Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994
Artikel 40
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2022
- Bronpublicatie:
08-06-2022, Stcrt. 2022, 17476 (uitgifte: 01-07-2022, regelingnummer: 2022-0000162482)
- Inwerkingtreding
01-07-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-06-2022, Stcrt. 2022, 17476 (uitgifte: 01-07-2022, regelingnummer: 2022-0000162482)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
1.
Een voorwaardelijke vrijstelling van omzetbelasting wordt verleend aan in een andere lidstaat van de Europese Unie:
- a.
gevestigde diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen;
- b.
gevestigde internationale vertegenwoordigingen;
- c.
gelegerde NAVO-strijdkrachten of EU-strijdkrachten, met uitzondering van NAVO-strijdkrachten en EU-strijdkrachten van die lidstaat zelf.
2.
Een voorwaardelijke vrijstelling van omzetbelasting wordt verleend aan personeelsleden van de in het eerste lid bedoelde instellingen.
3.
Bij het verlenen van de in het eerste lid bedoelde vrijstellingen zijn de voorwaarden, zoals de andere lidstaat die voor de instelling, dan wel het personeelslid heeft vastgesteld voor de vrijstelling van omzetbelasting ter zake van prestaties in het binnenlandse vrije verkeer, van overeenkomstige toepassing. De vrijstellingen worden niet verleend voor goederen die bestemd zijn voor gebruik binnen Nederland, noch voor diensten verricht met betrekking tot dergelijke goederen.
4.
De in het eerste en tweede lid bedoelde vrijstellingen worden slechts verleend, indien de instelling, dan wel het personeelslid een originele, door of namens de andere lidstaat gewaarmerkte verklaring overlegt waaruit blijkt dat ter zake aanspraak op vrijstelling van omzetbelasting bestaat. Voor deze verklaring dient gebruik te worden gemaakt van het EU-document ter uitvoering van de vrijstelling omzetbelasting en accijns bij intracommunautaire aankopen door ambassades en consulaten en de leden daarvan, internationale organisaties en bepaalde functionarissen daarvan, NAVO-onderdelen en EU-strijdkrachten.
5.
De in het eerste lid en tweede lid bedoelde vrijstelling kan direct, bij wijze van toepassing van het tarief van nihil, worden verleend indien de instelling, dan wel het personeelslid, tijdig een geldige verklaring als bedoeld in het vierde lid ter beschikking stelt aan de ondernemer die de prestatie verricht. De in het eerste en tweede lid bedoelde vrijstelling kan worden verleend in de vorm van teruggaaf van belasting indien het bedrag van de vergoeding per factuur ten minste € 225 bedraagt.
6.
De vrijstelling vervalt wanneer niet of niet langer wordt voldaan aan de in het derde lid bedoelde voorwaarden. De alsdan verschuldigde omzetbelasting bedraagt ten hoogste het bedrag waarvan vrijstelling werd verleend.