NJ 2016/250
Conclusie over belang verdachte bij klacht overschrijding redelijke termijn in cassatiefase; HR: 80a RO.
HR 12-04-2016, ECLI:NL:HR:2016:625, m.nt. T. Kooijmans
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
12 april 2016
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, V. van den Brink, A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
14/02276
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Noot
T. Kooijmans
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS124173:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Internationaal publiekrecht / Rechtshandhaving
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Juridische beroepen / Rechter
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
Staatsrecht / Rechtspraak
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:625, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 12‑04‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:214, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑03‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 22‑10‑2015
- Wetingang
Essentie
Cassatieklacht over de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase doordat meer dan acht maanden zijn verlopen tussen het instellen van het cassatieberoep en de ontvangst van de stukken door de HR, naast een inhoudelijke klacht over de bestreden uitspraak. A-G: de inhoudelijke klacht kan klaarblijkelijk niet tot cassatie leiden en verdachte heeft bij de klacht over de overschrijding van de redelijke termijn onvoldoende belang. HR: verdachte niet-ontvankelijk op grond van art. 80a RO.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 28 februari 2014, nummer 20/003923-11, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.