RFR 2018/53
IPR. Is de Nederlandse rechter bevoegd om over nevenvoorzieningen te oordelen, als hij niet bevoegd is ten aanzien van het echtscheidingsverzoek?
HR 12-01-2018, ECLI:NL:HR:2018:31
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12 januari 2018
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, A.H.T. Heisterkamp, M.V. Polak, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh
- Zaaknummer
17/02752
- Conclusie
A-G mr. P. Vlas
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS928504:1
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:31, Uitspraak, Hoge Raad, 12‑01‑2018
ECLI:NL:PHR:2017:1318, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑11‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 08‑06‑2017
- Wetingang
Art. 8 Verordening Brussel II-bis; art. 827 lid 1, onder c Rv; art. 1:251a lid 2 BW
Essentie
Bevoegdheid rechter bij ouderlijke verantwoordelijkheid. Bevoegdheid rechter bij nevenvoorziening. Gezag. Hoofdverblijfplaats kind.
Is de Nederlandse rechter ook onbevoegd om over de nevenvoorzieningen met betrekking tot het kind te oordelen, als hij niet bevoegd is ten aanzien van het echtscheidingsverzoek?
Samenvatting
De vrouw en de man zijn op 29 april 2011 te Mumbai, India, met elkaar getrouwd. De vrouw heeft de Nederlandse en de Pakistaanse nationaliteit. De man heeft de Indiase nationaliteit.
Uit het huwelijk is in 2014 een kind geboren. Zij heeft de Nederlandse nationaliteit. De ouders oefenen gezamenlijk gezag over haar uit. De vrouw is ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.