Einde inhoudsopgave
Besluit geruisloze terugkeer (art. 14c Wet op de vennootschapsbelasting 1969)
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 18-07-2023
- Bronpublicatie:
06-07-2023, Stcrt. 2023, 19835 (uitgifte: 17-07-2023, regelingnummer: 2023-14295)
- Inwerkingtreding
18-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-07-2023, Stcrt. 2023, 19835 (uitgifte: 17-07-2023, regelingnummer: 2023-14295)
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Geruisloze terugkeer
Inkomstenbelasting / Aanmerkelijk belang (box 2)
Inkomstenbelasting / Winst
Besluit van 2 oktober 2018
De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.
Dit besluit bevat beleid met betrekking tot artikel 14c van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Het bevat zowel de standaardvoorwaarden, de toelichting daarop als (overig) beleid. Het besluit is een geactualiseerde samenvoeging van twee eerdere besluiten, te weten het besluit van 20 februari 2003, nr. CPP2002/3267M en het besluit van 27 december 2005, nr. CPP2005/2573M. De wijzigingen zijn hoofdzakelijk redactionele aanpassing aan gewijzigde wetgeving.
Daar waar het besluit inhoudelijke is gewijzigd worden dat steeds uitdrukkelijk vermeld. De inhoudelijke wijzigingen zijn de volgende:
- a.Onderdeel 3.5.2. (oud E 4 van het besluit van 27 december 2005, nr. CPP2005/2573M)
Alle verliezen die in de “terugkerende onderneming” zijn geleden kunnen worden meegegeven, ongeacht of ze zijn ontstaan voor of na het overgangstijdstip van de onderneming.
- b.Negende standaardvoorwaarde
Verliesneming was slechts verplicht als de waarde van de onderneming als geheel lager was dan de boekwaarde. De gewijzigde voorwaarde verplicht verliesneming als de bedrijfswaarde van een vermogensbestanddeel waarmee de onderneming van de vennootschap door de aandeelhouder wordt voortgezet, lager is dan de boekwaarde van dit vermogensbestanddeel.
- c.Twaalfde standaardvoorwaarde
De oude voorwaarde zag op de waardering van de schulden van de vennootschap aan de voortzettende aandeelhouder. Het is echter mogelijk dat de vennootschap een vordering op de voortzettende aandeelhouder heeft. De gewijzigde voorwaarde regelt nu ook de waardering van deze vordering.
Voorts is nu ook toegevoegd onder welke omstandigheden de aandeelhouder na het overgangstijdstip een vordering niet ten laste van de winst van de onderneming mag afwaarderen dan wel ten laste van het resultaat uit overige werkzaamheden.
Dit besluit is gewijzigd bij besluit van 6 juli 2023, nr. 2023-14295. De wijziging betreft het in onderdeel 3.5.5. van dit besluit opnemen van een goedkeuring voor het jaar 2023 vooruitlopend op een voorgenomen wijziging met terugwerkende kracht van artikel 14c, derde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. In verband met de voorgenomen wijziging is ook het in de onderdelen 3.5.1 en 6 van dit besluit opgenomen verhoudingsgetal aangepast.
Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen
Besluit van 2 oktober 2018, nr. 2018/99281