RvdW 2022/351:Hennepteelt (art. 3 onder B Opiumwet) en diefstal elektriciteit d.m.v. verbreking (art. 311 lid 1 sub 5 Sr). Kernroljurisprudentie, art. 423 lid 2 Sv. Had hof zaak naar de rechter in eerste aanleg moeten terugwijzen, nu aan raadsvrouw van verdachte niet een afschrift is toegezonden van de oproeping voor tz. in e.a. waarop zaak inhoudelijk is behandeld? HR herhaalt relevante overwegingen uit HR 9 mei 1996, NJ 1996/557, m.nt. A.C. ’t Hart, m.b.t. vraag in welke gevallen hof zaak dient terug te wijzen naar Rb. Hof heeft vastgesteld dat raadsvrouw van verdachte niet is opgeroepen voor de zitting van Pr. Hof heeft niettemin geoordeeld dat aan dat verzuim niet het gevolg hoeft te worden verbonden dat de zaak wordt teruggewezen naar Pr, omdat raadsvrouw in een e-mailbericht heeft gesteld dat zij verdachte ttz. in e.a. niet heeft bijgestaan en zij ‘nooit contact’ heeft kunnen krijgen met verdachte. Dat oordeel is niet toereikend gemotiveerd. Hof heeft immers tevens vastgesteld dat raadsvrouw is toegevoegd als raadvrouw van verdachte en dat zij bij een getuigenverhoor aanwezig is geweest, terwijl de toevoeging — gelet op art. 43 lid 1 (oud) Sv — geschiedt voor de gehele aanleg waarin zij heeft plaatsgehad en hof ook niet heeft vastgesteld dat verdachte voorafgaand aan de zitting kenbaar heeft gemaakt geen prijs meer te stellen op rechtsbijstand. Volgt vernietiging en verwijzing naar Rb.