14.30 uur, zijn [betrokkene 3] en [betrokkene 4] met [slachtoffer], gewikkeld in een dekentje, korte tijd buiten de woning geweest. Buren hebben twee personen, een man en een vrouw, met een klein kind, gewikkeld in een dekentje, buiten zien staan en onder andere [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5] hebben bevestigd dat [betrokkene 3] en [betrokkene 4] met [slachtoffer] naar buiten zijn geweest.47.
[betrokkene 1] had die dag, reeds voorafgaand aan haar vertrek uit de woning, aan [betrokkene 3] en [betrokkene 5] de opdracht gegeven om [betrokkene 3] met [slachtoffer] in het kinderkamertje (hof: ook wel kleine kamertje genoemd) op te sluiten, [slachtoffer] vast te binden en haar geen eten of drinken te geven, omdat [R.] zou gaan huilen als hij zou verliezen op het schaaktoernooi en als [slachtoffer] los was kon het spook uit [slachtoffer] komen en ervoor zorgen dat [R.] zou verliezen.48. [slachtoffer] heeft die dag dan ook niets te eten of te drinken gekregen.49. Om 13.25 uur belde [betrokkene 1] voor het eerst die middag naar de woning aan de [adres 1].50. [R.] heeft op dat moment net zijn eerste schaakronde gehad en heeft deze verloren. De ronde begon (iets te laat) om 12.55 uur en zal rond 13.20/13.25 uur zijn afgelopen. De andere rondes zijn wel op tijd begonnen, omdat de pauzes iets korter waren.51. [betrokkene 5] neemt de eerste keer de huistelefoon op (of [betrokkene 4], die hem daarna aan [betrokkene 5] gaf52.) en [betrokkene 1] geeft haar de opdracht tegen [betrokkene 3] te zeggen dat [slachtoffer] moet worden vastgebonden en klappen moet krijgen.53. Als reden hiervoor gaf zij dat [R.] op het schaaktoernooi aan het verliezen was en dat de reden daarvan [slachtoffer] was, want in [slachtoffer] zat een geest.54. [betrokkene 5] geeft de opdracht van [betrokkene 1] om [slachtoffer] te slaan door aan [betrokkene 3].55. Na het eerste telefoontje van [betrokkene 1] is [slachtoffer] in het kinderkamertje door [betrokkene 3] met een shawl (hof: uit het dossier blijkt dat de shawl waarmee [slachtoffer] wordt vastgebonden, door de verdachten ook wel wordt omschreven als ‘tjuni’, ‘sluier’ of ‘doek’) vastgebonden en wordt [slachtoffer] geslagen.56. Het hof gaat er vanuit dat zowel [betrokkene 3] als [betrokkene 5] op dat moment met [slachtoffer] in het kinderkamertje waren.57. [betrokkene 3] heeft [slachtoffer], voordat zij met [slachtoffer] en [betrokkene 4] naar buiten ging, hard op het gezicht geslagen waardoor [slachtoffer] moest huilen.58. [betrokkene 5] heeft [slachtoffer] op 28 januari 2006 tussen 13.00 uur en 14.00 uur heel erg hard horen huilen. [slachtoffer] was toen in het kleine kamertje.59. [betrokkene 4] heeft gehoord dat [slachtoffer] van [betrokkene 1] moest worden vastgebonden en geslagen.60.
Om 13.54 uur wordt er voor de tweede keer door [betrokkene 1] naar de woning gebeld. De tweede ronde van het schaaktoernooi is dan net geweest en [R.] heeft wederom een wedstrijd verloren.
Een minuut daarna belt [betrokkene 1] voor de derde keer naar de woning, om 13.55 uur.61. [betrokkene 1] geeft op dat moment de opdracht aan [betrokkene 5]62. om [betrokkene 4] en [betrokkene 3] met [slachtoffer] naar buiten te sturen, omdat er een kwade geest in het lichaam van [slachtoffer] zat en omdat ze in het huis waren, was [R.] de schaakwedstrijden aan het verliezen.63. [betrokkene 5] geeft de boodschap van [betrokkene 1] door dat [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [slachtoffer] naar buiten moeten gaan.64. [betrokkene 5] weet dat [slachtoffer] op dat moment al flink was mishandeld; [betrokkene 5] heeft [betrokkene 3] horen slaan, [slachtoffer] horen huilen en gillen en ze ziet haar liggen, ze lijkt te zweten, had rode vlekken op haar handen, bloed op haar lippen, ze bewoog maar een klein beetje en ze huilde zachtjes.65.
[betrokkene 3], [betrokkene 4] en [slachtoffer] zijn korte tijd buiten geweest66.: Omstreeks 14.00 uur zijn [betrokkene 3] en [betrokkene 4] met [slachtoffer], gewikkeld in een dekentje, naar buiten gegaan.67. [betrokkene 4] had een mobiele telefoon (nummer [telefoonnummer 4]) mee naar buiten genomen. Uit onder meer de telefoongegevens blijkt dat [betrokkene 1] om 14.07 uur naar de mobiele telefoon van [betrokkene 4] heeft gebeld.68. [betrokkene 1] gaf hen de opdracht weer terug te keren naar de woning, omdat de geest in [slachtoffer] anders terug zou gaan naar [R.].69. [betrokkene 3] en [betrokkene 4] zijn teruggegaan en tussen 14.15 uur en 14.30 uur weer de woning binnengegaan.70.
Na hun terugkeer van buiten zijn [betrokkene 3] en [slachtoffer] het kinderkamertje ingegaan.71. [betrokkene 1] belde om 14.19 uur weer naar de woning72. en [betrokkene 5] nam de huistelefoon op. De derde schaakronde is dan (zo goed als) voorbij en [R.] heeft die weer verloren.73. [betrokkene 1] gaf [betrokkene 5] de opdracht [slachtoffer] weer vast te binden in het kinderkamertje. Daar is [slachtoffer] wederom vastgebonden en is zij opnieuw geslagen.74. [slachtoffer] wordt vastgebonden met één of meer shawls.75. Bij het vastbinden wordt [slachtoffer] helemaal in elkaar gevouwen, als een bolletje; haar benen worden omhoog opgevouwen en haar armen over elkaar aan de voorkant opgevouwen, en dan met de shawl vastgebonden.76. [betrokkene 3] verklaart dat [slachtoffer] op de dag van haar dood met de benen op haar borst is vastgebonden.77. [betrokkene 5] beschrijft de wijze waarop [slachtoffer] was vastgebonden voorts als met de benen omhoog gevouwen, de armen zaten ook vast. Het was op een heel strakke manier vastgebonden. [betrokkene 5] ziet dat [slachtoffer] er heel slecht uitziet en ziet geelkleurig spuug bij de mondhoek van [slachtoffer].78. Op verzoek van [betrokkene 5] legt [betrokkene 4] een knoop in de shawl waarmee [slachtoffer] is vastgebonden.79. [slachtoffer] is, na van buiten teruggekeerd te zijn, heel erg geslagen en [betrokkene 5] heeft [slachtoffer] heel erg hard horen huilen.80. Op verzoek van [betrokkene 5] haalt [betrokkene 4] een stok om [slachtoffer] te slaan. [betrokkene 4] haalt de stok van boven en geeft hem aan [betrokkene 5].81. [slachtoffer] wordt door [betrokkene 5] geslagen, met de stok op haar lichaam.82. [betrokkene 3] slaat [slachtoffer] met een tot vuist gebalde hand op haar voorhoofd en op haar wangen.83. [betrokkene 3] slaat [slachtoffer] ook met de stok, tot er bijna geen geluid meer uit de keel van [slachtoffer] komt.84. In een bij [betrokkene 3] aangetroffen handgeschreven geschrift, waarvan zij heeft verklaard dat het door haar is geschreven,85. schrijft [betrokkene 3] dat zij met de stok op de borst van [slachtoffer] heeft geslagen, alsmede dat zij [slachtoffer] op haar gezicht, oren, armen en benen heeft geslagen.86. Ook [betrokkene 5] zag dat [betrokkene 3] [slachtoffer] met de stok sloeg.87. Ze hoorde [slachtoffer] eerst heel erg hard huilen en toen dat de stem van [slachtoffer] zwaarder werd, alsof iemand bijna doodgaat. [slachtoffer] lag op de grond van het kleine kamertje. [betrokkene 5] zag dat [slachtoffer] aan het hijgen was en dat haar borst op en neer ging. [betrokkene 4] heeft dit ook gezien.88. Zowel [betrokkene 3] als [betrokkene 5] zijn wederom, gedurende de (gezien het letsel zoals bovenomschreven) zeer ernstige mishandelingen van [slachtoffer], in het kinderkamertje bij [slachtoffer] aanwezig.89.
Ook [betrokkene 4] heeft [slachtoffer] de betreffende 28ste januari geslagen. [betrokkene 4] heeft [slachtoffer] enkele malen met zijn hand op haar mond althans haar gezicht geslagen en hij heeft haar met de stok op haar rug geslagen.90. Daarna riep [betrokkene 5] [betrokkene 4] en zei dat hij sambal mee moest nemen. [betrokkene 4] voldeed hieraan en [betrokkene 5] heeft vervolgens sambal op de lippen van [slachtoffer] gesmeerd.91. [betrokkene 4] denkt dat [slachtoffer] al werd geslagen voordat hij met haar en [betrokkene 3] naar buiten gaat.92. [betrokkene 4] wist dat op 28 januari 2006 [betrokkene 3] en [betrokkene 5] bij [slachtoffer] in het kamertje waren, dat [slachtoffer] was vastgebonden en dat [slachtoffer] met een stok werd geslagen, die hij op verzoek van [betrokkene 5] had gehaald. Hij wist dat [betrokkene 1] tegen [betrokkene 5] had gezegd dat [slachtoffer] moest worden geslagen. [betrokkene 4] verklaart dat hij zich kan voorstellen dat [slachtoffer] pijn heeft geleden toen ze werd geslagen.93.
Aan het einde van de middag zag [betrokkene 5] dat [slachtoffer] er slecht uitzag; ze lag op haar rug met haar handen naast haar, ze zag dat [slachtoffer] nog maar moeilijk kon ademen (alsof ze aan het spartelen was) en haar ogen werden doffig. Toen ze dat zag heeft [betrokkene 5] (om 16.54 en 16.55 uur, gelet op de telefonische gegevens) naar [betrokkene 1] gebeld (ze weet niet meer precies of ze het nummer van [betrokkene 1] of [betrokkene 2] heeft gebeld, maar ze heeft in ieder geval met [betrokkene 1] gesproken) om te zeggen dat het niet goed ging met [slachtoffer].94.
Door [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [betrokkene 3] is [slachtoffer] naar het Juliana Kinderziekenhuis in Den Haag gebracht.95.
3.3. Juridische kwalificatie van het handelen van de verdachten op 28 januari 2006
[betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5]:
Conclusie
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachten [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5] zich op voornoemde bewezenverklaarde wijze schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van doodslag van [slachtoffer] (geboren [geboortedatum slachtoffer]), dochter van [betrokkene 3] en [betrokkene 4], op 28 januari 2006 te 's‑Gravenhage.
Medeplegen
Uit deze feiten en omstandigheden is naar het oordeel van het hof komen vast te staan dat zowel [betrokkene 3] als [betrokkene 5] als [betrokkene 4] ieder een eigen rol hebben gehad in het jegens [slachtoffer] op 28 januari 2006 gepleegde geweld. Geen van de verdachten heeft zich op enig moment (op welke wijze dan ook) gedistantieerd van de geweldshandelingen jegens [slachtoffer]. In tegendeel, [betrokkene 3] en [betrokkene 5] hebben in het kinderkamertje (ernstig) geweld jegens [slachtoffer] gepleegd, zonder dat ieders aandeel daarin precies is vastgesteld. Ook [betrokkene 4] heeft bijgedragen aan het gepleegde geweld en ondersteunende handelingen verricht. [betrokkene 5] heeft voorts een belangrijke rol gespeeld als zogezegd de contactpersoon tussen [betrokkene 1] en de aanwezigen in de woning aan de [adres 1]; zij heeft de opdrachten van [betrokkene 1] strekkende tot het vastbinden en mishandelen van [slachtoffer] doorgegeven en aan [betrokkene 1] gemeld dat het niet goed met haar ging. De ondersteunende handelingen van [betrokkene 4] ter zake van het gepleegde geweld verricht zijn zodanig direct en in hetzelfde feitenkader verricht, dat zij passen binnen de gezamenlijke delictueuze gedraging, namelijk het zwaar lichamelijk mishandelen van [slachtoffer]. Het hof noemt in dit kader onder andere het opnemen en doorgeven van de telefoon aan [betrokkene 5] terwijl hij wist dat [slachtoffer] dan mishandeld zou worden, het halen en geven aan [betrokkene 5] van de stok waarmee [slachtoffer] is geslagen en het halen van de sambal.
Conclusie:
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat vast is komen te staan dat de verdachten zo bewust en nauw hebben samengewerkt ter zake van het mishandelen van [slachtoffer] op 28 januari 2006 te 's‑Gravenhage, dat sprake is van medeplegen in de zin van artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Voorwaardelijk opzet:
Met name op basis van het voornoemde deskundigenbewijs ter zake van de ernst van de letsels van [slachtoffer] en hetgeen bovenstaand is overwogen omtrent de oorzaak van overlijden van [slachtoffer], is het hof van oordeel dat de gebeurtenissen op 28 januari 2006 ten aanzien van [slachtoffer] vele malen verder gingen dan ‘gewoon’ mishandelen. [betrokkene 5] heeft dit bevestigd ter zitting in hoger beroep van 5 juni 2009; desgevraagd verklaart zij dat zij zich besefte dat het slaan met de stok en het opgevouwen liggen van [slachtoffer] op 28 januari 2006 veel verder ging dan de normale mishandelingen van [slachtoffer], alsmede dat zij zag dat het ‘er niet goed uitzag’.96.
[slachtoffer] (1 jaar en 10 maanden oud) is gelet op de aard en duur van het op haar uitgeoefende geweld zwaar mishandeld. Uit voornoemde feiten en omstandigheden blijkt dat om 13.25 uur [betrokkene 1] voor het eerst heeft gebeld naar de woning en de opdracht gaf om [slachtoffer] vast te binden en klappen te geven. Pas om 16.54 en 16.55 uur heeft [betrokkene 5] naar [betrokkene 1] gebeld om te zeggen dat [slachtoffer] er niet goed uitzag en is het geweld jegens [slachtoffer] gestopt. Dit houdt in dat er gedurende een periode van maar liefst 3,5 uur (heftig) geweld is uitgeoefend op [slachtoffer] (met in ieder geval uitzondering van de korte tijd dat zij met [betrokkene 3] en [betrokkene 4] buiten is geweest) en dat zij gedurende een groot gedeelte van die tijd strak was vastgebonden, met haar benen op haar borstkas en haar armen over elkaar opgevouwen.
[betrokkene 3], [betrokkene 5] en [betrokkene 4] waren op de hoogte van het op [slachtoffer] uitgeoefende geweld en haar verslechterende fysieke toestand op die dag als gevolg van de mishandelingen. In samenhang bezien met haar leeftijd en de duur, aard en ernst van de mishandelingen zoals voornoemd, hadden zij moeten weten dat het voortduren van deze mishandelingen [slachtoffer] fataal konden worden.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat [betrokkene 5], [betrokkene 3] en [betrokkene 4] willens en wetens de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat [slachtoffer] als gevolg van de mishandelingen op 28 januari 2006 zou komen te overlijden en aldus daartoe het voorwaardelijk opzet hebben gehad.
Naar 's hofs oordeel doet de omstandigheid dat [betrokkene 4] niet de gehele tijd lijfelijk in het kinderkamertje aanwezig was bij de mishandelingen van [slachtoffer] en derhalve niet exact weet had van de precieze gedragingen van [betrokkene 3] en [betrokkene 5], aan dit oordeel niet af.97. [betrokkene 4] wist van de mishandelingen van [slachtoffer], (in grote mate) ook van de aard, de ernst en de duur daarvan en hij wist dat zij vastgebonden was. Hij moet haar hard hebben horen huilen.98. Rond de tijd dat [betrokkene 4] de knoop in de shawl had gelegd en de stok haalde, lag er geelkleurig spuug bij [slachtoffer].
[betrokkene 1]:
Vrijspraak ter zake van het onder 1 primair tenlastegelegde
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden is niet komen vast te staan dat verdachte [betrokkene 1] opzet, ook niet in de zin van voorwaardelijk opzet, had op de dood van [slachtoffer]. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat uit het dossier blijkt dat [slachtoffer] vaker werd mishandeld en vastgebonden en dat [betrokkene 1] die dag de opdracht gaf [slachtoffer] weer te mishandelen en vast te binden. In onvoldoende mate is komen vast te staan dat, in tegenstelling tot [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5], [betrokkene 1] op de hoogte was van de verslechterende, kritieke lichamelijke gezondheidstoestand van [slachtoffer] op die dag als gevolg van de mishandelingen, zodat niet vastgesteld kan worden dat zij, door opdracht te geven om [slachtoffer] te mishandelen (op de wijze zoals uit voormelde feiten en omstandigheden blijkt), willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] als gevolg van die mishandelingen zou komen te overlijden.
Derhalve dient zij naar 's hofs oordeel van het haar onder 1 primair tenlastegelegde, zijnde het medeplegen van de doodslag van [slachtoffer], te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring ter zake van feit 1 subsidiair
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden is naar het oordeel van het hof komen vast te staan dat de verdachte [betrokkene 1] op 28 januari 2006 te 's‑Gravenhage meermalen telefonisch opdracht heeft gegeven om [slachtoffer] (geboren [geboortedatum slachtoffer]) vast te binden en te mishandelen, alsmede om [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [slachtoffer] naar buiten te sturen. Het hof neemt hierbij in aanmerking — zakelijk weergegeven — de tijdstippen en frequentie van de gepleegde telefoontjes en het verloop van de schaakwedstrijd van [R.], in onderling verband en samenhang bezien met de verklaringen van [betrokkene 3], [betrokkene 5] en [betrokkene 4] hieromtrent, alsmede de omstandigheid dat [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [slachtoffer] in opdracht van [betrokkene 1] naar buiten zijn gegaan. Het hof merkt in dit kader overigens op dat gedurende de gehele strafprocedure door geen van de verdachten een andere aannemelijke verklaring is gegeven voor het gedurende korte tijd buiten zijn van [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [slachtoffer].
Uit de omstandigheid dat [betrokkene 1] telefonisch de opdracht tot het vastbinden en mishandelen van [slachtoffer] doorgaf aan anderen, die deze opdracht daadwerkelijk uitvoerden, blijkt zowel de voorbedachte rade als de bewuste en nauwe samenwerking van de verdachte [betrokkene 1] met [betrokkene 3], [betrokkene 5] en [betrokkene 4] ten aanzien van de (zware) mishandelingen van [slachtoffer]. De omstandigheid dat verdachte [betrokkene 1] lijfelijk niet bij de mishandelingen van [slachtoffer] op 28 januari 2006 aanwezig is geweest, doet aan dit oordeel niet af.99.
Voorts is het hof van oordeel dat de verdachte [betrokkene 1] door aldus te handelen, mede gelet op de leeftijd van het slachtoffer (1 jaar en 10 maanden) en de duur en aard van de mishandelingen, zoals [betrokkene 1] daartoe gedurende de dag opdracht heeft gegeven, minstgenomen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De verdachte [betrokkene 1] heeft aldus daartoe het voorwaardelijk opzet gehad. De omstandigheid dat [betrokkene 1] niet op de hoogte is geweest van de precieze gedragingen van haar medeplegers [betrokkene 3], [betrokkene 5] en [betrokkene 4], doet hier niet aan af. Het ten laste gelegde geobjectiveerde gevolg van die zware mishandelingen, te weten de dood van [slachtoffer], is naar het oordeel van het hof de verdachte [betrokkene 1] ook strafrechtelijk toe te rekenen.
Conclusie
Het hof is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte [betrokkene 1] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van zware mishandeling met voorbedachten rade van [slachtoffer] op 28 januari 2006 te 's‑Gravenhage, terwijl dit feit de dood van die [slachtoffer] tengevolge heeft gehad, een en ander zoals bewezen verklaard.
Verweer betreffende het belgedrag van [betrokkene 1] op 28 januari 2006
De verdediging van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] hebben bij pleidooi in hoger beroep bepleit, kort gezegd, dat het intensieve telefoonverkeer op 28 januari 2006 van de mobiele telefoons van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] met de huislijn van de [adres 1] en de mobiele telefoon in gebruik bij [betrokkene 4], moet worden bezien in het licht van een verwacht telefoontje uit India omtrent de aankoop van een stuk grond aldaar, het eten, de boodschappen en het huiswerk en de gezondheid van [getuige 2], zodat dit belgedrag van [betrokkene 1] niet kan bijdragen tot het bewijs van het tenlastegelegde.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De verklaring van [betrokkene 1] omtrent de redenen voor de vele telefonische contacten, zoals het verwachte telefonisch contact met India, afspraken met [betrokkene 3] over het eten en het huiswerk van dochter [getuige 2], een en ander zoals door de verdediging bij pleidooi herhaald, laat het hof buiten beschouwing.
[betrokkene 1] geeft in haar verklaring als verdachte van 20 maart 2006, verschillende redenen voor het intensieve telefoonverkeer als vorenbedoeld. Deze verklaring wordt op geen enkele wijze ondersteund door de getuigenverklaringen van [betrokkene 3], [betrokkene 5] en [betrokkene 4] terzake en geeft evenmin een verklaring voor het die middag korte tijd naar buiten en weer naar binnen gaan van [betrokkene 3], [slachtoffer] en [betrokkene 4] (met een mobiele telefoon). Bovendien heeft [betrokkene 1] bij haar verhoor van 5 april 2006 bij de politie verklaard, dat zij zich wel kan herinneren dat er is gebeld op 28 januari 2006, doch dat zij zich niet kan herinneren waar zij die 28ste januari zo vaak over heeft gebeld en waar de gevoerde gesprekken die dag over gingen.
Voorts overweegt het hof dat, ook al zou er op 28 januari 2006 vanuit India gebeld worden over de aankoop van een stuk grond aldaar en ook al zou die dag een gesprek daarover hebben plaatsgevonden, dan nog biedt dit geenszins een aannemelijke verklaring voor de frequentie en de tijdstippen van de afzonderlijke telefoontjes gepleegd door [betrokkene 1] naar de huistelefoon, in onderling verband en samenhang bezien met de overige onderzoeksresultaten zoals bovenstaand weergegeven, en de gedragingen van [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5] op die dag.
Het hof verwerpt derhalve het verweer.
Meer subsidiair verweer
Meer subsidiair heeft de verdediging van [betrokkene 1] betoogd dat, kort gezegd, [betrokkene 1] de kans dat [slachtoffer] zou komen te overlijden in juridische zin niet heeft verhoogd, nu de oorzaak van het overlijden van [slachtoffer] moet worden gezocht in het zelfstandige wilsbesluit van [betrokkene 3] om [slachtoffer] om het leven te brengen (zie pagina 89 van de pleitnota deel II, overgelegd d.d. 24 november 2009, van mr. Van Straalen).
Nu het hof de voorbedachte rade bij [betrokkene 3] om [slachtoffer] om te brengen niet heeft aangenomen, laat het hof een bespreking van dit verweer achterwege.
[betrokkene 2]:
Integrale vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde
Met de advocaat-generaal, is het hof van oordeel dat op grond van het verhandelde ter terechtzittingen in hoger beroep, niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat [betrokkene 2] op strafrechtelijk verwijtbare wijze betrokken is geweest bij de (zware) mishandelingen en het overlijden van [slachtoffer] op 28 januari 2006 te 's‑Gravenhage, zodat de verdachte [betrokkene 2] van het hem onder 1 tenlastegelegde integraal dient te worden vrijgesproken.
3.4. Juridische kwalificatie van het handelen van de verdachten vóór 28 januari 2006
Het hof overweegt als volgt.
Alle verdachten:
Vrijspraak
Zoals bovengenoemd onder 2.4, gaat het hof er vanuit dat [slachtoffer] in de periode van drie maanden tot enkele dagen althans een week voor haar overlijden op 28 januari 2006 tenminste tweemaal zeer ernstig is mishandeld, als gevolg waarvan zij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen (onder andere meerdere fracturen en letsel aan het ruggenmerg). Gelet op de medische gegevens zoals genoemd onder 2.2, is door het hof echter niet vast te stellen wanneer, op welke wijze en door wie het zwaar lichamelijk letsel is toegebracht. Alle verdachten zullen derhalve van het tenlastegelegde betreffende de zware mishandeling(en) van [slachtoffer] in de periode voor 28 januari 2006, worden vrijgesproken.
[betrokkene 2]:
Hoewel de inhoud van het voorliggende strafdossier aanknopingspunten biedt voor het oordeel dat de verdachte [betrokkene 2] strafrechtelijk verwijtbaar bij de mishandelingen van [slachtoffer] in de periode voorafgaand aan 28 januari 2006 is betrokken, is het hof van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht hetgeen aan de verdachte onder 4 is tenlastegelegd, zodat hij daarvan integraal behoort te worden vrijgesproken.
Conclusie
[betrokkene 1], [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5]:
Bewezenverklaarde ter zake van de mishandelingen van [slachtoffer] vóór 28 januari 2006
Wel is op grond van voormelde feiten en omstandigheden komen vast te staan dat [betrokkene 1], [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5] afzonderlijk [slachtoffer] met voorbedachten rade hebben mishandeld tengevolge waarvan zij enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden, ieder op de wijze zoals bewezen is verklaard.
4. Mensenhandel c.q. uitbuiting, feit 2
Het hof zal eerst op basis van de huidige wetgeving en jurisprudentie het juridisch kader ter zake van mensenhandel c.q. uitbuiting uiteenzetten. Daarna zal het hof de feiten en omstandigheden, voor zover relevant, uiteenzetten en deze in het juridisch kader plaatsen ter beoordeling van het strafrechtelijk karakter hiervan, waarna het hof een conclusie zal weergeven ter zake van de bewezenverklaring en kwalificatie van deze feiten.
4.1. Juridisch kader Mensenhandel
Bij wet van 9 december 2004 is, met ingang van 1 januari 2005, mensenhandel buiten de sfeer van seksuele uitbuiting strafbaar gesteld en wel bij invoeging van artikel 273a(oud) van het Wetboek van Strafrecht (verder: Sr). (Inmiddels is artikel 273a(oud) Sr op 1 september 2006 vernummerd tot artikel 273f(oud) Sr. De laatste versie van artikel 273f is tot slot in werking getreden op 1 juli 2009.) De onderhavige tenlastelegging, die betrekking heeft op de periode 1 januari 2005 tot en met 23 maart 2006, is gebaseerd op het eerstgenoemde artikel, artikel 273a(oud) Sr.
In de loop der jaren zijn de begrippen uit dit artikel — voor zover relevant in deze zaak — veelvuldig besproken in zowel de jurisprudentie als in de literatuur, evenals door de nationaal rapporteur mensenhandel. Voor de uitleg van deze begrippen baseert het hof zich met name op de Memorie van Toelichting bij het desbetreffende wetsvoorstel en recente jurisprudentie van de Hoge Raad (onder meer HR 27 oktober 2009, LJN BI7097). Met inachtneming van het vorenstaande, gaat het hof uit van het volgende.
Blijkens lid 1 sub 1 van artikel 273a(oud) Sr wordt onder mensenhandel verstaan, kort gezegd, indien een persoon een ander — door dwang, geweld of een andere feitelijkheid of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die ander heeft — werft, vervoert, overbrengt, huisvest of opneemt, met het oogmerk van uitbuiting van die ander. Het gaat om een aantal gedragingen, gepaard met middelen en gericht op uitbuiting. Uit lid 2 volgt dat uitbuiting ten minste omvat de uitbuiting van een ander in gedwongen of verplichte arbeid of diensten, slavernij en/of met slavernij of dienstbaarheid te vergelijken praktijken. Daarbij kan worden gedacht aan tewerkstelling onder dwang of het maken van misbruik van een afhankelijke positie van een persoon die onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs geen andere keuze heeft dan in een toestand van uitbuiting te geraken. Als voorbeeld kan worden genoemd een extreem lange werkweek tegen onevenredig lage betaling onder slechte werkomstandigheden.100.
Voor het bewijs van door ‘misbruik’ handelen, dient vastgesteld te worden dat de verdachte zich bewust is geweest van de relevante feitelijke omstandigheden ten aanzien van betrokkene waaruit het overwicht voortvloeit, dan wel verondersteld moet worden voort te vloeien, in die zin dat voorwaardelijk opzet ten aanzien van die omstandigheden bij de verdachte aanwezig moet zijn geweest. Datzelfde geldt voor gevallen waarin sprake is van een kwetsbare positie van het betrokkene, als bedoeld in artikel 273a(oud) Sr. Met betrekking tot de strafwaardigheid van verdachtes handelen is voorts van belang dat hieraan geen verdergaande of actievere betekenis gehecht hoeft te worden dan aan de handelingen zoals deze in de delictsomschrijving zijn opgenomen, te weten ‘werft, vervoert, overbrengt, huisvest of opneemt’. Het vorenstaande houdt in het bijzonder in dat het geen zelfstandig vereiste is dat het initiatief van de verdachte is uitgegaan noch dat het betrokkene door de verdachte in een uitbuitingssituatie is gebracht.101. Voorts hoeft de omstandigheid dat de betrokkene tevoren ergens anders heeft gewerkt, geen aanwijzing te zijn voor de vrijwilligheid van de betrokkene en dus voor het ontbreken van een uitbuitingssituatie.102.
Voor wat betreft specifiek de uitbuitingssituatie is het volgende van belang. Uit de wetsgeschiedenis van artikel 250ter(oud) Sr103. blijkt dat de wetgever bij de term ‘misbruik uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht’ het oog heeft gehad op het brengen van een ander in een afhankelijke situatie waarin deze in diens keuzevrijheid wordt beperkt. Volgens de wetgever is er dan sprake van een uitbuitingssituatie. De Hoge Raad haalt in het arrest van 27 oktober 2009 de Memorie van Antwoord bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de wet van 9 december 1993, Stb. 679, aan. Hieruit kan worden afgeleid dat volgens de wetgever in het algemeen kan worden gesteld dat het niet kunnen beschikken over eigen financiële middelen en/of het eigen paspoort en/of indien het visum is verlopen (en de betrokkene dus illegaal in het land verblijft), als uitbuitingssituatie(s) kunnen worden aangemerkt.104. De Hoge Raad heeft in het verlengde hiervan geoordeeld dat de vaststelling door de feitenrechter, dat sprake is van een dergelijke ‘kwetsbare/zwakkere positie’ wanneer de betrokkenen illegaal in Nederland verblijven105., en de betrokkenen zich aldus in een uitbuitingssituatie bevinden, niet onbegrijpelijk is.
Voor het bewijs van uitbuiting zijn de omstandigheden van het geval van wezenlijk belang en als opzetvereiste geldt dat sprake moet zijn van oogmerk van uitbuiting. Bij een verdenking van mensenhandel als in het onderhavige geval, komen onder meer de volgende omstandigheden van het geval betekenis toe:
- i)
de aard en duur van de tewerkstelling,
- ii)
de beperkingen die de tewerkstelling voor betrokkene meebrengt, en
- iii)
het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald.
Belangrijk is dat bij de weging van deze en andere relevante factoren de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader dienen te worden gehanteerd.106. Overigens is voor de vervulling van de delictsomschrijving niet vereist dat betrokkene daadwerkelijk wordt uitgebuit.107.
Naar het oordeel van het hof doet, gelet op het vorenstaande, de omstandigheid dat in India (het land van herkomst van alle betrokken verdachten en/of betrokkenen) wellicht andere normen gelden omtrent de duur van de tewerkstelling en aan een huishoudelijke hulp voor wat betreft diens werkzaamheden te stellen eisen, niet ter zake bij de beantwoording van de vraag of in de onderhavige zaak sprake is van uitbuiting in de zin van artikel 273a(oud) Sr.
4.2. Feiten en omstandigheden ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde
Onderstaand zal het hof de feiten en omstandigheden uiteenzetten, welke van belang zijn voor de mensenhandel in de zin van artikel 273a(oud) Sr, gepleegd door twee of meer verenigde personen, een en ander zoals onder 2 bewezen is verklaard.
Gedragingen
Huisvesten
[betrokkene 5] is in december 1999 naar Nederland gekomen en [betrokkene 3] en [betrokkene 4] zijn op 16 augustus 2004 in Nederland aangekomen.108. [betrokkene 5], [betrokkene 3] en [betrokkene 4] hebben vanaf hun aankomst in Nederland tot en met 28 januari 2006 in de woning van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] (met hun kinderen [getuige 2] en [R.]) aan de [adres 1] te 's‑Gravenhage109. gewoond.110.
De woning was zoals beschreven in de ‘Inleiding’.
De relatie tussen [betrokkene 2] en [betrokkene 1] met [betrokkene 3] en [betrokkene 4] was formeel. Als [betrokkene 3] en [betrokkene 4] problemen of kleine dingetjes hadden, bijvoorbeeld als [betrokkene 3] hoofdpijn had, dan vertelden ze dat niet aan [betrokkene 1] en [betrokkene 2].111. [betrokkene 2]'s relatie met [betrokkene 3] en [betrokkene 4] was ook formeler (dan met [betrokkene 5]).112.
Conclusie ter zake van het huisvesten
Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden is naar het oordeel van het hof komen vast te staan dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] in de bewezenverklaarde periode tezamen en in vereniging hun woning aan de [adres 1] te 's‑Gravenhage beschikbaar hebben gesteld en [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5] aldaar hebben gehuisvest.
Werkzaamheden en werktijden
[betrokkene 1] verklaart dat het werk van [betrokkene 5] in het huis, naast de verzorging van [R.], onder meer inhield dat zij ook altijd huishoudelijke klusjes in huis deed, zoals eten koken voor iedereen, de kinderen klaarmaken voor school en boodschappen doen.113. Ook [betrokkene 2] kwalificeert [betrokkene 5] als ‘hun huishoudelijke hulp in Nederland’. Zij zorgde voor de kinderen, kookte soms, maakte het huis soms schoon en deed de boodschappen.114. [betrokkene 5] bevestigt dit; zij deed huishoudelijke werkzaamheden en paste op de kinderen. Zij was in de [adres 1] om te werken en kreeg daar opdrachten toe. Ze werkte niet uit zichzelf.115.
[betrokkene 3] maakte ook wel eens, net als [betrokkene 5], het ontbijt en de lunch klaar.116. [betrokkene 3] maakte ook de maaltijden klaar.117.
Gewoonlijk deden [betrokkene 5] en [betrokkene 3] ook de voorbereidingen voor het avondeten.118. Zowel [betrokkene 3], [betrokkene 4] als [betrokkene 5] deden huishoudelijke werkzaamheden.119. [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5] moesten alles doen en van 's ochtends tot 's avonds aan ieders wensen voldoen; ze moesten onder andere ontbijt maken, de kinderen helpen voor school, spullen opruimen, lunch maken, 's avonds koken en schoonmaken. Daar waren ze de hele dag mee bezig.120.
[betrokkene 5] verklaart dat zij alleen is meegegaan met [betrokkenen 1 en 2], om illegaal als dienstmeisje voor hen te werken. [betrokkene 3] en [betrokkene 4] zijn ook in dienst van [betrokkenen 1 en 2]; zij doen al het huishoudelijk werk.121.
[betrokkene 5] stond doordeweeks vroeg op, en in het weekend om acht/negen/tien uur, om te koken. Ze maakte de lunchdozen van de kinderen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2], [getuige 2] en [R.], en van [betrokkene 2] klaar. Ook maakte zij dan snacks voor [betrokkene 1] en uitgebreid ontbijt; een vorm van roti maar dan luxe. Ook moest ze gerechten klaarmaken voor de lunch. Zij moest ook de kleren van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] klaarleggen.122. [betrokkene 5] moest de kinderen klaarmaken voor school, het huis schoonmaken, koken en kleding wassen. [betrokkene 3] hielp [betrokkene 5] met koken.123. [betrokkene 5] deed ook boodschappen.124.
[betrokkene 4] verklaart dat [betrokkene 3] en hij naar Nederland zijn gekomen om te werken. [betrokkene 1] en [betrokkene 2] hebben hem en [betrokkene 3] naar Nederland laten overkomen. Wat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] zeiden, dat moesten hij en [betrokkene 3] gewoon doen en dat deden zij dus ook.125. [betrokkene 3] zou in de huishouding mee gaan helpen, zoals koken en schoonmaken, en [betrokkene 4] zou in een winkel gaan werken waar je zoetwaren kan verkopen. De winkel in zoetwaren is nooit van de grond gekomen en als gevolg daarvan heeft [betrokkene 4] meegeholpen in de huishouding.126. De werkzaamheden voor [betrokkene 4], [betrokkene 5] en [betrokkene 3] bestonden uit het schoonmaken van de tempel en alle spullen voor [betrokkene 1] en [betrokkene 2] klaarleggen, waaronder kleding, om te gaan bidden ([betrokkene 4]), daarna moesten [getuige 2] en [R.] gereed gemaakt worden voor school. [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5] hielpen hen met omkleden. Als de kinderen naar school waren, dan moesten [betrokkene 4], [betrokkene 3] en [betrokkene 5] het huis schoonmaken en eten maken voor [getuige 2], [R.], [betrokkene 1] en [betrokkene 2]. Daar waren ze bijna de hele dag mee bezig. Wanneer [betrokkene 1], [betrokkene 2], [getuige 2] en [R.] naar huis kwamen dan gingen ze eten en wassen. Als zij gegeten hadden moesten [betrokkene 4], [betrokkene 3] en [betrokkene 5] de keuken opruimen en alles weer schoonmaken.127. Iedere dag moesten ze ontbijt en lunch maken. [betrokkene 2] nam zijn lunch mee naar het werk.128. [betrokkene 4] deed ook boodschappen.129. Volgens [betrokkene 5] waren de belangrijkste taken van [betrokkene 4] in de huishouding, [betrokkene 2] helpen met zijn papierwerk, uitzoeken, in mappen sorteren, dozen sorteren en als [betrokkene 2] iets kwijt was moest [betrokkene 4] dat zoeken. In de ochtend moest [betrokkene 4] de tempel schoonmaken. [betrokkene 4] deed wat [betrokkene 2] zei dat hij moest doen en was daar de hele dag mee bezig.130. [betrokkene 4] verklaart zelf dat hij niet iedere dag voor [betrokkene 2] werkte. Desgevraagd naar zijn hoofdtaak in het huis verklaart [betrokkene 4] als getuige ter zitting in hoger beroep dat hij in de ochtend de tempel schoonmaakte, daarna zette hij alles klaar voor [betrokkene 1] en [betrokkene 2] om te bidden. Dan hielp hij [betrokkene 5], bijvoorbeeld met het klaarmaken van de kinderen voor school. In de middag hielp hij [betrokkene 5] met het huishouden, schoonmaken en koken. Als de kinderen wat nodig hadden in de middag haalde hij dat. Daarna moest hij de spullen voor de kinderen voor de volgende ochtend klaarzetten. Tot slot hielp hij [betrokkene 5] met afwassen en de keuken opruimen.131.
[betrokkene 4] verklaart dat hij, [betrokkene 3] en [betrokkene 5] alle drie ‘maid servants’ waren, er was geen verschil tussen hen. In het begin was er wel verschil omdat [betrokkene 4] familie was, maar later was dat verschil er niet meer.132.
[betrokkene 3] verklaart dat ze allemaal dienstmeisjes, huishoudelijke hulpen waren. [betrokkene 5] was veel met de kinderen bezig, maar ze ging ook naar de markt of moest koken voor de kinderen.133. [betrokkene 5] en zij kookten. [betrokkene 3] moest ook voor [betrokkene 1] haar kleren wassen en haar haren kammen.134. Elke dag werd er van ´s ochtends tot ´s avonds in de woning gekookt. Er werd voor iedereen speciaal gekookt, iedereen had zijn eigen keuze. De lunch voor de kinderen werd ´s ochtends al bereid en [betrokkene 1] bracht het naar school. De kinderen aten dan op school. [betrokkene 2] ontbeet thuis en nam zijn lunch mee. [betrokkene 1] en [betrokkene 2] aten ´s avonds thuis.135. [betrokkene 3] moest in de begintijd het keukenwerk voor haar rekening nemen, maar daarna moest ze ook de rest van het huishoudelijke werk doen, zoals schoonmaken.136.
Als verdachte bevestigt [betrokkene 3] ter zitting in hoger beroep het vorenstaande als volgt. Zij verklaart dat ze (het hof begrijpt: [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5]) om 5.00 uur 's ochtends wakker moesten worden, [betrokkene 5] en zij moesten voor ieder gezinslid apart warm eten maken en [betrokkene 4] ging de tempel schoonmaken. Dat ging zo de hele dag door. Het eten klaarmaken was een dagtaak. [betrokkenen 1 en 2] wilde echt met alles bediend worden. Wanneer [betrokkene 3] en [betrokkene 5] klaar waren met het eten maken moesten ze [getuige 2] en [R.] wakker maken. Vervolgens moesten ze de kleren voor [betrokkene 1] en [betrokkene 2] klaarleggen; eerst legden ze de bidkleren klaar, die moesten daarna gewassen worden, en dan moesten ze allerlei kleren klaarleggen zodat zij (het hof begrijpt: [betrokkene 1] en [betrokkene 2]) konden kiezen; bijvoorbeeld uit verschillende stropdassen, sokken, schoenen,
t-shirts.137.
Werktijden
[betrokkene 1] verklaart bij de rechter-commissaris dat [betrokkene 5] geen vastgestelde uren/werktijden voor haar werk had. In het begin werkte [betrokkene 5] minder. [betrokkene 5] stond gewoonlijk op voordat de kinderen naar school moesten. [betrokkene 5] werkte elke dag. Zij ging meestal terug naar de eerste verdieping (hof: waar [betrokkene 5], [betrokkene 3] en [betrokkene 4] sliepen) om 21.00 uur in de avond. Er was geen vaste tijd voor pauzes; als er werk was ging zij dat doen.138.
Desgevraagd naar de werktijden verklaart [betrokkene 2] bij de rechter-commissaris dat [betrokkene 5] 's ochtends begon te werken als [R.] wakker werd. Een paar maanden na de komst van [betrokkene 5] ging [betrokkene 2] altijd om 7.30 uur in de ochtend weg en iedereen was dan al wakker in huis. Het werk van [betrokkene 5] begon altijd als de kinderen klaar voor school moesten worden gemaakt. Als er iets te doen was, werd van [betrokkene 5] verwacht dat zij werkte.139. [betrokkene 5] voerde haar taken goed uit.140.
[betrokkene 4] stond als eerste op en [betrokkene 5] maakte [betrokkene 3] wakker. Er waren geen vaste werktijden; iedere dag waren ze de hele dag bezig.141. [betrokkene 3] bevestigt deze lezing in hoger beroep d.d. 5 juni 2009, waar zij als verdachte eveneens verklaart dat zij om 5 uur 's ochtends opstond en de hele dag moest werken.142.
[betrokkene 5] verklaart dat zij vanaf vijf uur 's ochtends tot drie uur 's nachts moest werken. Soms mocht ze overdag één of twee uurtjes slapen.143.
Conclusie ter zake van de werkzaamheden en werktijden
Op grond van bovenstaande verklaringen, in onderling verband en samenhang bezien, is naar het oordeel van het hof komen vast te staan dat [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5] door [betrokkene 1] en [betrokkene 2] (tezamen en in vereniging) als hulp in de huishouding te werk zijn gesteld en dat zij in het kader hiervan verschillende huishoudelijke werkzaamheden, zoals bovenomschreven, moesten verrichten.
Wat er ook zij van de precieze werktijden, ook aan de hand van de verklaring van [betrokkene 1] bij de rechter-commissaris te India d.d. 27 juli 2009 zoals hierboven aangehaald, stelt het hof vast dat in de bewezenverklaarde periode sprake is geweest van (excessief) lange werkdagen, waarbij de betrokkenen op ieder willekeurig moment inzetbaar moesten zijn.
Het hof acht de verklaringen van de getuigen [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5] zoals die voor het bewijs zijn gebezigd (zoals bovenvermeld), in onderling verband en samenhang bezien met ook de verklaringen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] zoals bovenstaand aangehaald, voor hetgeen is bewezenverklaard in zoverre betrouwbaar.
Betaling
[betrokkene 1] verklaart bij de rechter-commissaris dat [betrokkene 5] geld van haar en [betrokkene 2] kreeg en dat zij de ouders van [betrokkene 5] geld hadden gegeven toen ze in India waren. Voor het vertrek van [betrokkene 5] naar Nederland is door [betrokkene 1] en [betrokkene 2] met de ouders van [betrokkene 5] besproken, dat [betrokkene 5] bij [betrokkene 1] en [betrokkene 2] in Nederland zou verblijven en in plaats daarvoor zouden [betrokkene 1] en [betrokkene 2] geld aan hen geven. [betrokkene 1] verklaart dat de moeder van [betrokkene 5] wist dat, als [betrokkene 5] met de familie van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] verbonden zou blijven, dat zij dan meer geld zouden blijven krijgen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2], meer dan zij verwachtten.144. [betrokkene 2] verklaart ook dat er in persoon geld aan [getuige 5], vader van [betrokkene 5], is betaald.145. Ofwel het geld werd door [betrokkene 1] en [betrokkene 2] uit Nederland gestuurd en werd via de ouders van [betrokkene 1] aan de ouders van [betrokkene 5] betaald, ofwel als [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] in India waren betaalden zij zelf rechtstreeks geld aan de ouders van [betrokkene 5].146. [betrokkene 5] verklaart dat er van tevoren een bedrag was afgesproken dat zij per maand zou krijgen. Zij heeft ook aan [betrokkene 1] en [betrokkene 2] gevraagd om haar ouders geld te betalen.147.
[betrokkene 5] verklaart dat door [betrokkene 1] was afgesproken dat zij in Nederland 3.000 roepies per maand zou gaan verdienen als ze meeging. Ook de ouders van [betrokkene 5] wisten hiervan. [betrokkene 5] is door [betrokkene 1] en [betrokkene 2] verteld dat dat omgerekend uitkomt op ongeveer 50 euro per maand.148. Voorts verklaart [betrokkene 5] dat zij de laatste anderhalf jaar geen geld meer heeft ontvangen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en derhalve geen geld meer naar India heeft gestuurd. Als reden geeft [betrokkene 5] dat zij vaak heel snel een aantal diensten in huis moest verrichten waardoor ze soms fouten maakte, dat er bijvoorbeeld iets kapot ging en dan gaven ze (het hof begrijpt: [betrokkene 1] en [betrokkene 2]) het geld niet.149.
[betrokkene 2] heeft verklaard dat [betrokkene 1] en hij niets betaalden aan [betrokkene 3] en [betrokkene 4] voor hun hulp in het huis maar hen geld betaalden dat zij nodig hadden.150. Nadat het verblijf van [betrokkene 3] werd verlengd, moesten [betrokkene 1] en [betrokkene 2] de kosten voor het gezin van [betrokkene 4] (hof: [betrokkene 4], [betrokkene 3] en [slachtoffer]) betalen en later werden deze kosten weer vergoed door de moeder van [betrokkene 1].151.
[betrokkene 1] heeft tegen [betrokkene 4] en [betrokkene 3] gezegd dat zij iedere maand geld zouden krijgen voor het werken dat zij in Nederland zouden gaan doen. Hij en [betrokkene 3] zouden beiden 5.000 roepies per persoon per maand krijgen. De afspraak in India was echter eerst dat [betrokkene 4] en [betrokkene 3] ieder 10.000 roepies per maand zouden krijgen. Eenmaal in Nederland werd tegen [betrokkene 4] en [betrokkene 3] gezegd dat ze hun werk niet goed deden en werd het bedrag dat ze zouden krijgen verminderd tot ieder 5.000 roepies per maand. [betrokkene 4] is verteld dat dat omgerekend zo'n 92 of 93 euro per maand was.152. [betrokkene 3] verklaart dat met haar schoonvader afspraken zijn gemaakt over salaris. Zij zou 5.000 roepies per maand krijgen, maar ze heeft nooit geld gekregen. [betrokkene 1] en [betrokkene 2] hebben wel één keer 25.000 roepies overgemaakt naar familie in India.153.
Conclusie ter zake van betaling
Op basis van bovenstaande verklaringen, in onderling verband en samenhang bezien, is naar het oordeel van het hof komen vast te staan dat er door [betrokkene 1] en [betrokkene 2] afspraken zijn gemaakt met de familie van [betrokkene 5], althans met [betrokkene 5] zelf, over de betaling van [betrokkene 5] voor de door haar te verrichten werkzaamheden in de woning van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] in Nederland. Daarbij zij opgemerkt dat, indien er al daadwerkelijk betalingen hebben plaatsgevonden, deze betalingen gering zijn geweest en niet overeenstemmen met de geldelijke beloning die zou mogen worden verwacht voor het verrichten van dergelijke werkzaamheden, gemeten naar de aard en de omvang daarvan.
Derhalve is komen vast te staan dat [betrokkene 5] in de bewezenverklaarde periode door [betrokkene 1] en [betrokkene 2], tezamen en in vereniging, tegen geen en/of geringe betaling als hulp in de huishouding te werk was gesteld.
Er kan van worden uitgegaan dat er door [betrokkene 1] en [betrokkene 2] afspraken zijn gemaakt met de ouders van [betrokkene 3] en [betrokkene 4] omtrent de betaling van [betrokkene 3] en [betrokkene 4] voor de door hen te verrichten werkzaamheden. Doch, wat daar ook van zij, niet is vast te stellen of en wanneer (met name: in de bewezenverklaarde periode) die betalingen zouden hebben plaatsgevonden. [betrokkene 2] ontkent [betrokkene 3] en [betrokkene 4] ooit te hebben betaald voor hun werkzaamheden. [betrokkene 3] verklaart echter dat er op enig moment wel geld is betaald aan familie in India.
Op grond van de bovenstaande relevante verklaringen, in onderling verband en samenhang bezien, is vast komen te staan dat, indien er al daadwerkelijk betalingen hebben plaatsgevonden, deze betalingen gering zijn geweest en niet overeenkomen met de geldelijke beloning die zou mogen worden verwacht voor het verrichten van dergelijke werkzaamheden. Derhalve is komen vast te staan dat ook [betrokkene 3] en [betrokkene 4] door [betrokkene 1] en [betrokkene 2], tezamen en in vereniging, in de bewezenverklaarde periode tegen geen en/of geringe betaling als hulp in de huishouding te werk waren gesteld.
Het hof acht de verklaringen van de getuigen [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5] zoals die voor het bewijs zijn gebezigd (zoals bovenvermeld), in onderling verband en samenhang bezien met ook de verklaringen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] zoals bovenstaand aangehaald, voor hetgeen is bewezen verklaard in zoverre betrouwbaar.
Dwangmiddelen (in de zin van uitbuiting)
Misbruik van een kwetsbare positie
Illegaliteit
[betrokkene 5] is in december 1999 naar Nederland gekomen. Met uitzondering van een korte beginperiode toen haar toeristenvisum nog geldig was, heeft [betrokkene 5] illegaal in Nederland verbleven in de woning van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] aan de [adres 1] te 's‑Gravenhage. [betrokkene 1] noch [betrokkene 2] heeft ooit een verblijfsvergunning voor [betrokkene 5] aangevraagd.154.
Ook het verblijf van [betrokkene 3] en [betrokkene 4] in Nederland was, na de korte beginperiode dat hun visum nog geldig was, illegaal. [betrokkene 2] is ook gedurende het verblijf van [betrokkene 3] en [betrokkene 4] nooit naar enige officiële instelling gegaan om hun status in Nederland legaal te maken.155.
Conclusie ter zake van het misbruik van een kwetsbare positie
Gelet op het vorenstaande is naar het oordeel van het hof komen vast te staan dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] tezamen en in vereniging in de bewezenverklaarde periode [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5] zonder geldige verblijfsstatus in Nederland hebben laten verblijven.
Ook is vast te komen te staan, met inachtneming van het bovenstaande onder ‘Huisvesten’, dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] tezamen en in vereniging in de bewezenverklaarde periode [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5] in hun woning aan de [adres 1] te 's‑Gravenhage illegaal hebben gehuisvest.
Geweld en dreiging met geweld
[betrokkene 1] sloeg [betrokkene 5], [betrokkene 3] en [betrokkene 4]. Alledrie zijn zij door [betrokkene 1] geslagen ([betrokkene 5] op haar rug en handen) met een dun stokje, geelachtig van kleur en de stok wordt aan het einde dikker. Het is geen stok van een boom; ze hebben het stokje gekocht en er zit een handvat aan (zie ook onderstaand, verklaring [betrokkene 4] met betrekking tot de ‘geelkleurige zweep’).156. [betrokkene 5] werd gemiddeld één keer in de week door [betrokkene 1] geslagen, soms was het omdat ze te laat was met het eten.157. [betrokkene 2] heeft gezien dat [betrokkene 5] door [betrokkene 1] werd geslagen. Ook [betrokkene 3] en [betrokkene 4] hebben gezien dat [betrokkene 5] door [betrokkene 1] werd geslagen.158. [betrokkene 2] heeft gezien dat [betrokkene 1] [betrokkene 3], [betrokkene 5] en [betrokkene 4] mishandelde. [betrokkene 2] deed daar niks tegen.159.
Als [betrokkene 4] in het huis iets verkeerd deed in de ogen van [betrokkene 1], dan werd [betrokkene 1] boos op [betrokkene 4] en ging ze heel hard praten. Soms gaf ze hem dan ook klappen.160. [betrokkene 1] sloeg vaak en [betrokkene 2] heeft ook een paar keer geslagen. Degene die een fout had begaan werd geslagen.161.
Zowel [betrokkene 1] als [betrokkene 5] sloegen [betrokkene 4] met de hand in/op het gezicht.162. [betrokkene 4] werd door [betrokkene 1] met de hand, met een soort tv-kabel met een stekkertje eraan en met een zweep (hele dunne stok die trilt aan het eind, buigzaam, waar bijvoorbeeld ook paarden mee worden geslagen) geslagen. Ook [betrokkene 5] werd met die stok geslagen. [betrokkene 4] werd geslagen met de kant van de tv-kabel die je in de tv stopt.163. [betrokkene 5], [betrokkene 4] en [betrokkene 3] zijn door [betrokkene 1] met de geelkleurige stok geslagen.164. Het hof heeft ter zitting van 12 juni 2009 vastgesteld dat de betreffende stok, nadat getuige [betrokkene 5] dit met haar handen voordoet, ongeveer een kleine meter lang was.
[betrokkene 1] sloeg [betrokkene 4] met van alles, onder andere met een stok, vuist, dunne stok van plastic en een kabeltouw, en een tv-kabel, zo een die ook in de radio wordt gebruikt, met een stekkertje eraan. [betrokkene 4] werd ook met de bovenkant (de kant die je normaal vasthoudt) van de hockeystick geslagen, alsmede met een geelkleurige zweep. Hij werd ontzettend veel met deze zweep geslagen, met het uiteinde ervan.165.
Op 28 januari 2006 heeft [betrokkene 1] [betrokkene 4] op zijn donder gegeven en tegen hem gezegd dat hij niet zoveel moest praten omdat hij de laatste tijd een grote bek begon te krijgen.166.
Ook moesten [betrokkene 5], [betrokkene 4] en [betrokkene 3] elkaar slaan in opdracht van [betrokkene 1]. [betrokkene 1] gaf [betrokkene 5] de opdracht [betrokkene 4] te meppen en [betrokkene 4] de opdracht [betrokkene 5] te meppen. [betrokkene 5] kreeg ook de opdracht van [betrokkene 1] om [betrokkene 3] te meppen en dat deed ze ook.167.
Zo was [betrokkene 1] op 28 januari 2006 boos op [betrokkene 5] en heeft zij [betrokkene 4] de opdracht gegeven om [betrokkene 5] een klap te geven. [betrokkene 4] heeft vervolgens [betrokkene 5] een klap gegeven.168.
[betrokkene 1] zei bijvoorbeeld ook tegen [betrokkene 5] wat [betrokkene 3] moest doen, en [betrokkene 5] moest dan aan [betrokkene 3] vertellen wat ze moest doen. Als [betrokkene 3] het dan niet goed deed, kreeg [betrokkene 5] de schuld en kreeg zij de klappen van [betrokkene 1].169.
Door het geweld durfde [betrokkene 4] geen nee te zeggen. Ze waren allemaal heel bang voor [betrokkene 1], vandaar de onderdanige opstelling. [betrokkene 1] had tegen [betrokkene 4], [betrokkene 3] en [betrokkene 5] gezegd dat zij over elkaar aan [betrokkene 1] moesten vertellen als iemand iets negatiefs over [betrokkene 1] zei. Ze waren bang dat [betrokkene 1] laaiend zou worden als zij dat niet zouden doen. [betrokkene 1] had namelijk gezegd dat het toch ooit uit zou komen als ze iets zouden achterhouden. Als [betrokkene 1] er achter zou komen dat er dingen waren achtergehouden voor haar, dan zou ze [betrokkene 4], [betrokkene 3] en [betrokkene 5] slaan. [betrokkene 4], [betrokkene 3] en [betrokkene 5] waren geen medewerkers, maar slaven.170. [betrokkene 4] was destijds bang voor [betrokkene 1]. Hij heeft één keer wat tegen [betrokkene 1] gezegd over de situatie en leefomstandigheden in het huis en toen is hij vreselijk mishandeld. Hij kon er niet tegen in opstand komen. [betrokkene 5] werd soms ook zo geslagen als [betrokkene 3] en [betrokkene 4], maar soms werden [betrokkene 3] en [betrokkene 4] ook geslagen door [betrokkene 5] in opdracht van [betrokkene 1].171.
[betrokkene 4] en [betrokkene 3] moesten rapport uitbrengen aan [betrokkene 1] over [betrokkene 5], en [betrokkene 5] over hen.172.
[betrokkene 1] heeft [betrokkene 5] verteld dat, als zij weg zou gaan uit de [adres 1], erge dingen zouden gebeuren. [betrokkene 5] had geen verblijfsvergunning, dus volgens [betrokkene 1] zou ze elektrische schokken krijgen en in handen vallen van verkeerde mensen. Bovendien zou [betrokkene 1] haar familie in India wat aandoen.173. [betrokkene 1] heeft ook tegen [betrokkene 5] verteld dat de (vreemdelingen)politie in Nederland niet lief is voor mensen die hier illegaal zijn; ze gaan ruw om met illegalen, slaan, mishandelen. [betrokkene 5] kon bij niemand om hulp vragen.174.
Conclusie ter zake van het geweld en de dreiging met geweld
Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden acht het hof vast komen te staan dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] in de bewezenverklaarde periode tezamen en in vereniging gedreigd hebben met geweld en geweld hebben gepleegd jegens [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5], alsmede hen hebben opgedragen elkaar te slaan, een en ander op de wijze zoals bewezen is verklaard.
De omstandigheid dat het hof niet kan vaststellen dat [betrokkene 2] bij de bedreigingen met geweld door [betrokkene 1] jegens [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5] lijfelijk aanwezig was, doet niet af aan de conclusie dat hij tezamen en in vereniging met [betrokkene 1] heeft gedreigd met geweld, nu zijn opzet samen met [betrokkene 1] was gericht op de uitbuiting van [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5].
Het hof acht de verklaringen van de getuigen [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5] zoals die voor het bewijs zijn gebezigd (zoals bovenvermeld onder ‘Geweld en dreiging met geweld’), in onderling verband en samenhang bezien, in zoverre betrouwbaar. De kanttekeningen die de verdediging heeft geplaatst bij de getuigenverklaringen van [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5] en dan met name voor wat betreft het gepleegde geweld/dreiging met geweld door [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en het opdragen elkaar te slaan, leiden er naar het oordeel van het hof niet toe dat aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen moet worden getwijfeld. Naar 's hofs oordeel ondersteunen deze getuigenverklaringen, in onderling verband en samenhang bezien, elkaar in belangrijke mate op essentiële punten, zoals onder meer gelet op het navolgende.
[betrokkene 5] verklaart als getuige in hoger beroep dat [betrokkene 4] door [betrokkene 1] met de hand, met een soort tv-kabel met een stekkertje eraan en met een zweep (hele dunne stok die trilt aan het eind, buigzaam, waar bijvoorbeeld ook paarden mee worden geslagen) werd geslagen. Ook [betrokkene 5] zelf werd met die stok geslagen. Het hof heeft ter zitting van 12 juni 2009 vastgesteld dat de betreffende stok, nadat getuige [betrokkene 5] dit met haar handen voordeed, ongeveer een kleine meter lang was. [betrokkene 5] denkt dat [betrokkene 4] met de kant van de tv-kabel werd geslagen die je in de tv stopt.175. Deze verklaring van [betrokkene 5] vindt bevestiging in haar getuigenverklaring van 28 maart 2006, waar zij ook de geelkleurige stok beschrijft en verklaart dat zij, [betrokkene 3] en [betrokkene 4] daarmee zijn geslagen (hof: zie bovenstaand, voetnoot 164), alsmede in de verklaring van [betrokkene 4] als verdachte ter zitting in hoger beroep van 5 juni 2009; [betrokkene 1] sloeg [betrokkene 4] met van alles, onder andere met een stok, vuist, dunne stok van plastic en een kabeltouw. De tv-kabel waar [betrokkene 4] mee werd geslagen omschrijft hij als een kabel die ook in de radio wordt gebruikt, met een stekkertje eraan. Hij werd ook met de bovenkant (de kant die je normaal vasthoudt) van de hockeystick geslagen, alsmede werd hij met een geelkleurige zweep geslagen. Hij beschrijft dat die zweep ongeveer 90 centimeter lang was.176.
Overige omstandigheden
1. Slaapomstandigheden
[betrokkene 5] had in de zes jaar dat ze daar (het hof begrijpt: de woning aan de [adres 1] te 's‑Gravenhage) woonde, dus ook in de bewezenverklaarde periode, geen eigen kamer bij [betrokkenen 1 en 2].177.
[betrokkene 5] heeft in verschillende vertrekken (ook in de woonkamer) en in de hal geslapen, daar legde ze dan wat op de grond, en in de gang bij de keuken.178.
[betrokkene 3] sliep meestal samen met [slachtoffer] in het kleine kamertje (op de eerste verdieping), waar de box van [slachtoffer] in stond. [betrokkene 4] sliep normaal gesproken in de hal. Soms wisselde hij met [betrokkene 3]. [betrokkene 4] verklaart dat [betrokkene 5] ook in de hal sliep, in de galerij. Alledrie sliepen zij op de grond op lakens. Zij sliepen niet op een matras.179. [betrokkene 3] en [betrokkene 4] hebben in het begin nog bij elkaar geslapen, maar later mocht dat niet meer van [betrokkene 1].180.
Bij de rechter-commissaris in India verklaart [betrokkene 1] dat [betrokkene 5] in de woonkamer sliep en [betrokkene 3] en [betrokkene 4] eerst in de kamer naast de woonkamer sliepen.181. Later zijn zij met [slachtoffer] in het kleine kamertje (hof: ook bekend als het kinderkamertje) gaan slapen.182.
2. Contact met de buitenwereld
[betrokkene 3] kwam minder vaak buiten (dan [betrokkene 4]) en had geen contact met mensen van buiten, mensen buiten de familie van [betrokkene 1] en [betrokkene 2].183. [betrokkene 3] verklaart zelf ook dat zij niet buiten kwam en dus ook niet wist wat er buiten gebeurde.184.
[betrokkene 4] verklaart eveneens dat hij niemand kende. Hij deed wel boodschappen, maar hij had geen contact met de winkeliers.185.
Toen [betrokkene 4] en [betrokkene 3] in Nederland kwamen zijn ze gewone medewerkers geworden. Zij hadden alleen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] hier in Nederland en verder niemand; zij waren gewoon afhankelijk van hen.186.
[betrokkene 4] verklaart als verdachte ter zitting in hoger beroep ontzettend onderdrukt te zijn in de woning door [betrokkene 1]; hij had honger, hij moest van 's ochtends tot 's avonds laat werken, werd slecht behandeld en hij mocht niet eens met [betrokkene 3] praten. Van [betrokkene 1] moesten ze alleen werken. [betrokkene 4] had niemand met wie hij kon en mocht praten om de situatie uit te leggen.187.
[betrokkene 3] verklaart dat zij niet tegen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] in is gegaan, mede omdat zij niet wist bij wie ze dan terecht zou kunnen.188.
3. Geen eigen geld ter beschikking
[betrokkene 5] had geen eigen geld tot haar beschikking. Van het geld dat zij van [betrokkene 1] kreeg moest zij boodschappen doen; ze mocht het niet voor haarzelf gebruiken.189. Ook [betrokkene 3] heeft nooit geld gekregen van [betrokkene 2].190. Ook [betrokkene 4] heeft in Nederland nooit eigen geld gehad. Als hij boodschappen moest doen kreeg hij contant geld mee, maar [betrokkene 1] controleerde de bonnetjes dus hij kon niets voor zichzelf of [slachtoffer] kopen.191.
Conclusie ter zake van de mensenhandel c.q. uitbuiting
Op 29 januari 2006 zijn [betrokkene 3] en [betrokkene 4] in verzekering gesteld en vanaf die datum heeft [betrokkene 5] op verschillende adressen verbleven. Naar 's hofs oordeel is de uitbuiting zoals bovenomschreven van [betrokkene 5], [betrokkene 4] en [betrokkene 3] door [betrokkene 1] en [betrokkene 2] in de periode na 28 januari 2006, dan ook niet meer aan de orde.
Gelet op het vorenstaande onder 4.2, is naar het oordeel van het hof komen vast te staan dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] in de periode van 1 januari 2005 tot en met 28 januari 2006 te 's‑Gravenhage, tezamen en in vereniging, door geweld, dreiging met geweld en door misbruik van een kwetsbare positie, [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5] hebben gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting, een en ander op de wijze zoals bewezen is verklaard. Het hof heeft hierbij in het bijzonder acht geslagen op de aard en de duur van de tewerkstelling, het gebrek aan privacy, de omstandigheid dat er geen sprake was van vrije dagen of vaste pauzes, de — gelet op de feitelijke omstandigheden, zoals gebrek aan contact met de buitenwereld en gebrek aan eigen geld — grote mate van afhankelijkheid die [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5] ten opzichte van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] hadden, de kwetsbare positie van [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5] en het feit dat er niet en/of nauwelijks voor de werkzaamheden werd betaald en aldus economisch voordeel is behaald door de verdachten [betrokkene 1] een [betrokkene 2], een en ander zoals uit het vorenstaande onder 4.2 blijkt.
Met name voor wat betreft de door [betrokkene 5] beschreven handelingen en gedragingen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2], overweegt het hof dat kennelijk sprake is geweest van een, vanaf haar komst in Nederland in 1999 tot en met 28 januari 2006, voortdurende overeenkomende uitbuitingssituatie.
Het hof gaat er vanuit dat [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5] alledrie vrijwillig naar Nederland zijn gekomen, doch dat staat een bewezenverklaring van uitbuiting ex artikel 273a(oud) van het Wetboek van Strafrecht niet in de weg.
Verweer ‘Gasten’
De verdediging van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] hebben in hoger beroep betoogd dat, kort gezegd, [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5] in de woning aan de [adres 1] te 's‑Gravenhage verbleven en gezien werden als gasten dan wel (met name ten aanzien van [betrokkene 5]) als lid van de familie en dat zij slechts een normale bijdrage aan het huishouden leverden, zodat van een tewerkstelling in het geheel geen sprake was. Door de verdediging van [betrokkene 1] is in dit kader bij pleidooi nog aangevoerd dat, kort gezegd, [betrokkene 3] en [betrokkene 4] volledig vrij zijn geweest om hun eigen leven en dagen naar eigen inzicht in te richten en dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] niet zo veel contact met hen hadden. [betrokkene 5], [betrokkene 3] en [betrokkene 4] brachten hun tijd doorgaans door op de eerste verdieping en [gezin betrokkenen 1 en 2] op de tweede verdieping, aldus de verdediging.
Het hof verwerpt dit verweer.
Gelet op de aard en de duur van de werkzaamheden die [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5] in opdracht van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] moesten verrichten, zie de onder 4.2 vermelde feiten en omstandigheden, is het hof van oordeel dat geen sprake was van een normale bijdrage aan het huishouden noch dat [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5] als gasten in de woning verbleven. De uitlatingen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] dat [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5] als familie althans als gasten werden beschouwd, acht het hof ongeloofwaardig, in het bijzonder gelet op de eigen verklaringen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] (zoals ook genoemd onder 4.2), inhoudende dat het contact tussen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] met [betrokkene 3] en [betrokkene 4] formeel was, alsmede gelet op de duur van en de feitelijke omstandigheden — waaronder de vereiste te verrichten werkzaamheden — rond het verblijf van [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5] in de woning, zoals deze onder 4.2 zijn vermeld. Geen van drieën had een eigen slaapkamer met een bed dan wel een matras (of in de situatie van [betrokkene 4] en [betrokkene 3]: een gedeelde slaapkamer met bed); zij sliepen op lakens (of iets soortgelijks) op de grond. [betrokkene 5] en [betrokkene 4] sliepen niet eens in een kamer, zij sliepen veelal in de hal/gang. Ook acht het hof het volstrekt onaannemelijk dat [betrokkene 5], [betrokkene 3] en [betrokkene 4] hun eigen leven en dagen naar eigen inzicht konden indelen, alleen al gelet op
- i)
hun illegaliteit,
- ii)
de omstandigheid dat zij geen eigen geld tot hun beschikking hadden, en
- iii)
de omstandigheid dat zij de Nederlandse taal niet spraken.
Verweer vakanties c.q. tripjes
Door de verdediging is voorts aangevoerd dat, kort gezegd, de tripjes die [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5] met [gezin betrokkenen 1 en 2] hebben gemaakt, als contra-indicatie voor de veronderstelde uitbuitingssituatie dienen te worden bezien.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt hiertoe als volgt.
Nog daargelaten of die tripjes (uitjes, vakanties) hebben plaatsgevonden in de bewezenverklaarde periode en wat de rol dan wel functie van de betrokkenen gedurende deze tripjes was, in ieder geval doet deelname hieraan niet af aan het feit dat [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5], zoals is gebleken, in de omschreven omstandigheden hebben verkeerd in de thuissituatie in de woning te 's‑Gravenhage.
5. Beïnvloeden van getuigen door [betrokkene 1] en [betrokkene 2], feit 3
Bewezen verklaard is dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] tezamen en in vereniging tegenover [getuige 2], [betrokkene 5], [betrokkene 3] en [getuige 1] bepaalde uitlatingen hebben gedaan, kennelijk om hun als getuigen af te leggen verklaringen te beïnvloeden.
De verdediging van [betrokkene 1]192. en de verdediging van [betrokkene 2]193. hebben zich voor wat betreft de bewezenverklaring van dit feit gerefereerd aan het oordeel van het hof.
[getuige 2]
[getuige 2] is op 29 januari 2006 om 2.32 voor de eerste keer door de politie gehoord als getuige. Tijdens dat verhoor heeft zij verklaard dat toen ze op 28 januari 2006 wakker werd (in de woning aan de [adres 1] te 's‑Gravenhage) [betrokkene 4] in de woning aanwezig was en dat ze door haar ouders aan hem werd voorgesteld. [betrokkene 3] en [slachtoffer] zouden een week daarvoor al uit India zijn gekomen.194.
Op 30 januari 2006 verklaart [betrokkene 1] als verdachte dat [betrokkene 4] één week geleden met [betrokkene 3] en [slachtoffer] naar Nederland is gekomen. Ze verklaart dat ze niet eerder de waarheid over de komst van [betrokkene 4] naar Nederland heeft verteld, omdat ze weet dat [betrokkene 4] illegaal in Nederland verblijft. Ze wilde hem beschermen.195.
Op 2 maart 2006 heeft [getuige 2] als getuige tegenover de politie verklaard dat, toen ze voor het eerst naar het politiebureau waren meegenomen, op 29 januari 2006 dus, haar moeder naar haar toe was gekomen en had gezegd dat [getuige 2] moest zeggen dat [betrokkene 4] die dag pas was gekomen. [getuige 2] verklaart dat ze dat toen dus ook tegen de politie heeft gezegd, maar dat [betrokkene 4], [betrokkene 3] en [slachtoffer] in het echt eerder zijn gekomen.196. In het licht van het vorenstaande heeft het hof tevens acht geslagen op de volgende uitlatingen van [getuige 2] tijdens laatstgenoemd verhoor: ‘Ik wil niemand erbij betrekken…mijn ouders hebben ook gezegd dat ze dat niet willen doen’197. en ‘Ik wil dat niet vertellen…mijn ouders hebben me verboden…niet alleen over hun…maar over degenen die niet erbij betrokken zijn…over hun wil ik niets vertellen’.198.
In het verhoor van [betrokkene 1] d.d. 5 april 2006 als verdachte, verklaart [betrokkene 1] dat [getuige 2] van haar niet over familie en andere mensen mocht vertellen.199.
[betrokkene 3]
Op 3 april 2006 gaan [betrokkene 1] en [betrokkene 2] bij [betrokkene 3] in de penitentiaire inrichting te Zwolle op bezoek. Uit het opgenomen en uitgeluisterde gesprek in de auto van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] van 3 april 2006 blijkt dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] ervan uitgingen dat het gesprek tussen hen en [betrokkene 3] in het huis van bewaring zou worden afgeluisterd en opgenomen met een camera. Derhalve willen zij [betrokkene 3] onmerkbaar vertellen dat zij moet zeggen dat zij [betrokkene 1] en [betrokkene 2] niet over geesten had verteld. [betrokkene 1] had daarom op haar hand geschreven ‘niet over de geesten en hekserij praten’. De bedoeling was om dit aan [betrokkene 3] te laten zien, zodat zij deze boodschap toch aan [betrokkene 3] kon overbrengen zonder dat het zou worden afgeluisterd.
Een relevant gedeelte van het tapgesprek:
[betrokkene 1]: ze zullen het opnemen.
[betrokkene 2]: ja ze zullen het opnemen.
[betrokkene 1]: want het hele gesprek moet zo gevoerd worden en het moet vandaag voor eigen onschuld te bewijzen.
[betrokkene 2]: ja.
[betrokkene 1]: want als ze zullen het opnemen en dan zullen ze ook geloven.
[betrokkene 2]: ja, jij moet meer praten en ik zal minder praten.
[betrokkene 1]: ja.
[betrokkene 2]: ja, ze zullen het gesprek opnemen.
[betrokkene 1]: ja.
[betrokkene 2]: ze zullen het zeker opnemen.
[betrokkene 1]: want deze ontmoeting is belangrijk voor ze (verm. Politie).
[betrokkene 2]: ja, je moet eerst tegen haar zeggen.
[betrokkene 1]: …ntv… ik zal zeggen dat er een camera is geplaatst en ze zijn bezig op te nemen.
[betrokkene 2]: ja.
[betrokkene 1]: ik zal het zeggen.
[betrokkene 2]: ja.
[betrokkene 1]: …ntv.
[betrokkene 2]: ja.
[betrokkene 1]: …ntv… er is een camera…er is camera, er is een ‘tape’ (=bandje).
[betrokkene 2]: ja, nee, je mag het opschrijven, zij zal het zelf begrijpen. Je mag het in Hindi schrijven.
[betrokkene 1]: ik zal het op hand schrijven.
[betrokkene 2]: ja.
[betrokkene 1]: hier of hier?
[betrokkene 2]: ‘straks komen we daar aan en dan kan je het rustig schrijven. Je mag hier op ‘palm’(= binnenkant van de hand) schrijven.’
[betrokkene 1]: …ntv…
[betrokkene 2]: ‘je mag schrijven, alles mag zeggen daar over. Je moet het duidelijk tegen haar zeggen.’
[betrokkene 2]: ‘je moet tegen haar zeggen ‘je (=zij) moet dit zeggen, de geesten en zo, ik vond zo maar ik wist het niet’.’
[betrokkene 1] zegt (onder andere): ‘Zij moet zeggen, ‘ik (=zij) heb jullie niet over de geesten enzo verteld want ik was bang, als ik jullie zou vertellen en dan zullen jullie ons/mij niet thuis laten wonen’.’
[betrokkene 1]: ‘kijk, je (zij) moet niet zeggen dat we ook er iets van wisten.’200.
Op 23 april 2007 heeft [betrokkene 3] bij de politie als verdachte verklaard dat, toen [betrokkene 1] bij haar op bezoek was in Zwolle (hof: met [betrokkene 2]), [betrokkene 1] op haar hand en/of op een stukje papier had opgeschreven wat [betrokkene 3] moest verklaren. Daarbij stond dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] niet wisten dat er een geest was in het kind.201.
Ter terechtzitting in eerste aanleg van 13 november 2007, in de zaak van [betrokkene 1], heeft [betrokkene 3] als getuige het volgende verklaard: ‘In het huis van bewaring heb ik bezoek gehad van [betrokkene 1] en [betrokkene 2]. Ik kon toen niet zeggen wat ik wilde. [betrokkene 1] had haar handpalm laten zien en daarop stond geschreven ‘er is een camera, je kan hier niet praten’, ‘je moet vertellen dat er geen geest was in [slachtoffer]’ en ‘die mensen ([betrokkene 1] en [betrokkene 2]) weten helemaal niets’.’.202.
[getuige 1]
Uit het in de auto van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] opgenomen en uitgeluisterde gesprek van 10 maart 2006 blijkt dat [betrokkene 1] die dag tegen [getuige 1] (schoonzoon van de familie [K.]) heeft gezegd dat hij bij de politie het volgende moet verklaren
- —
zakelijk weergegeven —203.:
- —
dat de vader en moeder erbij waren en dat ze niet op het kindje hebben gelet toen het is gevallen;
- —
dat [betrokkene 1] hem heeft gebeld en gezegd dat het kindje was gevallen;
- —
dat [betrokkene 1] heeft gebeld omdat zij ([betrokkene 1] en [betrokkene 2]) nog ver van huis waren, zodat [getuige 1] even kon gaan kijken of er iets ernstigs was.
In dit gesprek zegt [betrokkene 2]: ‘je de exacte woorden moet je laten herinneren’.
Op 24 maart 2006 heeft [getuige 1] bij de politie als getuige verklaard, dat [betrokkene 1] op 28 januari 2006 had gebeld naar zijn schoonouders en had gezegd dat het kind van mensen die bij hen in huis waren van de trap zou zijn gevallen, [betrokkene 1] hem vertelde dat de ouders niet goed op het kind hebben gelet.204.
Op 5 april 2006 heeft [getuige 1] over bovenstaand gesprek met [betrokkene 1] (op 10 maart 2006) tegen de politie als getuige verklaard dat hij desgevraagd een keer tegenover de politie had verklaard dat hij niet wist wat voor ouders het zijn die niet op hun kinderen letten. [betrokkene 1] zei later dat hij het niet zo had moeten zeggen, maar zo en zo. [betrokkene 1] zei dat hij het verkeerd had gezegd (tegen de politie). [betrokkene 1] heeft gedicteerd, gecorrigeerd, wat [getuige 1] tegen de politie moest zeggen. [betrokkene 1] zei dat [getuige 1] moest zeggen dat hij niet wist wat voor ouders dit zijn, die geen aandacht hebben voor hun kind. [betrokkene 1] heeft dit vaker gedaan.205. Ook verklaart [getuige 1] dat hij zich herinnert dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] die dag (10 maart 2006) tegen hem hadden gezegd dat hij de verkeerde dingen had verteld en dat hij de dingen anders moest vertellen tegen de politie. [betrokkene 1] en [betrokkene 2] herhaalden telkens wat [getuige 1] van hun moest zeggen. [getuige 1] verklaart dat het aanvoelde alsof hij het zo aan de politie moest vertellen. Vanaf het begin heeft [betrokkene 1] tegen [getuige 1] gezegd dat het kind van de trap was gevallen.206. Op weg naar het politiebureau (toen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] [getuige 1] hadden opgehaald en hem naar het politiebureau brachten waar hij zou worden gehoord als getuige) herhaalde [betrokkene 1] haar verklaring wat er was gebeurd meermalen en zei dat zij dat had verklaard. [getuige 1] had het gevoel dat [betrokkene 1] hem instrueerde om hetzelfde te zeggen.207.
[betrokkene 5]
Op 23 maart 2006 heeft [betrokkene 5] als getuige tegenover de politie verklaard dat ze door [betrokkene 1] en [betrokkene 2] was gevraagd om niet over de zaak en over [betrokkene 1] en [betrokkene 2] in de zaak te praten. Ze mocht geen namen van de familie noemen. [betrokkenen 1 en 2] ([betrokkene 1] en [betrokkene 2]) hadden haar dat verboden.208.
Op 28 maart 2006 heeft [betrokkene 5] als getuige tegenover de politie verklaard dat [betrokkene 1] haar geïnstrueerd heeft wat te verklaren. [betrokkene 1] heeft [betrokkene 5] ‘hele avond hele nachten’ training gegeven. Dit zou hebben plaatsgevonden in de periode na het overlijden van [slachtoffer] en nadat [betrokkene 5] voor het eerst was uitgenodigd een verklaring af te leggen (‘uitgenodigd door Szapora’) toen ze bij de vreemdelingendienst werd afgeleverd.209. Ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 5 juni 2009 persisteert [betrokkene 5] als verdachte bij laatstgenoemde verklaring.210.
Ter terechtzitting in eerste aanleg van 13 november 2007, in de zaak van [betrokkene 1], heeft [betrokkene 5] ook als getuige verklaard dat ze zich herinnerde dat [betrokkene 1] haar heeft verteld dat ze alleen bepaalde dingen tegen de politie mocht zeggen en dat ze verder niets mocht zeggen. Ze moest vertellen dat ze niets wist. [betrokkene 5] heeft verklaard dat, voordat ze naar de politie ging, ze in een stoel moest gaan zitten en dat haar toen door [betrokkene 1] en [betrokkene 2] is verteld wat ze moest zeggen. Dat duurde een avond lang. [betrokkene 1] en [betrokkene 2] waren bang dat, als [betrokkene 5] alles eerlijk zou vertellen, zij een probleem zouden krijgen omdat [betrokkene 5], [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [slachtoffer] allemaal illegaal in Nederland waren en omdat [slachtoffer] veel is geslagen.211.
Conclusie
Gelet op het bovenstaande is naar het oordeel van het hof komen vast te staan dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2], tezamen en in vereniging, zich schuldig hebben gemaakt aan het zich opzettelijk jegens [getuige 2], [betrokkene 3], [getuige 1] en [betrokkene 5] uiten, kennelijk om hun naar vrijheid af te leggen verklaringen als getuigen te beïnvloeden, een en ander op de wijze zoals bewezen is verklaard.
Overige bewijsverweren
Het hof geeft onderstaand de overige materiële verweren weer en houdt hierbij de volgorde aan van de raadsman in diens pleitnota (deel II van II, pag. 52–113).
1) [slachtoffer], feiten 1 en 4
(Pleitnota deel II van II, hoofdstuk 5 en 6, pag. 54–91)
Verdediging
De verdediging heeft primair integrale vrijspraak bepleit van het aan de verdachte onder 1 en 4 tenlastegelegde, nu niet wettig en overtuigend te bewijzen is dat verdachte [slachtoffer] zelf geweld zou hebben aangedaan, of opdracht zou hebben gegeven (c.q. anderszins zou hebben uitgelokt) tot het mishandelen van [slachtoffer] door anderen. Evenmin valt aan te nemen dat verdachte zou hebben geweten van het feit dat [slachtoffer] werd mishandeld, zodat haar ook geen omissieverwijten kunnen worden gemaakt.
Subsidiair terzake feit 1 bepleit de verdediging dat, zelfs bij aanname van de lezing van de feiten door [betrokkene 5], [betrokkene 3] en [betrokkene 4], daaruit niet valt af te leiden dat de verdachte opzet zou hebben gehad op de dood of op zware mishandeling van [slachtoffer], ook niet in voorwaardelijke zin. Derhalve dient verdachte te worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde.
Het hof overweegt als volgt.
Gelet op de betreffende feiten en omstandigheden zoals die bovenstaand door het hof zijn vastgesteld en de conclusie van het hof daaromtrent, verwerpt het hof bovenstaande verweren integraal.
Subsidiar terzake feit 4 wordt bepleit dat verdachte van het onder 4 primair en impliciet meer subsidiair dient te worden vrijgesproken, nu bij het ontbreken van enig (objectief) steunbewijs niet aangetoond kan worden dat een gedraging van verdachte tot zwaar lichamelijk letsel heeft geleid, noch dat zij opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel zou hebben gehad.
Het hof overweegt als volgt.
Nu het hof de verdediging volgt in dit standpunt, laat het hof een verdere bespreking van dit verweer achterwege.
2) Uitbuiting, feit 2
(Pleitnota deel II van II, hoofdstuk 7, pag. 91–110)
Verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte bij het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs dient te worden vrijgesproken van de haar onder 2 ten laste gelegde mensenhandel c.q. uitbuiting, nu van een tewerkstelling in het geheel geen sprake is geweest noch van de ten laste gelegde bestanddelen ‘dwang, geweld, een andere feitelijkheid, dreiging met geweld, dreiging met een andere feitelijkheid, afpersing, fraude, misleiding of misbruik van een kwetsbare positie’, een en ander zoals verwoord in de pleitnota.
Het hof overweegt als volgt.
Gelet op de betreffende feiten en omstandigheden zoals die bovenstaand door het hof zijn vastgesteld en de conclusie van het hof daaromtrent, verwerpt het hof bovenstaand verweer integraal.
Subsidiaire verzoeken bij pleidooi van de verdediging
(zie pag. 111–112 deel II van II pleitnota hoger beroep mr. van Straalen)
- a)
De verdediging heeft verzocht om een nieuwe hervertaling van alle OVC- en tapgesprekken die het hof aan een bewezenverklaring van een der feiten die betrekking heeft op [slachtoffer] dan wel van de uitbuiting, ten grondslag legt.
Tevens verzoekt de verdediging, kort gezegd, de leider van het onderzoek en alle betrokken tolken te horen als getuigen.
Het hof wijst het eerstgenoemde verzoek onder a) af, nu — mede gelet op de daaraan blijkens de pleitnota ten grondslag liggende motivering — van de noodzaak hiertoe niet is gebleken. Van bedoelde bewijsconstructie (gebruikmakend van OVC- en tapgesprekken) ter zake van de feiten met betrekking tot [slachtoffer] dan wel de uitbuiting, is geen sprake.
Gelet op de omstandigheden dat slechts twee OVC-gesprekken als ondersteunend bewijs ten grondslag zijn gelegd aan de veroordeling ten aanzien van het aan de verdachte ten laste gelegde beïnvloeden van getuigen, deze twee OVC-gesprekken reeds onderdeel zijn geweest van de nieuwe vertaling van de OVC-gesprekken, en de verdediging zich voor wat betreft de bewezenverklaring van dit feit refereert aan het oordeel van het hof, wijst het hof ook het tweede onder a) genoemde verzoek af, nu van de noodzaak hiertoe niet is gebleken.
- b)
De verdediging heeft verzocht de ouders van [betrokkene 3] en [betrokkene 4], de vader [betrokkene 2] en de makelaar die bemiddelde bij de verkoop van het stuk grond te India, als getuige te horen.
Het hof wijst het verzoek tot het horen van de vader van [betrokkene 2] ([vader betrokkene 2]) en de makelaar als getuigen af, nu — mede gelet op de daaraan blijkens de pleitnota ten grondslag liggende motivering — van de noodzaak hiertoe niet is gebleken. Wat er ook zij van de koop/verkoop van het stuk grond te India en het door [betrokkene 1] en [betrokkene 2] verwachte telefoontje uit India hieromtrent op 28 januari 2006, deze omstandigheid biedt geenszins een aannemelijke verklaring voor de frequentie en de tijdstippen van de afzonderlijke telefoontjes gepleegd door [betrokkene 1] naar de huistelefoon op 28 januari 2006, een en ander zoals reeds verwoord bij de bespreking van het ‘Verweer betreffende het belgedrag van [betrokkene 1] op 28 januari 2006’.
Het hof wijst ook het verzoek tot het horen van de ouders van [betrokkene 3] en [betrokkene 4] als getuigen af, nu — mede gelet op de daaraan blijkens de pleitnota ten grondslag liggende motivering — van de noodzaak hiertoe niet is gebleken. Wat er ook zij van de beweerdelijke afspraken omtrent salaris, het hof gaat op basis van de relevante feiten en omstandigheden er vanuit dat [betrokkene 3] en [betrokkene 4] tegen geen en/of geringe betaling in de bewezenverklaarde periode te werk zijn gesteld.
- c)
De verdediging heeft het verzoek tot toevoeging van de gedragsrapportage van [betrokkene 3] (uit 2009) aan het dossier van de verdachte herhaald. De gedragsrapportage is volgende de verdediging relevant voor de lezing dat, kort gezegd, [betrokkene 3] alleen [slachtoffer] heeft doodgemaakt.
Het hof wijst het verzoek tot voeging van de gedragskundige rapportages anno mei 2009 inzake N.[betrokkene 1] af, nu — mede gelet op de daaraan blijkens de pleitnota ten grondslag liggende motivering — van de noodzaak hiertoe niet is gebleken. Om redenen van privacy worden dergelijke rapportages in beginsel niet gevoegd in het dossier van een medeverdachte zonder toestemming van de betrokkene. Het hof ziet in hetgeen door de raadsman ter onderbouwing van het verzoek is aangevoerd geen reden van dit standpunt af te wijken. Het hof overweegt hiertoe dat dergelijke rapportages zijn opgesteld met een ander doel dan de beantwoording van enige vraag ex artikel 348–350 van het Wetboek van Strafvordering in de zaak van een medeverdachte, alsmede dat ook overigens niet aannemelijk is gemaakt dat de bedoelde rapportages noodzakelijk zijn ter beantwoording van, dan wel op enigerlei wijze in verband staan met een te nemen beslissing op, de vragen van artikel 348–350 van het Wetboek van Strafvordering in de zaak van [betrokkene 1].
- d)
De verdediging heeft tot slot verzocht om toevoeging van het paspoortdossier van [betrokkene 5], nu daardoor kan worden geverifieerd hoe het paspoort van [betrokkene 5] is aangevraagd en door wie.
Het hof wijst het verzoek tot voeging van het paspoortdossier af, nu — mede gelet op de daaraan blijkens de pleitnota ten grondslag liggende motivering en de omstandigheid dat het hof het regelen van het paspoort door [betrokkene 1] (en [betrokkene 2]) niet wettig en overtuigend bewezen acht, zoals blijkt uit de bewezenverklaring terzake — van de noodzaak hiertoe niet is gebleken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde:
Medeplegen van zware mishandeling gepleegd met voorbedachte raad, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Medeplegen van opzettelijk mondeling, bij geschrift of bij afbeelding zich jegens een persoon uiten, kennelijk om diens vrijheid om een verklaring, naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen, te beïnvloeden, terwijl zij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat die verklaring zal worden afgelegd, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 4 subsidiair tweede cumulatief/alternatief bewezenverklaarde:
Mishandeling gepleegd met voorbedachte raad, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 meer subsidiair, 2, 3 en 4 subsidiair tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zowel de mishandeling met voorbedachten rade, meermalen gepleegd, van [slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer], als het medeplegen van zware mishandeling van [slachtoffer], terwijl het feit de dood van [slachtoffer] tengevolge heeft gehad.
[slachtoffer] verbleef met haar ouders,de medeverdachten [betrokkene 3] en [betrokkene 4], sinds augustus 2004 bij de verdachte in huis.
Reeds enkele maanden na haar aankomst is haar levenskwaliteit door toedoen van de verdachte, haar ouders en de medeverdachte [betrokkene 5] ernstig verslechterd. Om een vermeende kwade geest in [slachtoffer] te beheersen/verdrijven is [slachtoffer] door de verdachte en door de medeverdachten meermalen en ernstig mishandeld. Daarbij heeft de verdachte [slachtoffer] met één of meer stokken en met de hand(en) geslagen, een en ander op de wijze zoals bewezen verklaard. Bovendien heeft zij haar met een of meer shawls vastgebonden.
Op 28 januari 2006 is het geweld jegens [slachtoffer] haar fataal geworden. In verband met het welslagen van een schaaktoernooi van haar zoon heeft de verdachte om de kwade geest in haar te bedwingen genoemde medeverdachten die in haar woning waren gebleven, vanaf 13.25 uur meermalen de (telefonische) opdracht gegeven [slachtoffer] onder meer vast te binden en te mishandelen. Daartoe zijn door de medeverdachten bij [slachtoffer] met één of meer shawls haar armen en benen op haar borstkas vastgebonden, is op enige wijze haar ademhaling belemmerd en is zij met een stok alsmede met de hand(en) geslagen, een en ander op de wijze zoals bewezen is verklaard. De verdachte heeft een belangrijke, sturende, rol gespeeld in de (zware) mishandelingen van die middag. Uiteindelijk is [slachtoffer] omstreeks 17.30 uur naar het ziekenhuis gebracht, alwaar zij aan het haar toegebrachte letsel is bezweken.
De respectloze en onmenselijke wijze waarop door de verdachte en de medeverdachten vanaf januari 2005 met het lichaam en leven van de jonge [slachtoffer] is omgegaan, rekent het hof de verdachte en haar mededaders zwaar aan. Op de verdachte en de medeverdachten had de van hen afhankelijke [slachtoffer] mogen rekenen om haar te verzorgen en te beschermen tegen elke vorm van geweld. [slachtoffer] was alleen al door haar leeftijd weerloos tegen het gepleegde geweld. In ieder geval het laatste deel van haar leven heeft zij voornamelijk in het kinderkamertje doorgebracht en is zij door alle volwassenen in haar omgeving in de steek gelaten tot de dood erop volgde. Feiten als deze schokken ernstig de rechtsorde. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat het leed dat [slachtoffer] is aangedaan en de eenzaamheid die haar in de laatste periode van haar leven ten deel is gevallen, onmogelijk in straf is uit te drukken.
De verdachte heeft zich voorts tezamen met haar echtgenoot, [betrokkene 2], schuldig gemaakt aan de uitbuiting (mensenhandel) van de slachtoffers [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5] gedurende een periode van ruim een jaar. De verdachte en haar medeverdachte hebben [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5] gedurende deze periode in hun woning gehuisvest, terwijl zij illegaal in Nederland verbleven zoals aan beiden bekend was, en tegen geen en/of geringe betaling lange dagen als huishoudelijke hulp tewerkgesteld, een en ander op de wijze zoals bewezen verklaard. Door hun illegale verblijfstatus bevonden de slachtoffers zich in een kwetsbare positie, waarvan de verdachte en haar medeverdachte misbruik hebben gemaakt. Bovendien is de uitbuiting gepaard gegaan met geweld en dreiging met geweld. De slachtoffers bevonden zich in een volstrekt afhankelijke positie ten opzichte van de verdachten; zij waren illegaal, spraken de Nederlandse taal niet, hadden geen eigen financiële middelen en hadden (zeer) beperkt contact met de buitenwereld. De verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit waarbij zij, met miskenning van de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers, haar eigen financieel gewin en persoonlijk gemak op de voorgrond heeft gesteld. De slachtoffers zullen hiervan naar de ervaring leert nog gedurende lange tijd de psychische en emotionele schade ondervinden. Het hof rekent het de verdachte voorts zwaar aan dat zij op geen enkele wijze blijk heeft gegeven het verwerpelijke en strafwaardige van haar handelen in te zien, noch blijk heeft gegeven van enige spijtgevoelens.
Voorts heeft de verdachte, tezamen en in vereniging met haar medeverdachte [betrokkene 2], de vrijheid van een aantal getuigen om ten overstaan van een rechter of ambtenaar onbelemmerd in de onderhavige strafzaak en in de strafzaak jegens [betrokkene 1] te kunnen verklaren, beïnvloed zoals bewezenverklaard. Aldus heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan verstoring van de rechtsgang in de onderhavige strafzaak. Daarnaast is dergelijk handelen ontoelaatbaar jegens de betreffende getuigen, omdat dergelijk gedrag als intimiderend kan worden ervaren en daarmee iemand fundamenteel in zijn persoonlijke vrijheid wordt aangetast.
Bij de strafoplegging heeft het hof ten aanzien van de verdachte ook het volgende meegewogen.
Voor zover bekend is de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking gekomen.
Het hof is — alles overwegende — van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering gevangenneming
Ter terechtzitting in hoger beroep van 9 december 2009 heeft de advocaat-generaal bij repliek gevorderd dat het hof, bij een veroordelend arrest, met ingang van de uitspraakdatum, de gevangenneming van de verdachte zal bevelen. De verdachte is al gevlucht naar India en heeft zich aan het strafproces onttrokken, aldus de advocaat-generaal.
Het hof overweegt als volgt.
Naar het oordeel van het hof zijn thans de gronden ex artikel 67a van het Wetboek van Strafvordering om de gevangenneming van de verdachte te bevelen niet aanwezig, zodat het hof de vordering afwijst.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 4 primair en subsidiair eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 subsidiair tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
8 (acht) jaren.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering tot het verlenen van een bevel tot gevangenneming.
Dit arrest is gewezen door mr. B.A. Stoker-Klein, mr. G.J.W. van Oven en mr. T.E. van der Spoel, in bijzijn van de griffier mr. Y.H.G. van der Hut.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 19 januari 2010.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 19‑01‑2010
Proces-verbaal van verklaring getuige [getuige 3] (in concept getekend als: [getuige 3]), zijnde kinderarts in het Juliana Kinderziekenhuis, d.d. 30 januari 2006, PL 1509/2006/336, opgesteld en ondertekend door R. van der Bend en I.E. Szapora, beiden hoofdagent van politie Haaglanden, dossier zie: TGO 06–020, Bijlage G, 0/OPV/G pag. 12–15; Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] (arts-assistente in het Juliana Kinderziekenhuis), d.d. 31 januari 2006, PL 1509/2006/336, opgesteld en ondertekend door I.E. Szapora en R.P. Spies, beiden hoofdagent van politie, dossier zie: 2/OPV/G pag. 48–50, zie pag. 49, ordner Getuigen I.
Rapport NFI, afdeling pathologie, NFI zaak nr: 2006.01.27.045, PVb nr: 1524/2006/4756-34, opgesteld en ondertekend door dr. B. Kubat, patholoog, d.d. 30 januari 2006, dossier zie: ordner [S.] NFI rapporten.
Rapport NFI, Pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, NFI zaak nr: 2006.01.27.045, sectie nummer 2006-029/K010, Obductieverslag, opgesteld en ondertekend door dr. B. Kubat, arts en patholoog, d.d. 4 augustus 2006, dossier zie: ordner [S.] NFI rapporten.
Rapport Forensisch Antropologisch Onderzoek d.d. 2 maart 2006, door prof. dr. G.J.R. Maat, forensisch antropoloog, arts-anatoom, en R.R.R. Gerretsen, Forensisch antropoloog, arts-anatoom i.o., van het Leids Universitair Medisch Centrum, Reg. Nr. NFI 2006.01.27.045, sectie nr 2006-029, dossier zie: ordner [S.] NFI rapporten.
Briefrapport dr. B. Kubat van het NFI, d.d. 14 juli 2006, op verzoek van mr. L.M. Robert-Altimari, Aanvullende vragen, pag. 1, dossier zie: ordner [S.] NFI rapporten.
Rapport NFI, Neuropathologisch onderzoek, NFI zaak nr: 2006.01.27.045, sectie nummer 2006-029/K010, opgesteld en ondertekend door dr. B. Kubat, arts en patholoog, d.d. 20 juli 2006, dossier zie: ordner [S.] NFI rapporten.
Ibidem voetnoot 5, pag. 2–3.
Proces-verbaal van verhoor getuige-deskundige dr. B. Kubat bij de rechter-commissaris d.d. 12 december 2006, punt 27.
Forensisch Pediatrisch Dossier nr. 2006-018, Forum Educatief december 2006, opgesteld door R.A.C. Bilo en H.G.T. Nijs, forensisch geneeskundigen/consulenten forensische pediatrie.
Ibidem, VIII-5.
Ibidem, VIII-10.
Ibidem, VIII-8.
Ibidem, VIII-20–22.
Proces-verbaal van verhoor getuige-deskundige R.A.C. Bilo d.d. 11 januari 2007 bij de rechter-commissaris, punt 28.
Ibidem, punt 44.
Ibidem, punt 40.
Forensisch Pediatrisch Dossier nr. 2006-018, Forum Educatief december 2006, opgesteld door R.A.C. Bilo en H.G.T. Nijs, forensisch geneeskundigen/consulenten forensische pediatrie, pag. VI-4, VIII-7, VIII-19, en VIII-22.
Geschrift, Verblijfsaantekeningen Algemeen, op het paspoort van [betrokkene 5], dossier zie: ordner Ambtshandelingen deel 2 van 2, (pag. 375–378), pag. 377; Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] bij de rechter-commissaris in India (Nederlandse vertaling), d.d. 17 juli 2009, pagina 47.
Proces-verbaal ter terechtzittingen van dit hof d.d. 5 en 12 juni 2009, inzake [betrokkene 3], inhoudende de verklaring van [betrokkene 3] als verdachte d.d. 5 juni 2009, pag. 3, laatste tekstblok; Proces-verbaal ter terechtzittingen van dit hof d.d. 27 en 30 oktober 2009, inzake [betrokkene 1], inhoudende de verklaring van [betrokkene 4] als getuige, pag. 29, eerste tekstblok; Proces-verbaal ter terechtzitting bij de rechtbank te 's‑Gravenhage d.d. 18 en 19 juni 2007, inzake [betrokkene 3], inhoudende de verklaring van [betrokkene 4] als verdachte en als getuige (zie pag. 11 bovenaan) juncto pag. 3(onderaan) en 4(eerste alinea) van de bijlage ‘verdachtenverhoor [betrokkene 4]’ bij dit proces-verbaal.
NFI deskundigenrapport d.d. 1 maart 2006, Bijlage F, behorende bij proces-verbaal nr. 1509-2006-336 (pag. 90–94); Geschrift, zijnde een fotokopie van het paspoort van [slachtoffer] (ordner Ambtshandelingen deel 2 van 2, pag. 379–381) en een fotokopie van de geboorteakte van [slachtoffer] (ordner Ambtshandelingen deel 2 van 2, pag. 394); zie ook een geschrift van de plaatsvervangende politiecommissaris westelijk district New Delhi, no. 10088/SO/DCP/W(R-1), Delhi, d.d. 28 augustus 2006, opgesteld naar aanleiding van een verzoek van de Koninklijke Nederlandse Ambassade voor rechtsbijstand (ordner Ambtshandelingen deel 2 van 2, pag. 405–406).
Proces-verbaal ter terechtzittingen van dit hof d.d. 5 en 12 juni 2009, inzake [betrokkene 5], inhoudende de verklaring van [betrokkene 5] als getuige d.d. 12 juni 2009, pag. 29, laatste tekstblok.
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] d.d. 28 maart 2006, PL 1509/2006/336, ondertekend door verbalisant M.E.M. Blom, dossier: zie ordner Getuigen I, 2/OPV/G, (pag. 206–239) pag. 211–212 en 215, derde tekstblok; Proces-verbaal ter terechtzitting bij de rechtbank te 's‑Gravenhage d.d. 18 en 19 juni 2007, inzake [betrokkene 3], inhoudende de verklaring van [betrokkene 4] als verdachte en als getuige (zie pag. 11 bovenaan) juncto pag. 1 van de bijlage ‘verdachteverhoor [betrokkene 4]’ bij dit proces-verbaal; Proces-verbaal ter terechtzitting bij de rechtbank te 's‑Gravenhage d.d. 18 en 19 juni 2007, inzake [betrokkene 3], inhoudende de verklaring van [betrokkene 5] als verdachte en als getuige (zie pag. 15 eerste alinea getuigenverhoor) juncto pag. 4 (bovenaan) van de bijlage ‘verdachtenverhoor [betrokkene 5]’ bij dit proces-verbaal; Proces-verbaal ter terechtzitting bij de rechtbank te 's‑Gravenhage d.d. 18 en 19 juni 2007, inzake [betrokkene 3], inhoudende de verklaring van [betrokkene 3] als verdachte en als getuige (zie pag. 23 bovenaan) juncto pag. 2 (eerste tekstblok van de verklaring).
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] d.d. 28 maart 2006, PL 1509/2006/336, ondertekend door verbalisant M.E.M. Blom, dossier: zie ordner Getuigen I, 2/OPV/G, (pag. 206–239) pag. 214, onderaan.
Proces-verbaal ter terechtzitting van dit hof d.d. 12 juni 2009, inzake [betrokkene 1], inhoudende de verklaring van [betrokkene 5] als getuige d.d. 12 juni 2009, pag. 13, een na laatste regel van het laatste tekstblok; Proces-verbaal ter terechtzitting bij de rechtbank te 's‑Gravenhage d.d. 18 en 19 juni 2007, inzake [betrokkene 3], inhoudende de verklaring van [betrokkene 4] als verdachte en als getuige (zie pag. 11 bovenaan) juncto pag. 1 van de bijlage ‘verdachteverhoor [betrokkene 4]’ bij dit proces-verbaal.
Proces-verbaal ter terechtzitting bij de rechtbank te 's‑Gravenhage d.d. 18 en 19 juni 2007, inzake [betrokkene 3], inhoudende de verklaring van [betrokkene 3] als verdachte en als getuige (zie pag. 23 bovenaan) juncto pag. 2.
Proces-verbaal ter terechtzitting bij de rechtbank te 's‑Gravenhage d.d. 18 en 19 juni 2007, inzake [betrokkene 3], inhoudende de verklaring van [betrokkene 5] als verdachte en als getuige (zie pag. 15 eerste alinea getuigenverhoor) juncto pag. 2 (laatste alinea van eerste tekstblok) van de bijlage ‘verdachtenverhoor [betrokkene 5]’ bij dit proces-verbaal.
Proces-verbaal ter terechtzitting bij de rechtbank te 's‑Gravenhage d.d. 18 en 19 juni 2007, inzake [betrokkene 3], inhoudende de verklaring van [betrokkene 3] als verdachte en als getuige (zie pag. 23 bovenaan) juncto pag. 2 (midden) en pag. 3 (onderaan).
Proces-verbaal ter terechtzitting bij de rechtbank te 's‑Gravenhage d.d. 18 en 19 juni 2007, inzake [betrokkene 3], inhoudende de verklaring van [betrokkene 4] als verdachte en als getuige (zie pag. 11 bovenaan) juncto pag. 2 (derde alinea) van de bijlage ‘verdachteverhoor [betrokkene 4]’ bij dit proces-verbaal; Proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 4] d.d. 21 mei 2007, zie verdachtedossier [betrokkene 4], (pag. 182–228) pag. 199.
Proces-verbaal ter terechtzitting bij de rechtbank te 's‑Gravenhage d.d. 18 en 19 juni 2007, inzake [betrokkene 3], inhoudende de verklaring van [betrokkene 3] als verdachte en als getuige (zie pag. 23 bovenaan) juncto pag. 3 onderaan; Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] d.d. 28 maart 2006, PL 1509/2006/336, ondertekend door verbalisant M.E.M. Blom, dossier: zie ordner Getuigen I, 2/OPV/G, (pag. 206–239) pag. 211; Proces-verbaal ter terechtzitting bij de rechtbank te 's‑Gravenhage d.d. 18 en 19 juni 2007, inzake [betrokkene 3], inhoudende de verklaring van [betrokkene 5] als getuige, zie pag. 17, onderaan eerste tekstblok.
Proces-verbaal ter terechtzitting bij de rechtbank te 's‑Gravenhage d.d. 18 en 19 juni 2007, inzake [betrokkene 3], inhoudende de verklaring van [betrokkene 4] als verdachte en als getuige (zie pag. 11 bovenaan) juncto pag. 1 van de bijlage ‘verdachtenverhoor [betrokkene 4]’ bij dit proces-verbaal.
Proces-verbaal ter terechtzitting bij de rechtbank te 's‑Gravenhage d.d. 18 en 19 juni 2007, inzake [betrokkene 3], inhoudende de verklaring van [betrokkene 5] als verdachte en als getuige (zie pag. 15 eerste alinea getuigenverhoor) juncto pag. 3 (onderaan pagina) van de bijlage ‘verdachtenverhoor [betrokkene 5]’ bij dit proces-verbaal.
Proces-verbaal ter terechtzitting bij de rechtbank te 's‑Gravenhage d.d. 18 en 19 juni 2007, inzake [betrokkene 3], inhoudende de verklaring van [betrokkene 5] als verdachte en als getuige (zie pag. 15 eerste alinea getuigenverhoor) juncto pag. 2 (onderaan eerste tekstblok) van de bijlage ‘verdachtenverhoor [betrokkene 5]’ bij dit proces-verbaal.
Proces-verbaal ter terechtzitting bij de rechtbank te 's‑Gravenhage d.d. 18 en 19 juni 2007, inzake [betrokkene 3], inhoudende de verklaring van [betrokkene 3] als verdachte en als getuige (zie pag. 23 eerste alinea getuigenverhoor) juncto pag. 4, laatste alinea van het eerste tekstblok; Proces-verbaal ter terechtzitting bij de rechtbank te 's‑Gravenhage d.d. 18 en 19 juni 2007, inzake [betrokkene 3], inhoudende de verklaring van [betrokkene 5] als verdachte en als getuige (zie pag. 15 eerste alinea getuigenverhoor) juncto pag. 2 (laatste alinea van eerste tekstblok) van de bijlage ‘verdachtenverhoor [betrokkene 5]’ bij dit proces-verbaal; Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] d.d. 28 maart 2006, PL 1509/2006/336, ondertekend door verbalisant M.E.M. Blom, dossier: zie ordner Getuigen I, 2/OPV/G, (pag. 206–239) pag. 216, bovenaan.Zie ook de vijf navolgende voetnoten.
Proces-verbaal ter terechtzitting bij de rechtbank te 's‑Gravenhage d.d. 18 en 19 juni 2007, inzake [betrokkene 3], inhoudende de verklaring van [betrokkene 3] als verdachte en als getuige (zie pag. 23 bovenaan) juncto pag. 4 onderaan; Proces-verbaal ter terechtzitting bij de rechtbank te 's‑Gravenhage d.d. 18 en 19 juni 2007, inzake [betrokkene 3], inhoudende de verklaring van [betrokkene 4] als verdachte en als getuige (zie pag. 11 bovenaan) juncto pag. 3 (vierde alinea van het tweede tekstblok) van de bijlage ‘verdachteverhoor [betrokkene 4]’ bij dit proces-verbaal.
Proces-verbaal ter terechtzitting bij de rechtbank te 's‑Gravenhage d.d. 18 en 19 juni 2007, inzake [betrokkene 3], inhoudende de verklaring van [betrokkene 4] als verdachte en als getuige (zie pag. 11 bovenaan) juncto pag. 1 (een na laatste alinea) van de bijlage ‘verdachteverhoor [betrokkene 4]’ bij dit proces-verbaal.
Proces-verbaal ter terechtzitting bij de rechtbank te 's‑Gravenhage d.d. 18 en 19 juni 2007, inzake [betrokkene 3], inhoudende de verklaring van [betrokkene 4] als verdachte en als getuige (zie pag. 11 bovenaan) juncto pag. 1 (een na laatste alinea onderaan) van de bijlage ‘verdachteverhoor [betrokkene 4]’ bij dit proces-verbaal.
Proces-verbaal ter terechtzitting bij de rechtbank te 's‑Gravenhage d.d. 18 en 19 juni 2007, inzake [betrokkene 3], inhoudende de verklaring van [betrokkene 3] als verdachte en als getuige (zie pag. 23 bovenaan) juncto pag. 5, derde tekstblok.
Proces-verbaal ter terechtzitting bij de rechtbank te 's‑Gravenhage d.d. 18 en 19 juni 2007, inzake [betrokkene 3], inhoudende de verklaring van [betrokkene 5] als getuige, zie pag. 17, onderaan eerste tekstblok; Proces-verbaal ter terechtzitting bij de rechtbank te 's‑Gravenhage d.d. 18 en 19 juni 2007, inzake [betrokkene 3], inhoudende de verklaring van [betrokkene 4] als verdachte en als getuige (zie pag. 11 bovenaan) juncto pag. 1 (een na laatste alinea, bovenaan) van de bijlage ‘verdachteverhoor [betrokkene 4]’ bij dit proces-verbaal.
Proces-verbaal ter terechtzitting bij de rechtbank te 's‑Gravenhage d.d. 18 en 19 juni 2007, inzake [betrokkene 3], inhoudende de verklaring van [betrokkene 4] als verdachte en als getuige (zie pag. 11 bovenaan) juncto pag. 3 (derde alinea van het tweede tekstblok) van de bijlage ‘verdachteverhoor [betrokkene 4]’ bij dit proces-verbaal.
Proces-verbaal ter terechtzitting van dit hof d.d. 5 en 12 juni 2009 inzake [betrokkene 5], verklaring verdachte [betrokkene 5] d.d. 5 juni 2009, pag. 11, tweede alinea; Proces-verbaal ter terechtzitting van dit hof d.d. 5 en 12 juni 2009 inzake [betrokkene 3], verklaring verdachte [betrokkene 3] d.d. 5 juni 2009, pag. 6, derde tekstblok, ‘Op 28 januari 2006…thuis’; Proces-verbaal ter terechtzitting van dit hof d.d. 5 en 12 juni 2009 inzake [betrokkene 4], verklaring verdachte [betrokkene 4] d.d. 5 juni 2009, pag. 5, eerste tekstblok e.v.
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 1] d.d. 28 januari 2006, verdachtedossier [betrokkene 1], pag 16; Proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 2] d.d. 2 februari 2006, verdachtedossier [betrokkene 2] pag. 35–36; Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] d.d. 10 februari 2006, 2/OPV/G, zie ordner Getuigen I, pag. 100–105, zie pag. 100–101.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 8] d.d. 7 april 2006, 3/OPV/G, zie ordner Getuigen I, (pag. 314–315), pagina 314; Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 7] d.d. 17 maart 2006, 3/OPV/G, zie ordner Getuigen I, (pag.312–313), pag. 312.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 8] d.d. 7 april 2006, 3/OPV/G, zie ordner Getuigen I, pag. 314–315 met als bijlage het speelschema.
Zie het uitslagenformulier zoals overgelegd door [getuige 8], 3/OPV/G pag. 311 (zie ordner Getuigen I), met de processen-verbaal van bevindingen opgesteld en ondertekend door M. van Vliet, hoofdagent van politie, pv nummer: PL1502-2006/336, d.d. 17 maart 2006 (3/OPV/G pag. 309) en 7 april 2006 (3/OPV/G pag. 317).
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 april 2009, inhoudende de historische verkeersgegevens telefonie, pv-nummer PL 1509/2006/336, met als bijlage een overzicht van de betreffende telefoongegevens, opgesteld en ondertekend door J.M.P. Boogaarts en R. Grabijn, beiden brigadier van politie; Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 april 2006 met bijlage, betreffende de historische telefoongegevens, opgesteld en ondertekend door J.M.P. Boogaarts, Pv nummer: 1509/2006/336, 2/OPV/AH, zie ordner Ambtshandelingen deel I van II, pag. 100 e.v.
Processen-verbaal van verhoor getuigen [getuige 9] en [getuige 10], respectievelijk 0/OPV/G pag. 7–8 en 1/OPV/G pag. 21–23 (zie ordner Getuigen I), en het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 11], 0/OPV/G, pag 9–11, (zie ordner Getuigen I); Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] d.d. 23 maart 2006, 2/OPV/G, pag. 202, zie ordner Getuigen I; Proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 3] d.d. 23 april 2007, zie ordner verdachtedossier [betrokkene 3], pag. 230; Proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 4] d.d. 7 februari 2006, zie ordner verdachtedossier [betrokkene 4], pag. 36.
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] d.d. 6 april 2006, door M. Visser en I.E. Szapora, pv nummer: PL1509/2006/336, TGO 06020, dossier zie: ordner Getuigen I, 3/OPV/G, (pag. 265–304) pag. 275; Proces-verbaal van studioverhoor verdachte [betrokkene 5] (transcriptie) d.d. 23 mei 2007, PL1509/2006/336, opgesteld d.d. 24 mei 2007, dossier zie: verdachtedossier [betrokkene 5], (pag. 40–86) pag. 66 onderaan en 67 bovenaan.
Proces-verbaal van uitwerking studioverhoor verdachte [betrokkene 3] d.d. 23 april 2007, opgesteld en ondertekend door verbalisant J.M.P. Boogaarts d.d. 7 mei 2007, met bij dit proces-verbaal gevoegd de transcriptie van dit studioverhoor, uitgewerkt door I. Waal, schrijftolk, Pv-nummer: PL1509/2006/336, TGO 06020, dossier zie: Verdachtedossier [betrokkene 3] (pag. 227–265) pag. 229.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 april 2009, inhoudende de historische verkeersgegevens telefonie, pv-nummer PL 1509/2006/336, met als bijlage een overzicht van de betreffende telefoongegevens, opgesteld en ondertekend door J.M.P. Boogaarts en R. Grabijn, beiden brigadier van politie; Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 april 2006 met bijlage, betreffende de historische telefoongegevens, opgesteld en ondertekend door J.M.P. Boogaarts, Pv nummer: 1509/2006/336, 2/OPV/AH, zie ordner Ambtshandelingen deel I van II, pag. 100 e.v.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 8] d.d. 7 april 2006, 3/OPV/G, zie ordner Getuigen I, pag. 314–315 met als bijlage het speelschema; Zie het uitslagenformulier zoals overgelegd door [getuige 8], 3/OPV/G pag. 311 (zie ordner Getuigen I), met de processen-verbaal van bevindingen opgesteld en ondertekend door M. van Vliet, hoofdagent van politie, pv nummer: PL1502-2006/336, d.d. 17 maart 2006 (3/OPV/G pag. 309) en 7 april 2006 (3/OPV/G pag. 317).
Proces-verbaal ter terechtzittingen van dit hof d.d. 5 en 12 juni 2009, inzake [betrokkene 4], inhoudende de verklaring van [betrokkene 4] als getuige d.d. 12 juni 2009, pag. 29, eerste alinea; Proces-verbaal van studioverhoor verdachte [betrokkene 5] (transcriptie) d.d. 23 mei 2007, PL1509/2006/336, opgesteld d.d. 24 mei 2007, dossier zie: verdachtedossier [betrokkene 5], (pag. 40–86) pag. 67 bovenaan.
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] d.d. 6 april 2006, door M. Visser en I.E. Szapora, pv nummer: PL1509/2006/336, TGO 06020, dossier zie: ordner Getuigen I, 3/OPV/G, (pag. 265–304) pag. 277; Proces-verbaal van studioverhoor verdachte [betrokkene 5] (transcriptie) d.d. 23 mei 2007, PL1509/2006/336, opgesteld d.d. 24 mei 2007, dossier zie: verdachtedossier [betrokkene 5], (pag. 40–86) pag. 67.
Proces-verbaal van uitwerking studioverhoor verdachte [betrokkene 3] d.d. 23 april 2007, opgesteld en ondertekend door verbalisant J.M.P. Boogaarts d.d. 7 mei 2007, met bij dit proces-verbaal gevoegd de transcriptie van dit studioverhoor, uitgewerkt door I. Waal, schrijftolk, Pv-nummer: PL1509/2006/336, TGO 06020, dossier zie: Verdachtedossier [betrokkene 3] (pag. 227–265) pag. 230; Proces-verbaal ter terechtzittingen van dit hof d.d. 5 en 12 juni 2009, inzake [betrokkene 4], inhoudende de verklaring van [betrokkene 4] als getuige d.d. 12 juni 2009, pag. 29, tweede alinea.
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] d.d. 6 april 2006, door M. Visser en I.E. Szapora, pv nummer: PL1509/2006/336, TGO 06020, dossier zie: ordner Getuigen I, 3/OPV/G, (pag. 265–304) pag. 278; Proces-verbaal van studioverhoor verdachte [betrokkene 5] (transcriptie) d.d. 23 mei 2007, PL1509/2006/336, opgesteld d.d. 24 mei 2007, dossier zie: verdachtedossier [betrokkene 5], (pag. 40–86) pag. 66 onderaan en 67 bovenaan.
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] d.d. 6 april 2006, door M. Visser en I.E. Szapora, pv nummer: PL1509/2006/336, TGO 06020, dossier zie: ordner Getuigen I, 3/OPV/G, (pag. 265–304) pag. 278; Proces-verbaal ter terechtzitting van dit hof d.d. 5 en 12 juni 2009 inzake [betrokkene 3], verklaring verdachte [betrokkene 3] d.d. 5 juni 2009, pag. 5, laatste tekstblok.
Proces-verbaal ter terechtzittingen van dit hof d.d. 5 en 12 juni 2009, inzake [betrokkene 4], inhoudende de verklaring van [betrokkene 4] als getuige d.d. 12 juni 2009, pag. 29, tweede alinea; Proces-verbaal ter terechtzittingen van dit hof d.d. 5 en 12 juni 2009, inzake [betrokkene 3], inhoudende de verklaring van [betrokkene 3] als verdachte d.d. 5 juni 2009, pag. 5, laatste tekstblok.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 3] d.d. 23 februari 2006, PL 1509/2006/336, ondertekend door verbalisant M.E.M. Blom, dossier zie: verdachtedossier [betrokkene 3], (pag. 52–85) pag. 73–74.
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] d.d. 23 maart 2006, 2/OPV/G, pag. 202, zie ordner Getuigen I.
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] d.d. 6 april 2006, 3/OPV/G, pag. 279, onderaan, zie ordner Getuigen I.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 april 2009, inhoudende de historische verkeersgegevens telefonie, pv-nummer PL 1509/2006/336, met als bijlage een overzicht van de betreffende telefoongegevens, opgesteld en ondertekend door J.M.P. Boogaarts en R. Grabijn, beiden brigadier van politie; Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 8] d.d. 7 april 2006, 3/OPV/G, zie ordner Getuigen I, pag. 314–315 met als bijlage het speelschema; Zie het uitslagenformulier zoals overgelegd door [getuige 8], 3/OPV/G pag. 311 (zie ordner Getuigen I), met de processen-verbaal van bevindingen opgesteld en ondertekend door M. van Vliet, hoofdagent van politie, pv nummer: PL1502-2006/336, d.d. 17 maart 2006 (3/OPV/G pag. 309) en 7 april 2006 (3/OPV/G pag. 317).
Proces-verbaal van studioverhoor verdachte [betrokkene 5] (transcriptie) d.d. 23 mei 2007, PL1509/2006/336, opgesteld d.d. 24 mei 2007, dossier zie: verdachtedossier [betrokkene 5], (pag. 40–86) pag. 67 onderaan.
Proces-verbaal van uitwerking studioverhoor verdachte [betrokkene 3] d.d. 23 april 2007, opgesteld en ondertekend door verbalisant J.M.P. Boogaarts d.d. 7 mei 2007, met bij dit proces-verbaal gevoegd de transcriptie van dit studioverhoor, uitgewerkt door I. Waal, schrijftolk, Pv-nummer: PL1509/2006/336, TGO 06020, dossier zie: Verdachtedossier [betrokkene 3] (pag. 227–265) pag. 230; Proces-verbaal ter terechtzittingen van dit hof d.d. 5 en 12 juni 2009, inzake [betrokkene 4], inhoudende de verklaring van [betrokkene 4] als getuige d.d. 12 juni 2009, pag. 29, tweede alinea; Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] d.d. 6 april 2006, door M. Visser en I.E. Szapora, pv nummer: PL1509/2006/336, TGO 06020, dossier zie: ordner Getuigen I, 3/OPV/G, (pag. 265–304) pag. 278 (midden).
Proces-verbaal van studioverhoor verdachte [betrokkene 5] (transcriptie) d.d. 23 mei 2007, PL1509/2006/336, opgesteld d.d. 24 mei 2007, dossier zie: verdachtedossier [betrokkene 5], (pag. 40–86) pag. 67 onderaan.
Proces-verbaal van bevindingen betreffende de schouw/reconstructie d.d. 22 september 2006, inhoudende de verklaring van verdachte [betrokkene 5] tijdens die reconstructie, woordelijk uitgewerkt en ondertekend door A. van Nieuwenhoven d.d. 20 oktober 2006, dossier zie: ordner Ambtshandelingen deel 2 van 2, (pag. 493–515) pag. 501.
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] d.d. 23 maart 2006, 2/OPV/G, pag. 202, zie ordner Getuigen I; Proces-verbaal van uitwerking studioverhoor verdachte [betrokkene 3] d.d. 23 april 2007, opgesteld en ondertekend door verbalisant J.M.P. Boogaarts d.d. 7 mei 2007, met bij dit proces-verbaal gevoegd de transcriptie van dit studioverhoor, uitgewerkt door I. Waal, schrijftolk, Pv-nummer: PL1509/2006/336, TGO 06020, dossier zie: Verdachtedossier [betrokkene 3] (pag. 227–265) pag. 230; Proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 4] d.d. 7 februari 2006, zie ordner verdachtedossier [betrokkene 4], pag. 36.
Processen-verbaal van verhoor getuigen [getuige 9] en [getuige 10], respectievelijk 0/OPV/G (pag. 7–8) pag. 7, en 1/OPV/G (pag. 21–23) pag. 22 (zie ordner Getuigen I).
Proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 1] d.d. 20 maart 2006, opgesteld en ondertekend d.d. 21 maart 2006 door verbalisanten M. Visser en I.E. Szapora, dossier: zie ordner verdachtendossier [betrokkene 1] (pag. 46–77) pag. 55–56; Proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 1] d.d. 30 januari 2006, opgesteld en ondertekend door verbalisanten I.E. Szapora en R. van der Bend d.d. 30 januari 2006, ordner verdachtedossier [betrokkene 1], (pag. 23–34) pag. 29, onder vijfde vraag e.v.; Proces-verbaal van bevindingen betreffende de historische verkeersgegevens telefonie van 28 januari 2006, opgesteld en ondertekend door J.M.P. Boogaarts en R. Grabijn d.d. 14 april 2009, met als bijlage een overzicht van de historische telefoongegevens van 28 januari 2006, zie: nummer [betrokkene 4]: pag. 1 van het proces-verbaal, voor telefoongegevens: zie eerste pagina van die bijlage.
Proces-verbaal ter terechtzittingen van dit hof d.d. 5 en 12 juni 2009, inzake [betrokkene 4], inhoudende de verklaring van [betrokkene 4] als verdachte d.d. 5 juni 2009, pag. 5 (onderaan)-6 (bovenaan); Proces-verbaal ter terechtzitting bij de rechtbank te 's‑Gravenhage d.d. 18 en 19 juni 2007, inzake [betrokkene 3], inhoudende de verklaring van [betrokkene 4] als getuige, pag. 13; Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] d.d. 23 maart 2006, 2/OPV/G, pag. 202, zie ordner Getuigen I; Proces-verbaal van uitwerking studioverhoor verdachte [betrokkene 3] d.d. 23 april 2007, opgesteld en ondertekend door verbalisant J.M.P. Boogaarts d.d. 7 mei 2007, met bij dit proces-verbaal gevoegd de transcriptie van dit studioverhoor, uitgewerkt door I. Waal, schrijftolk, Pv-nummer: PL1509/2006/336, TGO 06020, dossier zie: Verdachtedossier [betrokkene 3] (pag. 227–265) pag. 230 (midden).
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 11], 0/OPV/G (pag. 9–11) pag. 10 (zie ordner Getuigen I).
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] d.d. 6 april 2006, 3/OPV/G, pag. 283, midden van de pagina, zie ordner Getuigen I.
Proces-verbaal van bevindingen betreffende de historische verkeersgegevens telefonie van 28 januari 2006, opgesteld en ondertekend door J.M.P. Boogaarts en R. Grabijn d.d. 14 april 2009, met als bijlage een overzicht van de historische telefoongegevens van 28 januari 2006.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 8] d.d. 7 april 2006, 3/OPV/G, zie ordner Getuigen I, pag. 314–315 met als bijlage het speelschema; Zie het uitslagenformulier zoals overgelegd door [getuige 8], 3/OPV/G pag. 311 (zie ordner Getuigen I), met de processen-verbaal van bevindingen opgesteld en ondertekend door M. van Vliet, hoofdagent van politie, pv nummer: PL1502-2006/336, d.d. 17 maart 2006 (3/OPV/G pag. 309) en 7 april 2006 (3/OPV/G pag. 317).
Proces-verbaal van uitwerking studioverhoor verdachte [betrokkene 3] d.d. 23 april 2007, opgesteld en ondertekend door verbalisant J.M.P. Boogaarts d.d. 7 mei 2007, met bij dit proces-verbaal gevoegd de transcriptie van dit studioverhoor, uitgewerkt door I. Waal, schrijftolk, Pv-nummer: PL1509/2006/336, TGO 06020, dossier zie: Verdachtedossier [betrokkene 3] (pag. 227–265) pag. 230; Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] d.d. 6 april 2006, door M. Visser en I.E. Szapora, pv nummer: PL1509/2006/336, TGO 06020, dossier zie: ordner Getuigen I, 3/OPV/G, (pag. 265–304) pag. 283–284.
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] d.d. 6 april 2006, 3/OPV/G, pag. 278 en 284, zie ordner Getuigen I.
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] d.d. 6 april 2006, 3/OPV/G, pag. 278 en 284, zie ordner Getuigen I.
Proces-verbaal ter terechtzitting bij de rechtbank te 's‑Gravenhage d.d. 18 en 19 juni 2007, inzake [betrokkene 3], inhoudende de verklaring van [betrokkene 3] als verdachte en als getuige (zie pag. 23 eerste alinea getuigenverhoor) juncto pag. 4, laatste alinea van het eerste tekstblok.
Proces-verbaal van bevindingen betreffende de schouw/reconstructie d.d. 22 september 2006, inhoudende de verklaring van verdachte [betrokkene 5] tijdens die reconstructie, woordelijk uitgewerkt en ondertekend door A. van Nieuwenhoven d.d. 20 oktober 2006, dossier zie: ordner Ambtshandelingen deel 2 van 2, (pag. 493–515) pag. 504 (vanaf het midden van de pagina)- 505 (bovenaan).
Proces-verbaal ter terechtzittingen van dit hof d.d. 5 en 12 juni 2009, inzake [betrokkene 4], inhoudende de verklaring van [betrokkene 4] als verdachte d.d. 5 juni 2009, pag. 5, derde tekstblok van onder.
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] d.d. 23 maart 2006, 2/OPV/G, pag. 202, zie ordner Getuigen I.
Proces-verbaal ter terechtzittingen van dit hof d.d. 5 en 12 juni 2009, inzake [betrokkene 4], inhoudende de verklaring van [betrokkene 3] als getuige d.d. 12 juni 2009, pag. 34, derde alinea van onderen; Proces-verbaal ter terechtzittingen van dit hof d.d. 5 en 12 juni 2009, inzake [betrokkene 4], inhoudende de verklaring van [betrokkene 4] als verdachte d.d. 5 juni 2009, pag. 6, eerste alinea onder ‘Stok’.
Proces-verbaal ter terechtzittingen van dit hof d.d. 5 en 12 juni 2009, inzake [betrokkene 3], inhoudende de verklaring van [betrokkene 3] als getuige d.d. 12 juni 2009, pag. 32, tweede tekstblok van de verklaring;
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] d.d. 23 maart 2006, 2/OPV/G, pag. 203 (bovenaan), zie ordner Getuigen I.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 3] d.d. 23 februari 2006, PL 1509/2006/336, ondertekend door verbalisant M.E.M. Blom, dossier zie: verdachtedossier [betrokkene 3], (pag. 52–85) pag. 63, derde tekstblok; Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] d.d. 23 maart 2006, 2/OPV/G, pag. 203, derde tekstblok e.v., zie ordner Getuigen I.
Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 9 maart 2006 door de rechter-commissaris mr. J.A. van Steen: het geschrift is aangetroffen tijdens een doorzoeking op uitdrukkelijk verzoek van de rechter-commissaris, d.d. 9 maart 2006, dossier zie ordner Ambtshandelingen deel 1 van 2, pag. 79–80.
Geschrift, zijnde een brief van [betrokkene 3] (aangetroffen in haar cel te Zwolle, zie voorgaande voetnoot), zie ordner Ambtshandelingen deel 1 van 2 (kopie van origineel: pag. 80–84, vertaling: pag. 85–87), pag. 86.
Proces-verbaal van bevindingen betreffende de schouw/reconstructie d.d. 22 september 2006, inhoudende de verklaring van verdachte [betrokkene 5] tijdens die reconstructie, woordelijk uitgewerkt en ondertekend door A. van Nieuwenhoven d.d. 20 oktober 2006, dossier zie: ordner Ambtshandelingen deel 2 van 2, (pag. 493–515) pag. 505 (eerste helft van de pagina); Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] d.d. 23 maart 2006, 2/OPV/G, pag. 203, zie ordner Getuigen I.
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] d.d. 23 maart 2006, 2/OPV/G, pag. 203, zie ordner Getuigen I.
Proces-verbaal ter terechtzittingen van dit hof d.d. 5 en 12 juni 2009, inzake [betrokkene 3], inhoudende de verklaring van getuige [betrokkene 4] d.d. 12 juni 2009, pag. 29, een na laatste tekstblok; Proces-verbaal ter terechtzittingen van dit hof d.d. 5 en 12 juni 2009, inzake [betrokkene 4], inhoudende de verklaring van getuige [betrokkene 3] d.d. 12 juni 2009, pag. 32, eerste alinea.
Proces-verbaal ter terechtzittingen van dit hof d.d. 5 en 12 juni 2009, inzake [betrokkene 4], inhoudende de verklaring van [betrokkene 4] als verdachte d.d. 5 juni 2009, pag. 6, tweede tekstblok onder ‘Stok’; Proces-verbaal ter terechtzitting van dit hof d.d. 5 en 12 juni 2009 inzake [betrokkene 4], verklaring getuige [betrokkene 3] d.d. 12 juni 2009, pag. 33, tweede en derde tekstblok; Proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 4] d.d. 21 mei 2007, zie verdachtedossier [betrokkene 4], (pag. 182–228) pag. 222 (onderaan)-223 (bovenaan).
Proces-verbaal ter terechtzittingen van dit hof d.d. 5 en 12 juni 2009, inzake [betrokkene 4], inhoudende de verklaring van [betrokkene 4] als verdachte d.d. 5 juni 2009, pag. 6, tweede tekstblok onder ‘Stok’; Proces-verbaal ter terechtzitting bij de rechtbank te 's‑Gravenhage d.d. 18 en 19 juni 2007, inzake [betrokkene 3], inhoudende de verklaring van [betrokkene 3] als getuige (pag. 24, onderste helft van de pagina).
Proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 4] d.d. 21 mei 2007, zie verdachtedossier [betrokkene 4], (pag. 182–228) pag. 217, bovenaan.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 4] d.d. 21 mei 2007, zie verdachtedossier [betrokkene 4], (pag. 182–228) pag. 221–223.
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] d.d. 6 april 2006, door M. Visser en I.E. Szapora, pv nummer: PL1509/2006/336, TGO 06020, dossier zie: ordner Getuigen I, 3/OPV/G, (pag. 265–304) pag. 286–288; Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 april 2009, inhoudende de historische verkeersgegevens telefonie, pv-nummer PL 1509/2006/336, met als bijlage een overzicht van de betreffende telefoongegevens, opgesteld en ondertekend door J.M.P. Boogaarts en R. Grabijn, beiden brigadier van politie.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 1] d.d. 20 maart 2006, opgesteld en ondertekend d.d. 21 maart 2006 door verbalisanten M. Visser en I.E. Szapora, dossier: zie ordner verdachtendossier [betrokkene 1] (pag. 46–77) pag. 69; Proces-verbaal van verklaring getuige [getuige 3] (in concept getekend als: [getuige 3]), zijnde kinderarts in het Juliana Kinderziekenhuis, d.d. 30 januari 2006, PL 1509/2006/336, opgesteld en ondertekend door R. van der Bend en I.E. Szapora, beiden hoofdagent van politie Haaglanden, dossier zie: TGO 06–020, Bijlage G, 0/OPV/G pag. 12–15.
Proces-verbaal ter terechtzitting van dit hof d.d. 5 en 12 juni 2009 inzake [betrokkene 5], verklaring verdachte [betrokkene 5] d.d. 5 juni 2009, pag. 15.
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] d.d. 6 april 2006, 3/OPV/G, (pag. 265–304) pag. 285–286 (midden van de pagina), zie ordner Getuigen I.
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] d.d. 6 april 2006, 3/OPV/G, (pag. 265–304) pag. 285–286 (midden van de pagina), zie ordner Getuigen I.
Hoge Raad 17 november 1981, NJ 1983, 84.
Memorie van Toelichting ‘Uitvoering van internationale regelgeving ter bestrijding van mensensmokkel en mensenhandel’, Kamerstukken II nr. 29 291, volgnr. 3, pagina 18.
Ibidem, § 2.5.2.
HR 6 juli 1999, LJN: AB9475, NJ 1999,701.
HR 27 oktober 2009, LJN: BI7097, § 2.4.1: De wetgever heeft ervoor gekozen art 250a(oud) Sr te incorporeren in artikel 273a(oud) Sr. Daarom hebben de totstandkomingsgeschiedenis van en de rechtspraak met betrekking tot die bepaling en artikel 250ter(oud) Sr, waarin de strafbaarstelling van artikel 250a(oud) Sr was opgenomen voordat deze bij wet van 28 oktober 1999, Stb. 264, werd vernummerd tot art 250a(oud) Sr, niet hun belang verloren.
HR 27 oktober 2009, LJN: BI7097, § 2.4.2, derde tekstblok, waar de Hoge Raad de Memorie van Antwoord, Kamerstukken II 1988–1989, nr. 21 027, volgnr. 5, pagina 3 en 7, aanhaalt.
HR 27 oktober 2009, LJN: BI7097, § 2.2.2.
Ibidem, § 2.6.1. en 2.6.2.
Memorie van Toelichting ‘Uitvoering van internationale regelgeving ter bestrijding van mensensmokkel en mensenhandel’, Kamerstukken II nr. 29 291, volgnr. 3, pagina 10.
[betrokkene 5]:Geschrift, Verblijfsaantekeningen Algemeen, op het paspoort van [betrokkene 5], dossier zie: ordner Ambtshandelingen deel 2 van 2, (pag. 375–378), pag. 377; Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] bij de rechter-commissaris te India (Nederlandse vertaling), d.d. 17 juli 2009, pagina 47; Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 2] bij de rechter-commissaris te India d.d. 24 juli 2009, ondertekend door [betrokkene 2] en dhr. S.L. Gupta, vice hoofdinspecteur van politie te New Delhi, antwoord op vraag 21 en 22; Geschrift, zie brief van [betrokkene 1], ingebracht per faxbericht door haar raadsman mr. Van Straalen d.d. 3 november 2009, pag. 7.[betrokkene 4] en [betrokkene 3]:Zie het proces-verbaal inzake [betrokkene 5] ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 27 en 30 oktober 2009, getuigenverklaring [betrokkene 4], pagina 23.
Geschriften, zie brief van [betrokkene 1], ingebracht per faxbericht door haar raadsman mr. Van Straalen d.d. 3 november 2009, pag. 9, en de brief van [betrokkene 2], ingebracht door zijn raadsvrouw mr. Noorduyn d.d. 3 november 2009 (gedagtekend 2 november 2009), pag. 4.
Proces-verbaal ter terechtzitting bij de rechtbank te 's‑Gravenhage d.d. 18 en 19 juni 2007, inzake [betrokkene 3], inhoudende de verklaring van [betrokkene 5] als getuige, pag. 16 (bovenaan); Proces-verbaal ter terechtzitting bij de rechtbank te 's‑Gravenhage d.d. 18 en 19 juni 2007, inzake [betrokkene 3], inhoudende de verklaring van [betrokkene 4] als verdachte en als getuige (zie pag. 11 eerste alinea getuigenverhoor) juncto pag. 1 (tweede alinea, eerste zin) van de bijlage ‘verdachtenverhoor [betrokkene 4]’ bij dit proces-verbaal.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 1] d.d. 20 maart 2006, PL 1509/2006/336, opgesteld en ondertekend door M. Visser en I.E. Szapora, respectievelijk brigadier en hoofdagent van politie d.d. 21 maart 2006, dossier zie ordner verdachtendossier [betrokkene 1], (pag. 46–76) pag. 63, tweede en derde alinea van onderen.
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 2] bij de rechter-commissaris te India d.d. 26 juli 2009, ondertekend door [betrokkene 2] en dhr. S.L. Gupta, vice hoofdinspecteur van politie te New Delhi, antwoord op vraag 4.
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 1] bij de rechter-commissaris te India d.d. 27 juli 2009, ondertekend door [betrokkene 1] en dhr. S.L. Gupta, vice hoofdinspecteur van politie te New Delhi, antwoord op vraag 15.
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 2] bij de rechter-commissaris te India d.d. 24 juli 2009, ondertekend door [betrokkene 2] en dhr. S.L. Gupta, vice hoofdinspecteur van politie te New Delhi, antwoord op vraag 11 en 12.
Proces-verbaal ter terechtzitting van dit gerechtshof d.d. 27 en 30 oktober 2009 inzake [betrokkene 1], inhoudende de verklaring van [betrokkene 5] als verdachte en als getuige (zie pag. 11) d.d. 27 oktober 2009 juncto pag. 12, tweede tekstblok, eerste en tweede alinea.
Geschrift, brief van [betrokkene 1] d.d. 3 november 2009, ingebracht door haar raadsman mr. Van Straalen bij faxbericht d.d. 3 november 2009, pag. 10 van 26, onder ‘Daily routine’.
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 1] bij de rechter-commissaris te India d.d. 28 juli 2009, ondertekend door [betrokkene 1] en dhr. S.L. Gupta, vice hoofdinspecteur van politie te New Delhi, antwoord op vraag 9.
Geschrift, brief van [betrokkene 1] d.d. 3 november 2009, ingebracht door haar raadsman mr. Van Straalen bij faxbericht d.d. 3 november 2009, pag. 11 van 26, bovenaan.
Geschrift, brief van [betrokkene 1] d.d. 3 november 2009, ingebracht door haar raadsman mr. Van Straalen bij faxbericht d.d. 3 november 2009, pag. 11 van 26, onder ‘Work, food and living conditions’.
Proces-verbaal ter terechtzitting van dit gerechtshof d.d. 27 en 30 oktober 2009 inzake [betrokkene 1], inhoudende de verklaring van [betrokkene 4] als verdachte en als getuige (zie pag. 30) d.d. 27 oktober 2009 juncto pag. 35, vierde tekstblok.
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] d.d. 28 maart 2006, PL 1509/2006/336, ondertekend door verbalisant M.E.M. Blom, dossier: zie ordner Getuigen I, 2/OPV/G, (pag. 206–239) pag. 209, alinea 4, 5 en 6.
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] d.d. 28 maart 2006, PL 1509/2006/336, ondertekend door verbalisant M.E.M. Blom, dossier: zie ordner Getuigen I, 2/OPV/G, (pag. 206–239) pag. 222 (vijfde alinea van onder e.v.) — pag. 223 (derde alinea van boven).
Proces-verbaal ter terechtzitting van dit gerechtshof d.d. 27 en 30 oktober 2009 inzake [betrokkene 1], inhoudende de verklaring van [betrokkene 5] als getuige d.d. 27 oktober 2009, pag. 11, eerste alinea.
Proces-verbaal ter terechtzitting van dit gerechtshof d.d. 27 en 30 oktober 2009 inzake [betrokkene 1], inhoudende de verklaring van [betrokkene 4] als getuige d.d. 27 oktober 2009, pag. 26, laatste alinea.
Proces-verbaal van uitwerking studioverhoor verdachte [betrokkene 4] d.d. 21 mei 2007, PL1509/2006/336, opgesteld en ondertekend door schrijftolk I. de Waal d.d. 24 mei 2007, dossier zie ordner verdachtendossier [betrokkene 4] (pag. 182–228), pag. 189, tweede en derde antwoord verdachte van onderen.
Proces-verbaal van uitwerking studioverhoor verdachte [betrokkene 4] d.d. 21 mei 2007, PL1509/2006/336, opgesteld en ondertekend door schrijftolk I. de Waal d.d. 24 mei 2007, dossier zie ordner verdachtendossier [betrokkene 4] (pag. 182–228), pag. 190;Proces-verbaal ter terechtzittingen van dit hof d.d. 5 en 12 juni 2009, inzake [betrokkene 4], inhoudende de verklaring van [betrokkene 4] als verdachte d.d. 5 juni 2009, pag. 4, derde alinea; Proces-verbaal ter terechtzittingen van dit hof d.d. 5 en 12 juni 2009, inzake [betrokkene 3], inhoudende de verklaring van [betrokkene 3] als verdachte d.d. 5 juni 2009, pag. 7, een na laatste alinea.
Proces-verbaal van uitwerking studioverhoor verdachte [betrokkene 4] d.d. 21 mei 2007, PL1509/2006/336, opgesteld en ondertekend door schrijftolk I. de Waal d.d. 24 mei 2007, dossier zie ordner verdachtendossier [betrokkene 4] (pag. 182–228), pag. 191 laatste antwoord verdachte, pag. 192 eerste antwoord verdachte.
Proces-verbaal ter terechtzitting van dit gerechtshof d.d. 27 en 30 oktober 2009 inzake [betrokkene 1], inhoudende de verklaring van [betrokkene 4] als getuige d.d. 27 oktober 2009, pag. 28, laatste tekstblok, eerste alinea.
Proces-verbaal ter terechtzitting van dit gerechtshof d.d. 27 en 30 oktober 2009 inzake [betrokkene 1], inhoudende de verklaring van [betrokkene 4] als getuige d.d. 27 oktober 2009, pag. 27, laatste antwoord van de getuige.
Proces-verbaal ter terechtzitting van dit hof d.d. 12 juni 2009, inzake [betrokkene 2], inhoudende de verklaring van [betrokkene 5] als getuige d.d. 12 juni 2009, pag. 15, derde alinea.
Proces-verbaal ter terechtzitting van dit hof d.d. 12 juni 2009, inzake [betrokkene 2], inhoudende de verklaring van [betrokkene 4] als getuige d.d. 12 juni 2009, pag. 22, eerste en tweede tekstblok.
Proces-verbaal ter terechtzitting van dit gerechtshof d.d. 27 en 30 oktober 2009 inzake [betrokkene 1], inhoudende de verklaring van [betrokkene 4] als getuige d.d. 27 oktober 2009, pag. 26, laatste antwoord getuige, tweede alinea.
Proces-verbaal ter terechtzitting van dit gerechtshof d.d. 27 en 30 oktober 2009 inzake [betrokkene 1], inhoudende de verklaring van [betrokkene 3] als getuige d.d. 27 oktober 2009, pag. 19, tweede antwoord van de getuige.
Proces-verbaal ter terechtzitting van dit gerechtshof d.d. 27 en 30 oktober 2009 inzake [betrokkene 1], inhoudende de verklaring van [betrokkene 3] als getuige d.d. 27 oktober 2009, pag. 19, laatste alinea.
Proces-verbaal ter terechtzitting van dit gerechtshof d.d. 27 en 30 oktober 2009 inzake [betrokkene 1], inhoudende de verklaring van [betrokkene 3] als getuige d.d. 27 oktober 2009, pag. 22, tweede alinea.
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] d.d. 6 april 2006, door M. Visser en I.E. Szapora, pv nummer: PL1509/2006/336, TGO 06020, dossier zie: ordner Getuigen I, 3/OPV/G, (pag. 265–304) pag. 270, vijfde alinea van onderen t/m de laatste alinea.
Proces-verbaal ter terechtzittingen van dit hof d.d. 5 en 12 juni 2009, inzake [betrokkene 3], inhoudende de verklaring van [betrokkene 3] als verdachte d.d. 5 juni 2009, pag. 11, tweede tekstblok.
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 1] bij de rechter-commissaris te India d.d. 27 juli 2009, ondertekend door [betrokkene 1] en dhr. S.L. Gupta, vice hoofdinspecteur van politie te New Delhi, antwoord op vraag 18 t/m 20.
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 2] bij de rechter-commissaris te India d.d. 24 juli 2009, ondertekend door [betrokkene 2] en dhr. S.L. Gupta, vice hoofdinspecteur van politie te New Delhi, antwoord op vraag 23 en 24.
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 2] bij de rechter-commissaris te India d.d. 25 juli 2009, ondertekend door [betrokkene 2] en dhr. S.L. Gupta, vice hoofdinspecteur van politie te New Delhi, antwoord op vraag 11.
Proces-verbaal van uitwerking studioverhoor verdachte [betrokkene 4] d.d. 21 mei 2007, PL1509/2006/336, opgesteld en ondertekend door schrijftolk I. de Waal d.d. 24 mei 2007, dossier zie ordner verdachtendossier [betrokkene 4] (pag. 182–228), pag. 191, laatste antwoord verdachte en pag. 192, eerste antwoord verdachte.
Proces-verbaal ter terechtzittingen van dit hof d.d. 5 en 12 juni 2009, inzake [betrokkene 3], inhoudende de verklaring van [betrokkene 3] als verdachte d.d. 5 juni 2009, pag. 4, derde alinea van onderen.
Proces-verbaal ter terechtzitting van dit hof d.d. 12 juni 2009, inzake [betrokkene 2], inhoudende de verklaring van [betrokkene 5] als getuige d.d. 12 juni 2009, pag. 15, vierde alinea.
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 1] bij de rechter-commissaris te India d.d. 28 juli 2009, ondertekend door [betrokkene 1] en dhr. S.L. Gupta, vice hoofdinspecteur van politie te New Delhi, antwoord op vraag 19 en 34.
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 2] bij de rechter-commissaris te India d.d. 26 juli 2009, ondertekend door [betrokkene 2] en dhr. S.L. Gupta, vice hoofdinspecteur van politie te New Delhi, antwoord op vraag 43.
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 2] bij de rechter-commissaris te India d.d. 24 juli 2009, ondertekend door [betrokkene 2] en dhr. S.L. Gupta, vice hoofdinspecteur van politie te New Delhi, antwoord op vraag 13.
Proces-verbaal ter terechtzitting van dit gerechtshof d.d. 27 en 30 oktober 2009 inzake [betrokkene 1], inhoudende de verklaring van [betrokkene 5] als verdachte en als getuige (zie pag. 11) d.d. 27 oktober 2009 juncto pag. 12, tweede tekstblok, derde en vierde alinea.
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] d.d. 6 april 2006, door M. Visser en I.E. Szapora, pv nummer: PL1509/2006/336, TGO 06020, dossier zie: ordner Getuigen I, 3/OPV/G, (pag. 265–304) pag. 269, vijfde alinea e.v.
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] d.d. 6 april 2006, door M. Visser en I.E. Szapora, pv nummer: PL1509/2006/336, TGO 06020, dossier zie: ordner Getuigen I, 3/OPV/G, (pag. 265–304) pag. 269, eerste en tweede alinea.
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 2] bij de rechter-commissaris te India d.d. 25 juli 2009, ondertekend door [betrokkene 2] en dhr. S.L. Gupta, vice hoofdinspecteur van politie te New Delhi, antwoord op vraag 17.
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 2] bij de rechter-commissaris te India d.d. 25 juli 2009, ondertekend door [betrokkene 2] en dhr. S.L. Gupta, vice hoofdinspecteur van politie te New Delhi, antwoord op vraag 8 en 17.
Proces-verbaal van uitwerking studioverhoor verdachte [betrokkene 4] d.d. 21 mei 2007, PL1509/2006/336, opgesteld en ondertekend door schrijftolk I. de Waal d.d. 24 mei 2007, dossier zie ordner verdachtendossier [betrokkene 4] (pag. 182–228), pag. 192, zevende antwoord verdachte.
Proces-verbaal ter terechtzitting van dit gerechtshof d.d. 27 en 30 oktober 2009 inzake [betrokkene 1], inhoudende de verklaring van [betrokkene 3] als verdachte en als getuige (zie pag. 23) d.d. 27 oktober 2009 juncto pag. 24, derde alinea van onderen; Proces-verbaal ter terechtzitting van dit gerechtshof d.d. 27 en 30 oktober 2009 inzake [betrokkene 1], inhoudende de verklaring van [betrokkene 3] als getuige d.d. 27 oktober 2009, pag. 20, eerste antwoord van de getuige, laatste zin.
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 1] bij de rechter-commissaris te India d.d. 27 juli 2009, ondertekend door [betrokkene 1] en dhr. S.L. Gupta, vice hoofdinspecteur van politie te New Delhi, antwoord op vraag 12, 16 en 24; Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 2] bij de rechter-commissaris te India d.d. 24 juli 2009, ondertekend door [betrokkene 2] en dhr. S.L. Gupta, vice hoofdinspecteur van politie te New Delhi, antwoord op vraag 27; Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 2] bij de rechter-commissaris te India d.d. 25 juli 2009, ondertekend door [betrokkene 2] en dhr. S.L. Gupta, vice hoofdinspecteur van politie te New Delhi, antwoord op vraag 19; Geschrift, brief van [betrokkene 2] d.d. 2 november 2009, ingebracht door zijn raadsvrouw mr. Van Zijl (mede namens mr. Noorduijn) bij faxbericht d.d. 3 november 2009, pag. 5 van 26, vijfde alinea.
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 2] bij de rechter-commissaris te India d.d. 25 juli 2009, ondertekend door [betrokkene 2] en dhr. S.L. Gupta, vice hoofdinspecteur van politie te New Delhi, antwoord op vraag 19.
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] d.d. 28 maart 2006, PL 1509/2006/336, ondertekend door verbalisant M.E.M. Blom, dossier: zie ordner Getuigen I, 2/OPV/G, (pag. 206–239) pag. 216, vierde alinea e.v.; Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] d.d. 6 april 2006, door M. Visser en I.E. Szapora, pv nummer: PL1509/2006/336, TGO 06020, dossier zie: ordner Getuigen I, 3/OPV/G, (pag. 265–304) pag. 291, een na laatste alinea: ‘van die geelachtige stok krijgen wij een pak slaag.’
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] d.d. 28 maart 2006, PL 1509/2006/336, ondertekend door verbalisant M.E.M. Blom, dossier: zie ordner Getuigen I, 2/OPV/G, (pag. 206–239) pag. 225, een na laatste alinea.
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] d.d. 28 maart 2006, PL 1509/2006/336, ondertekend door verbalisant M.E.M. Blom, dossier: zie ordner Getuigen I, 2/OPV/G, (pag. 206–239) pag. 225, derde alinea van beneden.
Proces-verbaal ter terechtzitting van dit gerechtshof d.d. 27 en 30 oktober 2009 inzake [betrokkene 1], inhoudende de verklaring van [betrokkene 4] als getuige d.d. 27 oktober 2009, pag. 26, laatste antwoord getuige, eerste alinea.
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] d.d. 28 maart 2006, PL 1509/2006/336, ondertekend door verbalisant M.E.M. Blom, dossier: zie ordner Getuigen I, 2/OPV/G, (pag. 206–239) pag. 217 laatste alinea en 218 eerste alinea.
Proces-verbaal van uitwerking studioverhoor verdachte [betrokkene 4] d.d. 21 mei 2007, PL1509/2006/336, opgesteld en ondertekend door schrijftolk I. de Waal d.d. 24 mei 2007, dossier zie ordner verdachtendossier [betrokkene 4] (pag. 182–228), pag. 193 vierde en zesde antwoord verdachte.
Proces-verbaal van uitwerking studioverhoor verdachte [betrokkene 4] d.d. 21 mei 2007, PL1509/2006/336, opgesteld en ondertekend door schrijftolk I. de Waal d.d. 24 mei 2007, dossier zie ordner verdachtendossier [betrokkene 4] (pag. 182–228), pag. 193 onderaan.
Proces-verbaal ter terechtzitting van dit hof d.d. 12 juni 2009, inzake [betrokkene 2], inhoudende de verklaring van [betrokkene 5] als getuige d.d. 12 juni 2009, pag. 15, vijfde alinea e.v.; Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] d.d. 6 april 2006, door M. Visser en I.E. Szapora, pv nummer: PL1509/2006/336, TGO 06020, dossier zie: ordner Getuigen I, 3/OPV/G, (pag. 265–304) pag. 303, vijfde en zesde tekstblok van boven; Proces-verbaal ter terechtzitting bij de rechtbank te 's‑Gravenhage d.d. 18 en 19 juni 2007, inzake [betrokkene 3], inhoudende de verklaring van [betrokkene 5] als getuige pag. 16(onderaan).
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] d.d. 28 maart 2006, PL 1509/2006/336, ondertekend door verbalisant M.E.M. Blom, dossier: zie ordner Getuigen I, 2/OPV/G, (pag. 206–239) pag. 216–217.
Proces-verbaal ter terechtzittingen van dit hof d.d. 5 en 12 juni 2009, inzake [betrokkene 4], inhoudende de verklaring van [betrokkene 4] als verdachte d.d. 5 juni 2009, pag. 8, eerste alinea onder ‘Op vragen van de jongste raadsheer:’.
Proces-verbaal van uitwerking studioverhoor verdachte [betrokkene 4] d.d. 21 mei 2007, PL1509/2006/336, opgesteld en ondertekend door schrijftolk I. de Waal d.d. 24 mei 2007, dossier zie ordner verdachtendossier [betrokkene 4] (pag. 182–228), pag. 184, tweede antwoord verdachte [betrokkene 4].
Proces-verbaal van uitwerking studioverhoor verdachte [betrokkene 4] d.d. 21 mei 2007, PL1509/2006/336, opgesteld en ondertekend door schrijftolk I. de Waal d.d. 24 mei 2007, dossier zie ordner verdachtendossier [betrokkene 4] (pag. 182–228), pag. 193 eerste helft van de pagina en onderaan, pag. 194.
Proces-verbaal van uitwerking studioverhoor verdachte [betrokkene 4] d.d. 21 mei 2007, PL1509/2006/336, opgesteld en ondertekend door schrijftolk I. de Waal d.d. 24 mei 2007, dossier zie ordner verdachtendossier [betrokkene 4] (pag. 182–228), pag. 183 onderaan.
Proces-verbaal ter terechtzitting van dit gerechtshof d.d. 27 en 30 oktober 2009 inzake [betrokkene 1], inhoudende de verklaring van [betrokkene 5] als getuige d.d. 27 oktober 2009, pag. 11, eerste alinea; Proces-verbaal ter terechtzittingen van dit hof d.d. 5 en 12 juni 2009, inzake [betrokkene 5], inhoudende de verklaring van [betrokkene 5] als verdachte d.d. 5 juni 2009, pag. 8, tweede alinea.
Proces-verbaal van uitwerking studioverhoor verdachte [betrokkene 4] d.d. 21 mei 2007, PL1509/2006/336, opgesteld en ondertekend door schrijftolk I. de Waal d.d. 24 mei 2007, dossier zie ordner verdachtendossier [betrokkene 4] (pag. 182–228), pag. 194; Proces-verbaal ter terechtzittingen van dit hof d.d. 5 en 12 juni 2009, inzake [betrokkene 5], inhoudende de verklaring van [betrokkene 5] als verdachte d.d. 5 juni 2009, pag. 8, derde alinea van onderen: ‘Ik heb nooit met [betrokkene 4] en [betrokkene 3] gesproken…nooit gedaan.’.
Proces-verbaal ter terechtzittingen van dit hof d.d. 5 en 12 juni 2009, inzake [betrokkene 4], inhoudende de verklaring van [betrokkene 4] als verdachte d.d. 5 juni 2009, pag. 8, tweede alinea onder ‘Op vragen van de oudste raadsheer:’.
Proces-verbaal ter terechtzittingen van dit hof d.d. 5 en 12 juni 2009, inzake [betrokkene 3], inhoudende de verklaring van [betrokkene 3] als verdachte d.d. 5 juni 2009, pag. 8, een na laatste alinea.
Proces-verbaal ter terechtzittingen van dit hof d.d. 5 en 12 juni 2009, inzake [betrokkene 5], inhoudende de verklaring van [betrokkene 5] als verdachte d.d. 5 juni 2009, pag. 9, derde alinea.
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] d.d. 6 april 2006, door M. Visser en I.E. Szapora, pv nummer: PL1509/2006/336, TGO 06020, dossier zie: ordner Getuigen I, 3/OPV/G, (pag. 265–304) pag. 293, alinea 3, 8, 9 en 10 van boven.
Proces-verbaal ter terechtzitting van dit hof d.d. 12 juni 2009, inzake [betrokkene 2], inhoudende de verklaring van [betrokkene 5] als getuige d.d. 12 juni 2009, pag. 15, vijfde alinea e.v.
Proces-verbaal ter terechtzittingen van dit hof d.d. 5 en 12 juni 2009, inzake [betrokkene 4], inhoudende de verklaring van [betrokkene 4] als verdachte d.d. 5 juni 2009, pag. 8, eerste alinea onder ‘Op vragen van de jongste raadsheer:’.
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] d.d. 2 februari 2006, opgesteld en ondertekend door A.L. van Popering d.d. 3 februari 2006, PL1509/2006/336, 1/OPV/G, ordner Getuigen deel 1, (pag. 37–42), pag. 38 (een na laatste alinea).
Proces-verbaal ter terechtzitting van dit hof d.d. 5 en 12 juni 2009 inzake [betrokkene 5], verklaring verdachte [betrokkene 5] d.d. 5 juni 2009, pag. 4, een na laatste alinea.
Proces-verbaal van uitwerking studioverhoor verdachte [betrokkene 4] d.d. 21 mei 2007, PL1509/2006/336, opgesteld en ondertekend door schrijftolk I. de Waal d.d. 24 mei 2007, dossier zie ordner verdachtendossier [betrokkene 4] (pag. 182–228), pag. 195 laatste helft van de pagina, tot en met pag 196, eerste helft van de pagina.
Proces-verbaal van uitwerking studioverhoor verdachte [betrokkene 4] d.d. 21 mei 2007, PL1509/2006/336, opgesteld en ondertekend door schrijftolk I. de Waal d.d. 24 mei 2007, dossier zie ordner verdachtendossier [betrokkene 4] (pag. 182–228), pag. 198, vierde antwoord verdachte van onder, en pag. 209 midden van de pagina; Proces-verbaal ter terechtzittingen van dit hof d.d. 5 en 12 juni 2009, inzake [betrokkene 4], inhoudende de verklaring van [betrokkene 4] als verdachte d.d. 12 juni 2009, pag. 12, laatste alinea.
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 1] bij de rechter-commissaris te India d.d. 27 juli 2009, ondertekend door [betrokkene 1] en dhr. S.L. Gupta, vice hoofdinspecteur van politie te New Delhi, antwoord op vraag 40 en 41.
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 2] bij de rechter-commissaris te India d.d. 25 juli 2009, ondertekend door [betrokkene 2] en dhr. S.L. Gupta, vice hoofdinspecteur van politie te New Delhi, antwoord op vraag 20.
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 1] bij de rechter-commissaris te India d.d. 27 juli 2009, ondertekend door [betrokkene 1] en dhr. S.L. Gupta, vice hoofdinspecteur van politie te New Delhi, antwoord op vraag 47 en 49.
Proces-verbaal ter terechtzitting van dit gerechtshof d.d. 27 en 30 oktober 2009 inzake [betrokkene 1], inhoudende de verklaring van [betrokkene 3] als getuige d.d. 27 oktober 2009, pag. 20, een na laatste tekstblok.
Proces-verbaal ter terechtzitting van dit gerechtshof d.d. 27 en 30 oktober 2009 inzake [betrokkene 1], inhoudende de verklaring van [betrokkene 4] als getuige d.d. 27 oktober 2009, pag. 27, laatste antwoord getuige.
Proces-verbaal van uitwerking studioverhoor verdachte [betrokkene 4] d.d. 21 mei 2007, PL1509/2006/336, opgesteld en ondertekend door schrijftolk I. de Waal d.d. 24 mei 2007, dossier zie ordner verdachtendossier [betrokkene 4] (pag. 182–228), pag. 193 vierde antwoord verdachte van onderen.
Proces-verbaal ter terechtzittingen van dit hof d.d. 5 en 12 juni 2009, inzake [betrokkene 4], inhoudende de verklaring van [betrokkene 4] als verdachte d.d. 5 juni 2009, pag. 4, laatste alinea.
Proces-verbaal ter terechtzittingen van dit hof d.d. 5 en 12 juni 2009, inzake [betrokkene 3], inhoudende de verklaring van [betrokkene 3] als verdachte d.d. 5 juni 2009, pag. 8, tweede alinea.
Proces-verbaal ter terechtzitting van dit gerechtshof d.d. 27 en 30 oktober 2009 inzake [betrokkene 1], inhoudende de verklaring van [betrokkene 5] als getuige d.d. 27 oktober 2009, pag. 10, eerste alinea van de getuigenverklaring.
Proces-verbaal ter terechtzitting van dit gerechtshof d.d. 27 en 30 oktober 2009 inzake [betrokkene 1], inhoudende de verklaring van [betrokkene 3] als getuige d.d. 27 oktober 2009, pag. 20, eerste antwoord getuige, laatste zin.
Proces-verbaal ter terechtzitting van dit gerechtshof d.d. 27 en 30 oktober 2009 inzake [betrokkene 1], inhoudende de verklaring van [betrokkene 4] als verdachte en als getuige (zie pag. 30) d.d. 27 oktober 2009 juncto pag. 34 laatste alinea en pag. 35, eerste alinea.
Zie pagina 110–111 van de pleitnota in hoger beroep.
Zie pagina 130–132 van de pleitnota in hoger beroep.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] bij de politie d.d. 29 januari 2006, dossier zie ordner Getuigen I, 0/OPV/G, (pag. 1–3) pag. 1.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 1] bij de politie d.d. 30 januari 2006, dossier zie ordner verdachtendossier [betrokkene 1], (pag. 23–34) pag. 26, onderaan.
Proces-verbaal van studioverhoor getuige [getuige 2] bij de politie d.d. 2 maart 2006, dossier zie ordner Getuigen I, 2/OPV/G, (pag. 149–180) pag. 165.
Ibidem, pag. 152.
Ibidem, pag. 155.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 1] bij de politie d.d. 5 april 2006, dossier zie ordner verdachtendossier [betrokkene 1], (pag. 82–114) pag. 92.
Geschrift, nieuwe vertaling van het OVC-gesprek van 3 april 2006 tussen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] in de auto, op weg naar Zwolle om [betrokkene 3] te bezoeken in de PI, met volgnummer 3783, zoals ingebracht door de advocaat-generaal op verzoek van de mrs. Van Straalen en Noorduyn (zie proces-verbaal ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 12 juni 2009 inzake [betrokkene 1]), (pag. 50–64) pag. 58 e.v. van de nieuwe vertaling van alle OVC-gesprekken.
Proces-verbaal van uitwerking studioverhoor verdachte [betrokkene 3] d.d. 23 april 2007, opgesteld en ondertekend door verbalisant J.M.P. Boogaarts d.d. 7 mei 2007, met bij dit proces-verbaal gevoegd de transcriptie van dit studioverhoor, uitgewerkt door I. Waal, schrijftolk, Pv-nummer: PL1509/2006/336, TGO 06020, dossier zie ordner: Verdachtedossier [betrokkene 3] (pag. 227–265) pag. 253 onderaan, pag. 254 bovenaan.
Proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg d.d. 13 november 2007 inzake [betrokkene 1], inhoudende de verklaring van [betrokkene 3] als getuige, pag. 12, tweede tekstblok onderaan.
Geschrift, nieuwe vertaling van het OVC-gesprek van 10 maart 2006 tussen [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [getuige 1] met volgnummer 2358, zoals ingebracht door de advocaat-generaal op verzoek van de mrs. Van Straalen en Noorduyn (zie proces-verbaal ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 12 juni 2009 inzake [betrokkene 1]), (pag. 18–44) pag. 30 e.v. van de nieuwe vertaling van alle OVC-gesprekken.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] bij de politie d.d. 24 maart 2006, dossier zie ordner Getuigen I, 2/OPV/G, (pag. 89–92) pag. 91 bovenaan.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] bij de politie d.d. 5 april 2006, dossier zie ordner Getuigen I, 2/OPV/G, (pag. 240–250) pag. 244–245.
Ibidem, pag. 247.
Ibidem, pag. 248.
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] bij de politie d.d. 23 maart 2006, dossier zie ordner Getuigen I, 2/OPV/G, pag. 199, bovenaan.
Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] d.d. 28 maart 2006, 2/OPV/G, pag. 224 onderaan, 225 bovenaan, zie ordner Getuigen I.
Proces-verbaal ter terechtzittingen van dit hof d.d. 5 en 12 juni 2009, inzake [betrokkene 5], inhoudende de verklaring van [betrokkene 5] als verdachte d.d. 5 juni 2009, pag. 12, tweede tekstblok.
Proces-verbaal ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 13 november 2007 inzake [betrokkene 1], inhoudende de verklaring van [betrokkene 5] als getuige, pag. 18.