Einde inhoudsopgave
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/5.2
5.2 Nederlandse voorlopige hechtenispraktijk van minderjarigen in cijfers
mr. drs. Y.N. van den Brink, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. drs. Y.N. van den Brink
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
De in ‘DJI in getal’ gepubliceerde cijfers omvatten alle jeugdigen die in het betreffende jaar verbleven in een justitiële jeugdinrichting, waaronder bijvoorbeeld ook jongvolwassenen die via ‘het adolescentenstrafrecht’ (lees: art. 63, vijfde lid Sv en/of art. 77c Sr) in een justitiële jeugdinrichting zijn geplaatst.
Dit betekent dat deze cijfers niet omvatten: (1) jongvolwassenen die via ‘het adolescentenstrafrecht’ in een justitiële jeugdinrichting zijn geplaatst en (2) jeugdigen die minderjarig waren ten tijde van het delict, maar voorafgaand aan of tijdens hun verblijf in de justitiële jeugdinrichting (lees: voorafgaand aan de peildatum) meerderjarig zijn geworden.
Hierbij is relevant dat sinds 1 april 2014 ook jongvolwassenen (lees: 18 tot 23 jaar ten tijde van het delict) in bepaalde gevallen hun voorlopige hechtenis in een justitiële jeugdinrichting kunnen uitzitten. Vgl. art. 63, vijfde lid Sv jo. art. 77c Sr.
Dat de percentages voorlopig gehechten beduidend hoger liggen als uitsluitend wordt gekeken naar de minderjarige populatie, kan (deels) worden verklaard doordat het overgrote deel van de jeugdigen dat op titel van een PIJ-maatregel in een justitiële jeugdinrichting verblijft meerderjarig is (geworden), waardoor een aanzienlijk deel van de ‘veroordeelden’ in de justitiële jeugdinrichtingen niet wordt meegerekend en het aandeel ‘verdachten’ relatief hoger uitvalt.
Van Alphen, Drost & Jongebreur 2015, p. 18.
Ibid.
Aanhangsel Handelingen II 2014-2015, 2626, p. 5.
Dit is ook meermaals gesignaleerd door de Kinderombudsman, die herhaaldelijk de aanbeveling heeft gedaan om het gebruik van alternatieven voor voorlopige hechtenis van minderjarigen inzichtelijk te maken, eventueel door een landelijk registratiesysteem te ontwikkelen. Zie bijvoorbeeld: Kinderombudsman 2016, p. 102-103.
Om een beeld te krijgen van de omvang van de voorlopige hechtenispraktijk van minderjarigen in Nederland, worden in deze paragraaf enkele cijfers gepresenteerd. Het beschikbare cijfermateriaal over de toepassing van voorlopige hechtenis in de Nederlandse jeugdstrafrechtspraktijk is beperkt en bestaat grotendeels uit cijfers van Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) over de populatie in justitiële jeugdinrichtingen. DJI brengt jaarlijks een rapport uit (‘DJI in getal’) waarin cijfers worden gepubliceerd over jeugdige verdachten die op titel van voorlopige hechtenis in een justitiële jeugdinrichting zijn geplaatst. Daarnaast publiceert Defence for Children (DCI) en Unicef jaarlijks het Jaarbericht Kinderrechten, waarin cijfers over minderjarigen in voorlopige hechtenis worden gepresenteerd. Deze cijfers zijn eveneens afkomstig uit het registratiesysteem van DJI, maar omvatten – anders dan de cijfers die zijn opgenomen in het rapport ‘DJI in getal’1 – enkel jeugdigen die ten tijde van hun verblijf in de justitiële jeugdinrichting minderjarig waren.2 De cijfers over de jaren 2012 tot en met 2016 die in deze rapporten zijn gepubliceerd, zijn weergegeven in tabel 5.1.
2012
2013
2014
2015
2016
Instroom in voorlopige hechtenis in JJI*
1.581
1.213
1.152
1.209
1.243
Percentage voorlopig gehechten in JJI
(peildatum: 30 september)*
41%
(=221)
41%
(=194)
39%
(=181)
42%
(=171)
45%
(=190)
Percentage voorlopig gehechten in
minderjarige populatie in JJI (peildatum: 1 januari van het daarop volgende jaar)**
75%
(=171)
74%
(=137)
79%
(=85)
76%
(=106)
76%
(=108)
Gemiddelde duur voorlopige hechtenis in JJI in dagen*
48
45
47
48
49
Gemiddelde duur voorlopige hechtenis van minderjarigen in JJI in dagen**
40
38
37
29
36
Aantal gestarte nachtdetenties*
140
71
79
71
42
Bronnen: *DJI 2017; **DCI & Unicef 2017
De cijfers laten zien dat de instroom van jeugdigen in voorlopige hechtenis in justitiële jeugdinrichtingen een aantal opeenvolgende jaren is gedaald, maar sinds 2015 weer licht is toegenomen.3 Het percentage voorlopig gehechte jeugdigen op de totale populatie in justitiële jeugdinrichtingen ligt al jaren vrij stabiel rond de 40%. Als uitsluitend wordt gekeken naar de minderjarige populatie van justitiële jeugdinrichtingen dan ligt dit percentage hoger (tussen de 70% en 80%).4 De gemiddelde duur van de voorlopige hechtenis van jeugdigen in justitiële jeugdinrichtingen ligt al enkele jaren iets onder de 50 dagen. Inzoomend op de jeugdigen die minderjarig waren tijdens de tenuitvoerlegging van de voorlopige hechtenis, kan worden geconstateerd dat de gemiddelde duur lager ligt. Voorts tonen de cijfers dat het aantal gestarte nachtdetenties sinds 2012 aanzienlijk is afgenomen.
In het rapport van Van Alphen, Drost & Jongebreur wordt op basis van cijfers uit het registratiesysteem van DJI gesignaleerd dat een groot deel van de jeugdigen die op titel van voorlopige hechtenis instromen in een justitiële jeugdinrichting binnen enkele weken – vaak nog voor de behandeling van de zaak op zitting – weer uitstroomt.5 Zo is in 2014 ongeveer een derde van de voorlopig gehechte jeugdigen binnen twee weken uitgestroomd. Na vier weken is circa de helft van de jeugdigen uitgestroomd en na twee maanden driekwart van de jeugdigen (zie tabel 5.2). Bij het overgrote deel van de jeugdigen dat uitstroomt uit voorlopige hechtenis is een schorsing van de voorlopige hechtenis de reden. Uiteindelijk heeft 15% van de jeugdigen die zijn ingestroomd op titel van voorlopige hechtenis langer dan drie maanden in een justitiële jeugdinrichting gezeten; 11% heeft, aansluitend op de voorlopige hechtenis, na veroordeling in de justitiële jeugdinrichting moeten blijven om (het nog resterende deel van) een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf of maatregel uit te zitten.6 In 2014 hebben in totaal zeven minderjarigen langer dan zes maanden in voorlopige hechtenis gezeten.7
Uitstroommoment:
Percentage van jeugdigen, ingestroomd in voorlopige hechtenis in een JJI in 2014 (N=1.152), dat is uitgestroomd
Binnen één week
11%
Binnen twee weken
34%
Binnen drie weken
42%
Binnen vier weken
51%
Binnen twee maanden
75%
Binnen drie maanden
85%
Bron: DJI, gepubliceerd in: Van Alphen, Drost & Jongebreur 2015, p. 18.
Met het registratiesysteem van DJI als belangrijkste bron van cijfers over de toepassingspraktijk van voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht, blijft een deel van deze praktijk onderbelicht. DJI registreert immers alleen de jeugdigen die daadwerkelijk in een justitiële jeugdinrichting worden geplaatst. Jeugdige verdachten bij wie de rechter-commissaris de inbewaringstelling heeft bevolen en direct heeft geschorst onder voorwaarden, komen dus niet voor in die cijfers. Hetzelfde geldt voor gevallen waarin de voorlopige hechtenis op grond van artikel 493, derde lid Sv op een andere locatie dan de justitiële jeugdinrichting ten uitvoer wordt gelegd. Aldus zijn er – behoudens cijfers die zijn voortgekomen uit onderzoek bij een aantal rechtbanken (zie par. 5.4.1) – niet of nauwelijks cijfers bekend over het gebruik van de schorsing onder voorwaarden en alternatieve modaliteiten van voorlopige hechtenis in de jeugdstrafrechtspraktijk.8