HR 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578, NJ 2008/358 m.nt. Mevis, rov. 3.6.2 onder C.
HR, 11-05-2021, nr. 19/03219
ECLI:NL:HR:2021:707
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11-05-2021
- Zaaknummer
19/03219
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2021:707, Uitspraak, Hoge Raad, 11‑05‑2021; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHSHE:2019:2669
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2021:456
ECLI:NL:PHR:2021:456, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 16‑03‑2021
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2021:707
- Vindplaatsen
Uitspraak 11‑05‑2021
Inhoudsindicatie
Mishandeling (art. 300 Sr). Middel over omzetting vervangende hechtenis in gijzeling bij schadevergoedingsmaatregel, art. 36f Sr. HR bepaalt dat met toepassing van art. 6:4:20 Sv gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 19/03219
Datum 11 mei 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 26 juni 2019, nummer 20-000233-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover bij de schadevergoedingsmaatregel vervangende hechtenis is toegepast, tot bepaling dat ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer met toepassing van artikel 6:4:20 Sv gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de vervangende hechtenis bij de opgelegde schadevergoedingsmaatregel.
2.2
Het hof heeft de verdachte de verplichting opgelegd, kort gezegd, om aan de Staat ten behoeve van het in het arrest genoemde slachtoffer het in het arrest vermelde bedrag te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door het in het arrest genoemde aantal dagen hechtenis.
2.3
Het cassatiemiddel slaagt. De Hoge Raad zal de uitspraak van het hof vernietigen voor zover daarbij vervangende hechtenis is toegepast, overeenkomstig hetgeen is beslist in HR 26 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:914.
3. Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
3.1
Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
3.2
Het cassatiemiddel is gegrond. In het licht van de opgelegde gevangenisstraf van vier weken is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig ander rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend voor zover bij de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het in het arrest genoemde slachtoffer vervangende hechtenis is toegepast;
- bepaalt dat met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 mei 2021.
Conclusie 16‑03‑2021
Inhoudsindicatie
Mishandeling (art. 300 Sr). Middel over omzetting vervangende hechtenis in gijzeling bij schadevergoedingsmaatregel, art. 36f Sr. HR bepaalt dat met toepassing van art. 6:4:20 Sv gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 19/03219
Zitting 16 maart 2021
CONCLUSIE
D.J.C. Aben
In de zaak
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
hierna: de verdachte.
1. De verdachte is bij arrest van 26 juni 2019 door het gerechtshof 's-Hertogenbosch wegens “mishandeling”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest. Het hof heeft tevens beslissingen genomen ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij en heeft aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
2. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. Mrs. R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, advocaten te Rotterdam, hebben twee middelen van cassatie voorgesteld.
3. Het eerste middel is een klacht over de vervangende hechtenis die aan de opgelegde schadevergoedingsmaatregel is verbonden.
4. Dit middel is – gelet op HR 26 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:914 – terecht voorgesteld. De Hoge Raad kan met toepassing van artikel 6:4:20 Sv bepalen dat in plaats van vervangende hechtenis gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast.
5. Het middel slaagt.
6. Het tweede middel bevat de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat het hof de stukken te laat heeft ingezonden.
7. Tussen het instellen van het cassatieberoep op 8 juli 2019 en de binnenkomst van het dossier bij de Hoge Raad op 20 mei 2020 zijn meer dan acht maanden verstreken. Gelet op de hoogte van de opgelegde gevangenisstraf is er evenwel geen aanleiding tot matiging daarvan en kan worden volstaan met de enkele constatering dat de redelijke termijn is overschreden.1.
8. Het middel is tevergeefs voorgesteld.
9. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
10. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover bij de schadevergoedingsmaatregel vervangende hechtenis is toegepast, tot bepaling dat ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer met toepassing van artikel 6:4:20 Sv gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 16‑03‑2021