Rb. Noord-Holland, 28-02-2019, nr. AWB - 15 , 2961
ECLI:NL:RBNHO:2019:1713
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
28-02-2019
- Zaaknummer
AWB - 15 _ 2961
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2019:1713, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 28‑02‑2019; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
NLF 2019/0650 met annotatie van
Uitspraak 28‑02‑2019
Inhoudsindicatie
Naheffingsaanslagen kansspelbelasting. Eiser heeft deelgenomen aan pokerspelen via internet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat de houders van de door hem gespeelde internetspelen zijn gevestigd binnen de EU. Nu verweerder zich op het standpunt heeft gesteld dat eiser recht heeft op verrekening van de verliezen gerealiseerd bij internetpokerspelen binnen de Europese Unie zijn enkele beroepen gegrond. Eiser heeft voorts recht op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Partij(en)
Rechtbank noord-holland
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 15/2959, HAA 15/2961, HAA 15/4749, HAA 15/5680, HAA 16/66, HAA 16/4926, HAA 16/4927 en HAA 16/4931
uitspraak van de meervoudige kamer van 28 februari 2019 in de zaken tussen
[X] , wonende te [Z] , eiser
(gemachtigde: mr. P. le Heux),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Utrecht, verweerder.
Procesverloop
HAA 15/5680
Verweerder heeft aan eiser over het tijdvak oktober 2011 een naheffingsaanslag kansspelbelasting ten bedrage van € 2.851 opgelegd.
Verweerder heeft het bezwaar afgewezen.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
HAA 15/2959
Verweerder heeft aan eiser over het tijdvak december 2011 een naheffingsaanslag kansspelbelasting ten bedrage van € 1.638 opgelegd.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 629.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
HAA 15/4749
Verweerder heeft aan eiser over het tijdvak januari 2012 een naheffingsaanslag kansspelbelasting ten bedrage van € 1.640 opgelegd.
Verweerder heeft het bezwaar afgewezen.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
HAA 15/2961
Verweerder heeft aan eiser over het tijdvak januari 2013 een naheffingsaanslag kansspelbelasting ten bedrage van € 10.304 opgelegd.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 831.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
HAA 16/4926
Verweerder heeft aan eiser over het tijdvak augustus 2013 een naheffingsaanslag kansspelbelasting ten bedrage van € 9.179 opgelegd.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 2.192.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
HAA 16/4927
Verweerder heeft aan eiser over het tijdvak februari 2015 een naheffingsaanslag kansspelbelasting ten bedrage van € 2.136 opgelegd.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 1.876.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
HAA 16/66
Verweerder heeft aan eiser over het tijdvak maart 2015 een naheffingsaanslag kansspelbelasting ten bedrage van € 6.861 opgelegd.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 2.699.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
HAA 16/4931
Verweerder heeft aan eiser over het tijdvak juni 2015 een naheffingsaanslag kansspelbelasting ten bedrage van € 450 opgelegd.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 202.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 november 2017 te Haarlem. Namens eiser is verschenen zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. T.J.M. Sweet, E.I. van Dompselaar, G.R. de Wit en T. Enter.
De rechtbank heeft in verband met het arrest van de Hoge Raad van 16 maart 2018 (ECLI:NL:HR:2018:356) het onderzoek heropend en partijen in de gelegenheid gesteld hun standpunten nader te onderbouwen. Beide partijen hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt. De stukken zijn telkens verstrekt aan de wederpartij. Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Feiten
1. Eiser woont op het adres [A ADRES] .
2. Eiser heeft in de jaren 2011, 2012, 2013 en 2015 deelgenomen aan pokerspelen via internet, onder andere via websites die worden geëxploiteerd door vennootschappen die behoren tot de [A BEDRIJF] , gevestigd op Isle of Man.
3. Eiser heeft in oktober 2011 poker gespeeld via [A WEBSITES] . Op 28 november 2011 heeft verweerder ter zake een aangifte kansspelbelasting van eiser ontvangen naar een bedrag van € 9.833 (saldo prijzen minus inzetten) en een te betalen bedrag aan kansspelbelasting van € 2.851. Hierbij heeft eiser vrijstelling tot hetzelfde bedrag geclaimd, resulterend in een totaal te betalen bedrag aan kansspelbelasting van nihil. Na correspondentie tussen partijen over de ingediende aangifte heeft verweerder de naheffingsaanslag opgelegd, waarbij de geclaimde vrijstelling is gecorrigeerd. Deze naheffingsaanslag is bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd.
4. Eiser heeft in december 2011 poker gespeeld via [A WEBSITES] . Op 2 februari 2012 heeft verweerder ter zake een aangifte kansspelbelasting van eiser ontvangen naar een bedrag van € 5.650 en een te betalen bedrag aan kansspelbelasting van € 1.638. Hierbij heeft eiser vrijstelling tot hetzelfde bedrag geclaimd, resulterend in een totaal te betalen bedrag aan kansspelbelasting van nihil. Na correspondentie tussen partijen over de ingediende aangifte heeft verweerder de naheffingsaanslag opgelegd, waarbij de geclaimde vrijstelling is gecorrigeerd. Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder de naheffingsaanslag verminderd met het bedrag aan kansspelbelasting dat is gerelateerd aan de prijzen gewonnen via [A WEBSITES] tot € 629.
5. Eiser heeft in januari 2012 poker gespeeld via [A WEBSITES] . Op 20 februari 2012 heeft verweerder ter zake een aangifte kansspelbelasting van eiser ontvangen naar een bedrag van € 5.656 (saldo prijzen minus inzetten) en een te betalen bedrag aan kansspelbelasting van € 1.640. Hierbij heeft eiser vrijstelling tot hetzelfde bedrag geclaimd, resulterend in een totaal te betalen bedrag aan kansspelbelasting van nihil. Na correspondentie tussen partijen over de ingediende aangifte heeft verweerder de naheffingsaanslag opgelegd, waarbij de geclaimde vrijstelling is gecorrigeerd. Deze naheffingsaanslag is bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd.
6. Eiser heeft in januari 2013 poker gespeeld via [A WEBSITES] . Op 19 februari 2013 heeft verweerder ter zake een aangifte kansspelbelasting van eiser ontvangen naar een bedrag van € 35.531 (saldo prijzen minus inzetten) en een te betalen bedrag aan kansspelbelasting van € 10.304. Hierbij heeft eiser vrijstelling tot hetzelfde bedrag geclaimd, resulterend in een totaal te betalen bedrag aan kansspelbelasting van nihil. Na correspondentie tussen partijen over de ingediende aangifte heeft verweerder de naheffingsaanslag opgelegd, waarbij de geclaimde vrijstelling is gecorrigeerd. Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder de naheffingsaanslag verminderd met het bedrag aan kansspelbelasting dat is gerelateerd aan de prijzen gewonnen via www.winamax.fr tot € 831.
7. Eiser heeft in augustus 2013 poker gespeeld via [A WEBSITES] . Op 25 september 2013 heeft verweerder ter zake een aangifte kansspelbelasting van eiser ontvangen naar een bedrag van € 31.652 (saldo prijzen minus inzetten) en een te betalen bedrag aan kansspelbelasting van € 9.179. Hierbij heeft eiser vrijstelling tot hetzelfde bedrag geclaimd, resulterend in een totaal te betalen bedrag aan kansspelbelasting van nihil. Na correspondentie tussen partijen over de ingediende aangifte heeft verweerder de naheffingsaanslag opgelegd, waarbij de geclaimde vrijstelling is gecorrigeerd. Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder de naheffingsaanslag verminderd tot € 2.192.
8. Eiser heeft in februari 2015 poker gespeeld via [A WEBSITES] . Op 1 april 2015 heeft verweerder ter zake een aangifte kansspelbelasting van eiser ontvangen naar een bedrag van € 9.854 (saldo prijzen minus inzetten) en een te betalen bedrag aan kansspelbelasting van € 2.857. Hierbij heeft eiser vrijstelling tot hetzelfde bedrag geclaimd, resulterend in een totaal te betalen bedrag aan kansspelbelasting van nihil. Na correspondentie tussen partijen over de ingediende aangifte heeft verweerder de naheffingsaanslag opgelegd, waarbij de geclaimde vrijstelling is gecorrigeerd. Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder de naheffingsaanslag verminderd tot € 1.876.
9. Eiser heeft in maart 2015 poker gespeeld via [A WEBSITES] . Op 14 april 2015 heeft verweerder ter zake een aangifte kansspelbelasting van eiser ontvangen naar een bedrag van € 23.661 (saldo prijzen minus inzetten) en een te betalen bedrag aan kansspelbelasting van € 6.861. Hierbij heeft eiser vrijstelling tot hetzelfde bedrag geclaimd, resulterend in een totaal te betalen bedrag aan kansspelbelasting van nihil. Na correspondentie tussen partijen over de ingediende aangifte heeft verweerder de naheffingsaanslag opgelegd, waarbij de geclaimde vrijstelling is gecorrigeerd. Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder de naheffingsaanslag verminderd tot € 2.699.
10. Eiser heeft in juni 2015 poker gespeeld via [A WEBSITES] . Op 5 augustus 2015 heeft verweerder ter zake een aangifte kansspelbelasting van eiser ontvangen naar een bedrag van € 1.474 (saldo prijzen minus inzetten). Hierbij heeft eiser vrijstelling tot het bedrag van de verschuldigde belasting geclaimd, resulterend in een totaal te betalen bedrag aan kansspelbelasting van nihil. Na correspondentie tussen partijen over de ingediende aangifte heeft verweerder de naheffingsaanslag opgelegd, waarbij de geclaimde vrijstelling is gecorrigeerd. Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder de naheffingsaanslag verminderd tot € 202.
Geschil11.In geschil is of de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd. Partijen houdt verdeeld:
- of de heffing van kansspelbelasting in strijd is met het recht van de Europese Unie, in het bijzonder met het recht op vrij verkeer van diensten (artikel 56 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU)), en, in dat verband, in hoeverre de onderscheiden dienstverrichters zijn gevestigd binnen of buiten de Europese Unie;
- of bij de vaststelling van de heffingsgrondslag waartoe belaste prijzen behoren behaald via dienstverrichters die zijn gevestigd buiten de Europese Unie, rekening moet worden gehouden met verliezen die zijn behaald via dienstverrichters die zijn gevestigd binnen de Europese Unie;
- of de prijzen vrijgesteld dienen te worden op grond van artikel 52 van het Besluit voorkoming dubbele belasting;
- of de heffing van kansspelbelasting in strijd is met het Eerste protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EP EVRM); en,
- in hoeverre eiser aanspraak maakt op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
12. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslagen. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.
Beoordeling van het geschil
13. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 16 maart 2018 (nr. 17/02691, ECLI:NL:HR:2018:356) geoordeeld:
“2.4 Artikel 2, lid 2, van de Wet op de kansspelbelasting bepaalt, voor zover hier van belang, dat een kansspel als binnenlands wordt beschouwd indien het wordt gehouden door een lichaam in de zin van de AWR dat in Nederland is gevestigd. Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een binnenlands of buitenlands kansspel is dus niet van belang waar degene is gevestigd die gelegenheid geeft tot deelname aan het kansspel. Beslissend is waar de houder van dat spel is gevestigd. In dit geval zijn er twee rechtspersonen betrokken bij de online pokertoernooien waaraan belanghebbende heeft deelgenomen: Rational Gaming en Rational Group . Uit ’s Hofs oordeel kan niet worden afgeleid welke van deze rechtspersonen is aan te merken als de houder van de spelen. Daarvoor is bepalend wie de organisator is (vgl. Kamerstukken II 1959/60, 5787, nr. 3, p. 6), dat wil zeggen de zeggenschap heeft over de organisatie van die spelen. De enkele omstandigheid dat, zoals het Hof heeft aangenomen, Rational Gaming jegens belanghebbende heeft gefungeerd als aanbieder van pokertoernooien, is onvoldoende om te oordelen dat Rational Gaming dan ook de houder van die spelen is.
Indien Rational Group de houder is van de spelen, is sprake van buitenlandse kansspelen in de zin van artikel 2, lid 3, van de Wet op de kansspelbelasting en is belanghebbende de kansspelbelasting verschuldigd. Omdat Rational Group gevestigd is op het eiland Man, kan dan geen sprake zijn van strijdigheid met artikel 57 VWEU omdat de dienstverrichting door Rational Group op grond van artikel 355, lid 5, letter c, VWEU buiten de werkingssfeer van het vrije dienstenverkeer valt. In dat geval is belanghebbende de kansspelbelasting verschuldigd, ongeacht of Rational Gaming in Nederland of elders binnen de Europese Unie is gevestigd.”
14. Omdat eiser zich beroept op een verboden beperking van het vrije verkeer van diensten, brengt een redelijke verdeling van de bewijslast met zich dat eiser de feiten en omstandigheden moet stellen en bij betwisting aannemelijk moet maken die de conclusie rechtvaardigen dat hiervan sprake is. Gelet op het hiervoor onder 13 weergegeven kader komt dit erop neer dat eiser aannemelijk moet maken dat de houders van de buitenlandse kansspelen zijn gevestigd binnen de Europese Unie, voor zover eiser dit stelt en verweerder dit betwist.
15. Ter beantwoording van de vraag wie als de houder van het internetpokerspel moet worden aangemerkt dient te worden vastgesteld wie de zeggenschap heeft over de organisatie van het spel. Dit dient te worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval. Het zijn van aanbieder van het spel is een van de factoren die dient te worden meegewogen bij de beantwoording van de vraag wie houder is van het spel. Het enkel zijn van aanbieder van het spel is echter onvoldoende om ook als houder van het spel te kunnen worden aangemerkt.
16. Voor het vaststellen van de bij het beoordelen van het houderschap mee te wegen factoren zoekt de rechtbank aansluiting bij de algemene kenmerken van een internetpokerspel. Een internetpokerspel dient te worden aangemerkt als een kansspel. De kern van een kansspel wordt gevormd door de toevalsgenerator. Bij online poker wordt de toevalsgenerator gevormd door het digitaal delen van de kaarten onder de spelers. De speler die een spel wint krijgt de pot of een deel daarvan uitbetaald. Aan het eind van een spel kan het voorkomen dat tussen de resterende spelers onder begeleiding een deal wordt gesloten waarbij het prijzengeld tussen hen wordt verdeeld. Om het spel in goede banen te leiden dienen de spelers zich te houden aan dezelfde spelregels. Aan de hand van deze algemene kenmerken van een internetpokerspel acht de rechtbank voor de vaststelling van het zijn van houder van het spel in casu de volgende factoren met name van belang:
- wie de aanspraak op de prijs laat ontstaan;
- wie de toevalsgenerator organiseert en daar zeggenschap over heeft;
- wie zorgt voor de voortgang van het spel;
- wie verantwoordelijk is voor de spelregels.
17. Tussen partijen is niet in geschil dat de houders van [A WEBSITES] binnen de Europese Unie zijn gevestigd. Eiser heeft zijn stelling dat de houders van [A WEBSITES] eveneens binnen de Europese Unie zijn gevestigd in het licht van hetgeen verweerder daar tegenin heeft gebracht onvoldoende onderbouwd. In zoverre faalt het beroep van eiser op schending van artikel 56 van het VWEU. Ter beoordeling is nog of eiser aannemelijk heeft gemaakt dat de houders van [A WEBSITES] binnen de Europese Unie zijn gevestigd. Voor zover eiser daar niet in blijkt te zijn geslaagd is tussen partijen niet in geschil dat de via deze websites behaalde resultaten belast zijn met kansspelbelasting.
18. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat de houder van [A WEBSITE] binnen de Europese Unie is gevestigd in zijn (aanvullend) beroepschrift onder meer aangevoerd dat hij heeft gecontracteerd met [B BEDRIJF 1] , gevestigd op Malta (hierna: [B BEDRIJF 1] ), dat [B BEDRIJF 1] over een Italiaanse kansspelvergunning beschikt en in Italië kansspelbelasting betaalt, dat de Italiaanse pokercliënt draait op het platform van [C BEDRIJF] te Malta (hierna: [C BEDRIJF] ) en dat de website [A WEBSITE] door deze is geregistreerd. Eiser heeft in zijn conclusie van 29 oktober 2018 betoogd dat [D BEDRIJF] (hierna: [D BEDRIJF] ) en [C BEDRIJF] moeten worden aangemerkt als houder van de kansspelen vanuit Malta, waaronder [A WEBSITE]
19. De rechtbank is van oordeel dat de door eiser aangevoerde omstandigheden niet tot de conclusie kunnen leiden dat [B BEDRIJF 1] houder is van [A WEBSITE] , aangezien daaruit niet kan worden afgeleid dat [B BEDRIJF 1] zeggenschap heeft over de in overweging 16 genoemde factoren.
20. Eiser heeft verschillende feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de rechtbank aanneemt dat [D BEDRIJF] en [C BEDRIJF] beide een rol spelen bij de organisatie van kansspelen van de [A BEDRIJF] . Eiser heeft daarmee echter niet aannemelijk gemaakt dat zij zeggenschap hebben in vorenbedoelde zin en daarmee houder zijn van [A WEBSITES] .
21. In de periode van belang konden [D BEDRIJF] en [C BEDRIJF] op Malta niet als autonoom houder van het aangeboden spel functioneren. Dat [D BEDRIJF] en [C BEDRIJF] ten behoeve van de uitvoering van hun werkzaamheden, die dienstig zijn aan de [A BEDRIJF] , een vergunning behoeven en zodoende onder toezicht staan van de autoriteiten te Malta maakt nog niet dat zij ook zeggenschap hebben over het aangeboden internetspel.
22. Het door eiser overgelegde memorandum d.d. 17 juli 2018 van [D BEDRIJF] kan naar het oordeel van de rechtbank niet dienen ter onderbouwing van het standpunt van eiser. Het memorandum is op verzoek van de gemachtigde van eiser opgesteld vijf tot zeven jaar na de perioden van belang toen het onderhavige geschil reeds was ontstaan. Uit het memorandum kan niet worden afgeleid dat de daarin opgenoemde punten ook aan de orde waren in de onderhavige belastingtijdvakken. Ook in het geval dit anders zou zijn biedt het memorandum onvoldoende steun aan het betoog van eiser. Dat de random number generator op Malta is gevestigd is niet komen vast te staan, aangezien niet uitgesloten kan worden dat deze betrekking heeft op casinospelen en niet op pokerspelen, en aangezien het Çertificate of Integrity van 7 mei 2014 betreffende de random number generator blijkens de door partijen overgelegde stukken zowel aan [D BEDRIJF] als aan het Isle of Man gevestigde [E BEDRIJF] is afgegeven. Het memorandum biedt voorts geen steun aan de stelling van eiser dat [D BEDRIJF] over het aanpassen van de spelregels gaat, aangezien daaruit slechts kan worden afgeleid dat [D BEDRIJF] een wijziging in de spelregels dient voor te leggen aan de Malta Gaming Authority.
23. Het beroep dat eiser doet op analoge werking van de Memorie van Toelichting kan in het licht van de uitspraak van de Hoge Raad van 16 maart 2018 naar het oordeel van de rechtbank reeds niet slagen omdat het moet gaan om een organisator die zeggenschap heeft over het spel. [D BEDRIJF] heeft naar het oordeel van de rechtbank geen zeggenschap over het spel en kan daarmee niet worden beschouwd als organisator in de zin van de door eiser aangehaalde passage uit de Memorie van Toelichting.
24. Gelet op het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de houder van de door hem via [A WEBSITES] gespeelde internetpokerspelen binnen de Europese Unie zijn gevestigd. Aangezien verweerder zich blijkens zijn brief van 29 oktober 2018 op het standpunt stelt dat het met het spelen via [A WEBSITE] gerealiseerde verlies kan worden verrekend, behoeft de vraag of de houder van dat spel binnen de Europese Unie is gevestigd geen bespreking meer. Eiser komt geen beroep toe op artikel 56 van het VWEU.
25. Eiser heeft niet onderbouwd dat de prijzen aan een soortgelijke belasting als de kansspelbelasting zijn onderworpen als bedoeld in artikel 52 van het Besluit voorkoming dubbele belasting of dat is voldaan aan de toepassingsvoorwaarden voor een geslaagd beroep op schending van artikel 1 van het EP EVRM. De beroepen falen in zoverre.
26. Verweerder heeft zich in zijn brief van 29 oktober 2018 op het standpunt gesteld dat eiser recht heeft op verrekening van de verliezen gerealiseerd bij internetpokerspelen binnen de Europese Unie. Dat betekent dat tussen partijen op dit punt geen geschil meer bestaat. Mede gelet op het vorenoverwogene leidt dit tot de volgende heffingsgrondslagen:
Oktober 2011: € 9.833
December 2011: € 2.170
Januari 2012: € 5.657
Januari 2013: € 571
Augustus 2013: € 7.560
Februari 2015: € 3.370
Maart 2015: € 11.872
Juni 2015: € 697
Aangezien de heffingsgrondslagen van de naheffingsaanslagen kansspelbelasting over de tijdvakken oktober 2011, december 2011, januari 2012, augustus 2013, maart 2015 en juni 2015 bij de onderscheiden uitspraken op bezwaar niet hoger zijn vastgesteld, zullen de beroepen met de zaaknummers HAA 15/2959, HAA 15/4749, HAA 16/5680, HAA 16/66, HAA 16/4926 en HAA 16/4931 ongegrond worden verklaard. De beroepen met de zaaknummers HAA 15/2961 en HAA 16/4927 zullen gegrond worden verklaard en de naheffingsaanslagen voor de tijdvakken januari 2013 en februari 2015 zullen worden verminderd.
Immateriële schadevergoeding
27. Eiser heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.
28. Bij de beoordeling van de vraag of de redelijke termijn is overschreden, moet worden aangesloten bij de uitgangspunten als neergelegd in het overzichtsarrest van de Hoge Raad van 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252. Voor een uitspraak in eerste aanleg heeft te gelden dat deze niet binnen een redelijke termijn geschiedt indien de rechtbank niet binnen twee jaar (24 maanden) nadat die termijn is aangevangen uitspraak doet, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De termijn vangt in beginsel aan op het moment waarop verweerder het bezwaarschrift ontvangt. Indien de redelijke termijn is overschreden, dient als uitgangspunt voor de schadevergoeding een tarief te worden gehanteerd van € 500 per half jaar dat die termijn is overschreden, waarbij ter bepaling van de totale vergoeding de geconstateerde overschrijding naar boven wordt afgerond. In gevallen waarin meerdere zaken van één belanghebbende gezamenlijk zijn behandeld, wordt per fase van de procedure waarin sprake is geweest van gezamenlijke behandeling, voor die zaken gezamenlijk slechts eenmaal het tarief van € 500 per half jaar gehanteerd. Indien de rechtsmiddelen waarmee die fase van de procedure in de betrokken zaken is ingeleid niet tegelijkertijd zijn aangewend, dient daarbij ter bepaling van de mate van overschrijding van de redelijke termijn te worden gerekend vanaf het tijdstip van indiening van het eerst aangewende rechtsmiddel.
29. De rechtbank is van oordeel dat zowel in de bezwaarfase als in de beroepsfase sprake is geweest van gezamenlijke behandeling. Dat betekent dat voor alle zaken gezamenlijk slechts eenmaal het tarief van € 500 per half jaar wordt gehanteerd. Gelet op het feit dat het eerste rechtsmiddel op 9 mei 2012 is ingediend (de datum van binnenkomst van het bezwaarschrift tegen de naheffingsaanslag voor oktober 2011) is de termijn op die datum aangevangen. Aangezien de rechtbank uitspraak doet op 28 februari 2019, is een periode van (afgerond) zeven jaar (84 maanden) verstreken. De redelijke termijn is derhalve in beginsel overschreden met (afgerond) 60 maanden. Het beroep van verweerder op verkorting van deze termijn wegens bijzondere omstandigheden slaagt. Verweerder heeft immers onvoldoende weersproken gesteld dat eiser zelf heeft verzocht de uitspraken op bezwaar aan te houden in verband met lopende proefprocedures. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat het tijdsverloop tot 27 februari 2015, de datum van verschijning van het voor de onderhavige zaken relevante arrest van de Hoge Raad met
ecli-nummer ECLI:NL:HR:2015:471 buiten beschouwing moet blijven. Dat betekent dat de overschrijding van de redelijke termijn in casu tot (60 -/- 33 =) 27 maanden dient te worden beperkt. Daarmee correspondeert een vergoeding van immateriële schade van € 2.500. Aangezien de bezwaarfase, gelet op de datum van de laatste uitspraak op bezwaar (7 september 2016), (afgerond) 18 maanden heeft geduurd, is een periode van 12 maanden daaraan toe te rekenen. Het restant is toe te rekenen aan de beroepsfase. Verweerder dient daarom € 1.000 te betalen en de Staat (de minister voor Rechtsbescherming) € 1.500.
Proceskosten en griffierecht
30. Aangezien twee beroepen gegrond zullen worden verklaard en in alle zaken sprake is van overschrijding van de redelijke termijn, is er aanleiding verweerder en de Staat (minister voor Rechtsbescherming) ieder bij helfte te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten van eiser en te gelasten het griffierecht te vergoeden (vgl. Hoge Raad 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252). De rechtbank stelt de proceskosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.920 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor de nadere schriftelijke uiteenzetting, met een waarde per punt van € 512, een wegingsfactor van 1 en een factor 1,5 wegens samenhang).
Beslissing
De rechtbank:
verklaart de beroepen met de zaaknummers HAA 15/2959, HAA 15/4749, HAA 16/5680, HAA 16/66, HAA 16/4926 en HAA 16/4931 ongegrond;
verklaart de beroepen met de zaaknummers HAA 15/2961 en HAA 16/4927 gegrond;
vernietigt de uitspraken op bezwaar betreffende de naheffingsaanslagen kansspelbelasting voor de tijdvakken januari 2013 en februari 2015 en bepaalt dat deze uitspraak daarvoor in de plaats treedt;
vermindert de naheffingsaanslag kansspelbelasting voor het tijdvak januari 2013 tot een berekend naar een heffingsgrondslag van € 571;
vermindert de naheffingsaanslag kansspelbelasting voor het tijdvak februari 2015 tot een berekend naar een heffingsgrondslag van € 3.370;
veroordeelt verweerder tot vergoeding van de aan de bezwaarfase toerekenbare immateriële schade van eiser tot een bedrag van € 1.000;
veroordeelt de Staat (de minister voor Rechtsbescherming) tot vergoeding van de aan de beroepsfase toerekenbare immateriële schade van eiser tot een bedrag van € 1.500;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 960;
veroordeelt de Staat (de minister voor Rechtsbescherming) in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 960;
draagt verweerder op de helft van het door eiser betaalde griffierecht, zijnde een bedrag van € 113,50 aan eiser te vergoeden;
draagt de Staat (de minister voor Rechtsbescherming) op de helft van het door eiser betaalde griffierecht, zijnde een bedrag van € 113,50 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. Koenis, voorzitter, en mr. B. van Walderveen en mr. G.H. de Soeten, leden, in aanwezigheid van mr. R.A. Brits, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2019.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312,
1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.