RvdW 2019/543:Grootschalige hypotheekfraude, megazaak Peseta. Als leider deelnemen aan criminele organisatie (art. 140 lid 3 Sr), feitelijke leiding geven aan medeplegen witwassen begaan door rechtspersoon, meermalen gepleegd (art. 420bis lid 1 onder b Sr) en feitelijke leiding geven aan medeplegen valsheid in geschrift begaan door rechtspersoon (art. 225 lid 1 Sr) door als mededirecteur van vennootschap samen met anderen klanten met financiƫle problemen te adviseren tweede huis te kopen en extra geldleningen en bouwdepots aan te vragen, waarbij gebruik is gemaakt van valse werkgeversverklaringen, valse salarisstroken en valse facturen. Hof heeft verdachte veroordeeld tot gevangenisstraf van 18 maanden en daarnaast aan verdachte bijkomende straf opgelegd van ontzetting van recht op uitoefening van beroep van financieel adviseur en hypotheekadviseur voor 7 jaren. Duur bijkomende straf in strijd met maximumduur ex art. 31 lid 1 onder 2 Sr? Art. 31 lid 1 onder 2 Sr houdt in dat bij veroordeling tot tijdelijke gevangenisstraf duur van ontzetting van recht duur van hoofdstraf ten minste 2 en ten hoogste 5 jaren te boven gaat. Door hof bepaalde duur van ontzetting van recht bepaald beroep uit te oefenen is met dit voorschrift in strijd. HR leest bestreden uitspraak met verbetering van die misslag en verstaat dat hof duur van ontzetting van recht op uitoefening van beroep van financieel adviseur en hypotheekadviseur heeft bepaald op 6 jaren en 6 maanden. Samenhang met 17/01394, 17/01622, 17/01668, 17/02690, 17/02829 en 17/02831.