HR, 19-02-2016, nr. 15/02823
ECLI:NL:HR:2016:294
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
19-02-2016
- Zaaknummer
15/02823
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2016:294, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 19‑02‑2016; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
ECLI:NL:HR:2015:3239, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 06‑11‑2015; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:1926, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2015:1926, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑09‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:3239, Gevolgd
- Vindplaatsen
AR 2015/2127
INS-Updates.nl 2015-0338
Uitspraak 19‑02‑2016
Inhoudsindicatie
Art. 81 lid 1 RO. Procesrecht. Cassatieberoep tegen tussenarrest. Zekerheidstelling voor proceskosten in hoger beroep (art. 224 lid 1 en art. 353 lid 2 Rv). Vervolg van HR 6 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3239.
Partij(en)
19 februari 2016
Eerste Kamer
15/02823
LZ/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
SYPESTEYN HOLDING B.V.,gevestigd te Dubai, Verenigde Arabische Emiraten,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. J. van Weerden,
t e g e n
Mr.Pieter Rudolf DEKKER, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Rodenborch Residential B.V.,wonende te Rosmalen, gemeente ’s-Hertogenbosch,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. A.C. van Schaick.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Sypesteyn en de curator.
1. Het geding
Voor het verloop van het geding tot dusver verwijst de Hoge Raad naar zijn arrest in het incident tot zekerheidstelling van 6 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3239. Het arrest in het incident tot zekerheidstelling is aan dit arrest gehecht.
2. Het verdere verloop van het geding in cassatie
De curator heeft verzocht het cassatieberoep niet-ontvankelijk te verklaren, althans te verwerpen. De zaak is voor Sypesteyn toegelicht door haar advocaat. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot niet-ontvankelijkheid van Sypesteyn in haar cassatieverzoek.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Sypesteyn in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curator begroot op € 390,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Sypesteyn deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer A.M.J. van Buchem-Spapens als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 19 februari 2016.
Uitspraak 06‑11‑2015
Partij(en)
6 november 2015
Eerste Kamer
15/02823
EE/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest in het incident tot zekerheidstelling
in de zaak van:
Pieter Rudolf DEKKER, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Rondenborch Residential B.V.,wonende te Rosmalen,gemeente ’s-Hertogenbosch,
VERZOEKER in het incident in cassatie,
advocaat: mr. A.C. van Schaick,
t e g e n
SYPESTEYN HOLDING B.V.,gevestigd te Dubai,Verenigde Arabische Emiraten,
VERWEERSTER in het incident in cassatie,
advocaat: mr. J. van Weerden.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de curator en Sypesteyn.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak C/13/15/107-F en C/13/15/109-F van de rechtbank Amsterdam van 8 april 2015;
b. het arrest in de zaak 200.168.240/01 van het gerechtshof Amsterdam van 16 juni 2015.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft Sypesteyn beroep in cassatie ingesteld.
De curator heeft een incidenteel verzoek strekkende tot zekerheidstelling voor de proceskosten ingediend.Het cassatierekest en het incidenteel verzoek strekkende tot zekerheidstelling voor proceskosten zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Sypesteyn heeft verzocht de curator in zijn verzoek niet-ontvankelijk te verklaren dan wel het verzoek af te wijzen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot afwijzing van het incidentele verzoek tot zekerheidstelling.
De advocaat van de curator heeft bij brief van 17 september 2015 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het incidentele verzoek
3.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) De curator is als zodanig aangesteld in het faillissement van Rondenborch Residential B.V.
(ii) Op verzoek van de curator zijn SCPD Holding B.V. (hierna: SCPD) en Crescendo Investment Group III B.V. (hierna: Crescendo) door de rechtbank in staat van faillissement verklaard.
(iii) Sypesteyn is bestuurder en aandeelhouder van SCPD en indirect bestuurder en aandeelhouder van Crescendo.
3.2.1
Sypesteyn, SCPD en Crescendo zijn in verzet gekomen tegen de faillietverklaring van SCPD en Crescendo.De curator heeft daarop onder meer een incidenteel verzoek ingediend tot zekerheidstelling voor de proceskosten door Sypesteyn.
De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard en het incidentele verzoek tot zekerheidstelling afgewezen.
3.2.2
Sypesteyn, SCPD en Crescendo hebben hoger beroep ingesteld tegen laatstgenoemd vonnis. De curator heeft ook in hoger beroep een incidenteel verzoek ingediend tot zekerheidstelling voor de proceskosten door Sypesteyn.
Bij arrest in het incident van 16 juni 2015 heeft het hof, samengevat, Sypesteyn bevolen zekerheid te stellen ter zake van de proceskosten in hoger beroep en bepaald dat de zekerheid gesteld moet zijn uiterlijk op 22 juni 2015 te 17.00 uur, op straffe van niet-ontvankelijkheid van Sypesteyn in de hoofdzaak.
3.3.1
Sypesteyn heeft cassatieberoep ingesteld tegen het arrest van het hof van 16 juni 2015.
De curator heeft ook in de onderhavige cassatieprocedure een incidenteel verzoek ingediend strekkende tot de veroordeling van Sypesteyn om zekerheid te stellen voor de proceskosten van het geding in cassatie. Hij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat Sypesteyn is gevestigd in Dubai, Verenigde Arabische Emiraten, dat deze geen partij zijn bij het Haags Rechtsvorderingsverdrag 1954, en dat tegen Sypesteyn in Nederland geen verhaal mogelijk is voor de proceskosten.
Sypesteyn heeft als verweer tegen het incidentele verzoek onder meer aangevoerd dat zij statutair gevestigd is in Amsterdam.
3.3.2
In het onderhavige geding is tussen partijen niet in geschil dat Sypesteyn statutair gevestigd is in Amsterdam. Dit brengt mee dat Sypesteyn, gezien art. 1:10 lid 2 BW, woonplaats heeft in Nederland, zodat er reeds daarom geen grond is voor een bevel tot zekerheidstelling voor de proceskosten op de voet van art. 224 lid 1 in verbinding met art. 414 lid 1 Rv. Het incidentele verzoek moet derhalve worden afgewezen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
wijst af het incidentele verzoek tot veroordeling van Sypesteyn om zekerheid te stellen voor de proceskosten van het geding in cassatie;
verwijst de zaak naar de rol van 20 november 2015 voor voortprocederen.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en V. van den Brink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 6 november 2015.
Conclusie 04‑09‑2015
15/02823 | Mr. L. Timmerman |
Zitting: 4 september 2015 | |
Conclusie in het incident tot zekerheidstelling, inzake: | |
Pieter Rudolf Dekker, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Rondenborch Residential B.V. (hierna: mr. Dekker), verzoeker in het incident tegen Sypesteyn Holding B.V. (hierna: Sypesteyn), verweerster in het incident |
1. Feiten en procesverloop
1.1 SCPD Holding B.V. (hierna: SCPD) en Crescendo Investment Group III B.V. (hierna: Crescendo) zijn op 10 maart 2015 door de rechtbank Amsterdam in staat van faillissement verklaard (nrs. C/13/15/109-F en C/13/15/107-F). De faillissementen zijn uitgesproken op verzoek van mr. Dekker, de curator van Rondenborch Residential B.V. In beide faillissementen heeft de rechtbank mr. L.G.J.M. van Ekert, rechter in de rechtbank Oost-Brabant, benoemd tot rechter-commissaris. Als curator van SCPD en van Crescendo is aangesteld mr. Ph.W. Schreurs.
1.2 Sypesteyn is bestuurder en aandeelhouder van SCPD en (middels SCPD) indirect bestuurder en aandeelhouder van Crescendo.
1.3 Sypesteyn, SCPD en Crescendo zijn bij de rechtbank in verzet gekomen tegen de faillietverklaring van SCPD en van Crescendo. Mr. Dekker heeft daarop onder meer een incidenteel verzoek ingediend tot zekerheidstelling voor de proceskosten (ex art. 224 Rv).
1.4 De rechtbank Amsterdam heeft bij vonnis van 8 april 2015 het verzet van Sypesteyn, SCPD en Crescendo ongegrond verklaard. Het incidentele verzoek tot zekerheidstelling is afgewezen op de grond dat Sypesteyn haar statutaire zetel in Amsterdam heeft en zij dus woonplaats heeft in Nederland (zie rov. 6.6 van het vonnis van 8 april 2015).
1.5 Tegen het vonnis van 8 april 2015 is door Sypesteyn, SCPD en Crescendo hoger beroep ingesteld bij het hof Amsterdam. Mr. Dekker heeft ook in hoger beroep een incidenteel verzoek ingediend tot zekerheidsstelling voor proceskosten door Sypesteyn (ex art. 224 jo. art. 353 Rv). Daarnaast heeft mr. Dekker incidenteel appel ingesteld. Met dit incidentele appel richtte mr. Dekker zich tegen het oordeel van de rechtbank dat er geen aanleiding bestaat tot een veroordeling in de proceskosten.
1.6 Het hof Amsterdam heeft bij arrest in het incident van 16 juni 2015, samengevat, (i) bevolen dat Sypesteyn aan mr. Dekker zekerheid stelt voor een bedrag van € 2.500,- ter zake van de proceskosten waartoe Sypesteyn in de procedure in hoger beroep veroordeeld zou kunnen worden; (ii) bepaald dat Sypesteyn deze zekerheid dient te stellen in de vorm van een door een Nederlandse bank af te geven bankgarantie; en (iii) bepaald dat de zekerheid uiterlijk gesteld moet zijn op 22 juni 2015 te 17.00 uur, dit op straffe van niet-ontvankelijkheid van Sypesteyn in de hoofdzaak. Het hof heeft de beslissing in het incident uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
1.7 Sypesteyn heeft bij brief van 19 juni 2015 aan het hof verzocht om tussentijds cassatieberoep open te stellen van het arrest van 16 juni 2015 in het incident tot zekerheidstelling. Het hof heeft dit verzoek op 22 juni 2015 afgewezen.
1.8 Sypesteyn heeft bij verzoekschrift, ingekomen bij de griffie van de Hoge Raad op 22 juni 2015, cassatieberoep ingesteld tegen het arrest van 16 juni 2015 in het incident tot zekerheidstelling. Voor haar ontvankelijkheid in cassatie beroept Sypesteyn zich onder meer op de zogenaamde ‘doorbrekingsjurisprudentie’ (zie onder nrs. 10 t/m 13 van het cassatieverzoek).
1.9 Evenals in eerste aanleg en in hoger beroep, heeft mr. Dekker in deze cassatieprocedure een incidenteel verzoek ingediend tot zekerheidstelling voor de proceskosten (ex art. 224 jo. art. 414 Rv) (dit bij verzoekschrift van 10 juli 2015). Met het incidentele verzoek verlangt mr. Dekker dat aan Sypesteyn wordt bevolen om zekerheid te stellen, en wel op straffe van niet-ontvankelijkheid van Sypesteyn in het door haar ingestelde cassatieberoep. Sypesteyn heeft zich bij verweerschrift van 24 juli 2015 tegen het incidentele verzoek verweerd.
2. Bespreking van het incidentele verzoek
2.1
In dit incident verzoekt mr. Dekker dat aan Sypesteyn wordt bevolen om zekerheid te stellen voor de proceskosten, en wel binnen een door de Hoge Raad te bepalen termijn en voor een zodanig bedrag als de Hoge Raad in goede justitie vermeent te behoren, en op straffe van niet-ontvankelijkheid van het door Sypesteyn ingestelde cassatieberoep (art. 224 jo. art. 414 Rv).
2.2
Mr. Dekker heeft aan zijn incidenteel verzoek ten grondslag gelegd dat Sypesteyn gevestigd is in Dubai, in de Verenigde Arabische Emiraten. De Verenigde Arabische Emiraten zijn geen partij bij het Haags Rechtsvorderingsverdrag 1954 en tegen Sypesteyn is in Nederland geen verhaal mogelijk voor de proceskosten, aldus mr. Dekker.
2.3
Sypesteyn stelt dat zij statutair gevestigd is te Amsterdam, en dat zij ingevolge art. 1:10 lid 2 BW derhalve woonplaats heeft in Nederland. Voor een bevel tot zekerheidstelling ex art. 224 jo. art. 414 Rv zou om die reden geen ruimte zijn. Verder zou Sypesteyn in deze procedure niet beschouwd kunnen worden als degene die een vordering instelt of die zich voegt of tussenkomt in een geding, een en ander als bedoeld in art. 224 lid 1 Rv. Het bepaalde in art. 224 Rv is in een faillissementsprocedure als de onderhavige bovendien helemaal niet van toepassing, aldus Sypesteyn.
2.4
Het incidentele verzoek tot zekerheidstelling ex art. 224 jo. art. 414 Rv is mijns inziens niet toewijsbaar. Mr. Dekker heeft – ondanks het gegeven dat Sypesteyn zich ook in de in eerste aanleg en in hoger beroep opgeworpen incidenten tot zekerheidstelling heeft aangevoerd dat zij statutair gevestigd is te Amsterdam – niet gesteld dat Sypesteyn niet (mede) woonplaats heeft in Nederland. Door Sypesteyn is in het onderhavige incident (wederom) aangevoerd dat zij statutair gevestigd is te Amsterdam. Mijns inziens dient dan ook aangenomen dat Sypesteyn haar statutaire zetel heeft in Amsterdam en dat zij, gezien het bepaalde in art. 1:10 lid 2 BW, woonplaats heeft in Nederland. Art. 224 Rv biedt geen grond voor een bevel tot zekerheidstelling voor proceskosten aan een partij die woonplaats heeft in Nederland. Het incidentele verzoek van mr. Dekker dient reeds om deze reden te worden afgewezen.
3. Conclusie
De conclusie strekt tot afwijzing van het incidentele verzoek tot zekerheidstelling.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
A-G