HR, 19-06-2018, nr. 16/00602 B
ECLI:NL:HR:2018:947
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19-06-2018
- Zaaknummer
16/00602 B
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2018:947, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑06‑2018; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie, Beschikking)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:376
ECLI:NL:PHR:2018:376, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑04‑2018
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2018:947
- Vindplaatsen
Uitspraak 19‑06‑2018
Inhoudsindicatie
Beklag, beslag ex art. 94a Sv. Behoorlijke oproeping van klager voor de raadkamerbehandeling van klaagschrift ex art. 552a Sv? Art. 23.2 Sv. HR: art. 81.1 RO. CAG: Noch uit art. 23 Sv noch uit art. 552a Sv volgt dat oproeping aan klager moet worden betekend. De opvatting dat van een behoorlijke oproeping geen sprake kan zijn indien deze niet (tevens) is verzonden naar het GBA-adres van klager, vindt geen steun in het recht. Indien klager heeft aangegeven een postadres te willen hanteren, kan worden volstaan met toezending van de oproeping aan het door hem opgegeven adres. Klager is op de juiste wijze opgeroepen en het afschrift van de oproeping van de klager is naar het juiste adres van de raadsman gezonden. Samenhang met 18/00525 B. Vervolg op ECLI:NL:HR:2015:2879.
Partij(en)
19 juni 2018
Strafkamer
nr. S 16/00602 B
ES
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 22 december 2015, nummer RK 12/2372, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[klager] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft R.J. Baumgardt, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 juni 2018.
Conclusie 24‑04‑2018
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Beklag beslag. Oproeping van klager en raadsman voor de raadkamerbehandeling van klaagschrift ex art. 552a Sv. Art. 23 lid 2 Sv en art. 51 (oud) Sv, thans art. 48 Sv. Klager is op de juiste wijze opgeroepen en het afschrift van de oproeping van de klager is naar het juiste adres van de raadsman gezonden. Op grond daarvan stelt de AG zich op het standpunt dat de Hoge Raad het cassatieberoep zal verwerpen.
Nr. 16/00602 B Zitting: 24 april 2018 | Mr. T.N.B.M. Spronken Conclusie inzake: [klager] |
1. De rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, heeft, na (partiële) vernietiging en terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad bij beschikking van 29 september 20151., bij beschikking van 22 december 2015 het klaagschrift van de klager, strekkende onder meer tot teruggave aan hem van een viertal inbeslaggenomen auto’s, ongegrond verklaard.
2. Er bestaat samenhang met de zaak met nr. 18/00525. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
3. Het cassatieberoep is ingesteld namens de klager en mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Rotterdam, heeft een middel van cassatie voorgesteld, dat zich richt tegen het oordeel van de rechtbank dat de klager en zijn raadsman behoorlijk zijn opgeroepen voor de raadkamerbehandeling van 22 december 2015.
4. Procesverloop
4.1.
Het gaat in deze zaak en in de met deze zaak samenhangende zaak om het volgende:
- Op 6 december 2012 heeft de klager bij de rechtbank een klaagschrift ex art. 552a Sv ingediend, strekkende (onder meer) tot teruggave aan hem van een viertal in beslag genomen auto’s. Dit klaagschrift is door de rechtbank in behandeling genomen onder het RK-kenmerk 12/2372. Het onderhavige cassatieberoep heeft betrekking op deze zaak.
- Op 22 januari 2013 heeft de klager bij de rechtbank een klaagschrift ex art. 552a Sv ingediend, strekkende (onder meer) tot teruggave aan hem van een inbeslaggenomen geldbedrag van € 5350,-. Dit klaagschrift is door de rechtbank behandeld onder het RK-kenmerk 13/141 en betreft de samenhangende zaak.
- Beide klaagschriften zijn door de rechtbank in de raadkamer van 22 december 2015 na terugwijzing door de Hoge Raad opnieuw behandeld, voor zover de Hoge Raad de eerder door de rechtbank op de klaagschriften gewezen beschikkingen heeft vernietigd.
4.2.
Het proces-verbaal van deze van deze raadkamerzitting houdt in:
“Parketnummer: 01/889046-12
RK-kenmerk: 12/2372 en 13/141
(…)
Tegenwoordig:
mr. P.J.H. van Dellen, rechter, bijgestaan door F.H.M. Klerkx, griffier.
Aanwezig is de officier van justitie, mr C. Molle, teneinde te worden gehoord op de klaagschriften ex artikel 552a Wetboek van Strafvordering op 6 december 2012 en op 22 januari 2013 ingekomen ter griffie van deze rechtbank.
Klager genaamd:
[klager],
geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats],
wonende [woonplaats],
te dezer zake domicilie kiezende ten kantore van mr. J.A. Schadd,
Zijpendaalseweg 51a, 6814 CD Arnhem,
is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De raadsman van klager, mr. J.A. Schadd, is, hoewel behoorlijk opgeroepen, eveneens niet verschenen.
De rechter constateert dat de Hoge Raad bij arrest van 29 september 2015 heeft besloten de beslissing van de rechtbank d.d. 5 april 2013 te vernietigen, voor zover het betreft de beslissing ten aanzien van het inbeslaggenomen geldbedrag van in totaal €5350,-- en dat de zaak is terugverwezen naar de rechtbank, opdat de zaak op het openstaande klaagschrift, voor zover het betreft voornoemd geldbedrag, opnieuw wordt behandeld en afgedaan. Nu de Hoge Raad het beroep in cassatie voor het overige heeft verworpen beperkt het klaagschrift, geregistreerd onder RK-kenmerk 13/141 zich derhalve tot het verzoek tot teruggave van voornoemd geldbedrag. Naast dit klaagschrift staat ter beoordeling het verzoek tot teruggave van een rode Mercedes-Benz met kenteken [AA-00-BB], een grijze Mercedes-Benz met kenteken [CC-00-DD], een rode Mercedes-Benz met kenteken [EE-00-FF] en een witte Mercedes-Benz met kenteken [GG-00-HH]. Verder constateert de rechter dat de machtiging van de rechter-commissaris voor conservatoir beslag maximaal € 22.500,- bedraagt.
De officier van justitie:
Ik verzet me tegen teruggave van het geldbedrag van € 5350,- en voornoemde auto’s, omdat voortduring van het beslag gewenst is in verband met het recht tot verhaal van een geldbedrag ter voordeelontneming.
De rechter sluit het onderzoek en doet terstond uitspraak.
(…)”
4.3.
Bij de stukken die op de voet van art. 447 lid 2 Sv aan de Hoge Raad zijn toegezonden, bevinden zich:
- Een kopie van een aan de klager toegezonden oproeping, inhoudende als volgt:
“Aan [klager]
P/a Zijpendaalseweg 51 a
6814 CD Arnhem
kenmerk: 12/2372
parketnummer: 885046-12
onderwerp: oproep
’s-Hertogenbosch, 21 oktober 2015,
Hierbij roep ik u op om op 22 december 2015 te 09.45 uur te verschijnen ter openbare raadkamer van deze rechtbank, zittinghoudende aan de Leeghwaterlaan 8, 5223 BA ’s-Hertogenbosch, teneinde alsdan te worden gehoord naar aanleiding van het door of namens u ingediende klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (beklag tegen de inbeslaggenomen voorwerpen).
de griffier,
(…)”
- Een kopie van een de raadsman van de klager toegezonden oproeping, inhoudende als volgt:
“Aan: mr. J.A. Schadd
Postbus 282
6800AG Arnhem
’s-Hertogenbosch, 21 oktober 2015,
kenmerk: 12/2372
parketnummer: 01/885046-12
onderwerp: klaagschrift 552a Sv.
inzake: [klager]
Naar aanleiding van het klaagschrift van uw cliënt roep ik u op om te verschijnen in raadkamer van deze rechtbank op 22 december 2015 te 09.45 uur, teneinde aanwezig te zijn bij de behandeling van voormeld klaagschrift. De raadkamer zal worden gehouden in het gerechtsgebouw aan de Leeghwaterlaan 8, 5223 BA ’s-Hertogenbosch.
De griffier
(…)”
5. Het middel
5.1.
Het middel klaagt dat de rechtbank ten onrechte, althans ontoereikend dan wel onbegrijpelijk gemotiveerd heeft geoordeeld dat de klager en zijn raadsman behoorlijk zijn opgeroepen voor de raadkamerbehandeling van 22 december 2015.
5.2.
In de eerste plaats wordt gesteld dat de klager niet behoorlijk is opgeroepen, omdat de oproeping is verzonden naar het adres “p/a Zijpendaalseweg 51a, 6814 CD Arnhem” (het adres van de advocaat waar de klager woonplaats had gekozen) en niet (tevens) is verzonden naar het adres waarop de klager in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) is ingeschreven, te weten het (ook in de beschikking vermelde) adres [a-straat 1] te [woonplaats].
Ten aanzien van deze klacht geldt het volgende.
5.3.
Art. 23 lid 2 Sv bepaalt dat de belanghebbende voor de raadkamerbehandeling moet worden opgeroepen. Een verzuim hiervan raakt een wezenlijke grondslag van de raadkamerprocedure en brengt nietigheid van het onderzoek mee, ook al is dat gevolg niet met zoveel woorden in de wet opgenomen.2.
5.4.
Wat de wijze van oproeping van de belanghebbende voor de raadkamerbehandeling betreft, volgt uit art. 586 lid 1 Sv dat de wet bepaalt wanneer de kennisgeving van gerechtelijke mededelingen dient te geschieden door betekening. Als dat laatste het geval is dient de uitreiking van het gerechtelijk schrijven te geschieden op de bij de wet voorziene wijze, in het bijzonder zoals is bepaald in de art. 588 e.v. Sv. Behoudens het in art. 588 lid 1 Sv bepaalde geval – de betrokkene is gedetineerd – dient het GBA-adres als uitgangspunt te worden genomen bij de betekening van een gerechtelijke mededeling.3.Als het gaat om de betekening van een gerechtelijke mededeling aan een natuurlijke persoon, kan niet worden afgeweken van de voorschriften van art. 588 Sv voor de wijze waarop uitreiking moet geschieden en heeft de betrokkene niet de vrijheid een (post)adres op te geven waaraan de uitreiking dient te geschieden.4.
5.5.
Indien de betekening niet bij wet wordt voorgeschreven, geschiedt de kennisgeving van gerechtelijke mededelingen door toezending, tenzij de wet bepaalt of toelaat dat de kennisgeving mondeling wordt gedaan (art. 586 lid 2 Sv). Toezending geschiedt door middel van een gewone of aangetekende brief over de post dan wel op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepaalde wijze (art. 585 lid 3 Sv).
5.6.
Noch uit art. 23 Sv, noch art. 552a Sv volgt dat de oproeping voor de behandeling van een op de voet van art. 552a Sv ingediend klaagschrift in raadkamer aan de klager en of andere belanghebbenden moet worden betekend. Steun voor de opvatting dat de oproeping voor de behandeling van een op de voet van art. 552a Sv ingediend klaagschrift in raadkamer niettemin moet worden betekend, is in de jurisprudentie ook niet te vinden. In dit verband kan gewezen worden op de vordering tot cassatie in belang der wet die heeft geleid tot de beschikking HR 30 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:118. Aan de orde was de vraag of de oproeping van de veroordeelde tot bijwoning van de behandeling van een door hem op de voet van art. 22g lid 3 Sr ingediend bezwaarschrift5.dient te worden betekend, dan wel dat met toezending van de oproeping over de post kan worden volstaan. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat in de regel met toezending over de post van de oproeping kan worden volstaan. Daarbij heeft hij in aanmerking genomen dat waar met het voorschrift van betekening van de in art. 22g Sr bedoelde kennisgeving is beoogd zoveel mogelijk te waarborgen dat de veroordeelde ervan op de hoogte is welke rechtsgevolgen het openbaar ministerie verbindt aan, kort gezegd, de niet-naleving van door de rechter opgelegde voorwaarden, een zodanige te verzekeren waarborg niet geldt voor de oproeping voor de behandeling van het door de veroordeelde zelf ingediende bezwaarschrift. De veroordeelde is dan immers al op de hoogte van de rechtsgevolgen.
5.7.
Ook in die gevallen waarin een belanghebbende op de voet van art. 552a Sv een klaagschrift indient, is hij reeds op de hoogte van het door het openbaar ministerie toegepaste dwangmiddel waartegen zijn klaagschrift zich richt. Daarin is dan ook geen aanleiding te vinden voor de betekening van de oproeping voor de behandeling van het klaagschrift in raadkamer.
5.8.
De oproeping voor de behandeling van een op de voet van art. 552a Sv ingediend klaagschrift in raadkamer strekt ertoe – zo leid ik uit art. 23 lid 2 Sv en art. 552a lid 5 Sv af – te verzekeren dat de klager en andere belanghebbenden in raadkamer worden gehoord, waarmee wordt bedoeld dat zij in de gelegenheid worden gesteld hun standpunt toe te lichten.6.Klaarblijkelijk heeft de wetgever het niet nodig geacht hieraan een extra waarborg te verbinden, door betekening van de oproeping voor te schrijven. Ik kom dan ook tot de slotsom dat voor de oproeping als bedoeld in art. 23 lid 2 Sv kan worden volstaan met toezending daarvan door middel van een gewone of aangetekende brief over de post.
5.9.
Het vorenstaande betekent dat hetgeen hierboven onder 5.4 is opgemerkt over de strikte betekeningsvoorschriften, in casu niet van toepassing is. Voor zover het middel op de opvatting berust dat van een behoorlijke oproeping geen sprake kan zijn, indien deze niet (tevens) is verzonden naar het GBA-adres van de klager, vindt deze opvatting mijns inziens geen steun in het recht. Indien de klager expliciet aangeeft een postadres te willen hanteren, kan volstaan worden met toezending van de oproeping aan het door hem opgegeven adres.
5.10.
Uit het klaagschrift van de klager blijkt – en zo heeft de rechtbank blijkens het onder 4.2 weergegeven proces-verbaal ook vastgesteld – dat de klager het kantooradres van zijn raadsman als correspondentieadres wenste te hanteren. Dit klaagschrift houdt immers in:
“[klager], geboren op [geboortedatum] 1973, nader te noemen klager, wonende te [woonplaats] aan de [a-straat 1], te dezer zake woonplaats kiezende te Arnhem aan de Zijpendaalseweg 51a ten kantore van zijn raadsman mr. J.A. Schadd (Postbus 282 te 6800 AG Arnhem), die als klagers gemachtigde dit klaagschrift ondertekent”.
Uit de aan de Hoge Raad toegezonden stukken blijkt niet dat de klager dit adres nadien niet meer wenste te handhaven als correspondentieadres. Mocht dit het geval zijn geweest, dan had het op de weg van de klager gelegen een en ander aan de griffie van de rechtbank door te geven. Het is immers ook de verantwoordelijkheid van de klager om ervoor zorg te dragen dat een oproeping van de behandeling van een door hem ingediend klaagschrift hem bereikt.
5.11.
Het oordeel van de rechtbank dat de klager behoorlijk is opgeroepen voor de behandeling in raadkamer van 22 december 2015, is dan ook niet onbegrijpelijk, zodat de klacht hierover faalt.
5.12.
Voor zover het middel klaagt dat de rechtbank onbegrijpelijk heeft geoordeeld dat de raadsman van de klager behoorlijk is opgeroepen, faalt het reeds bij gebrek aan feitelijke grondslag. Uit de onder 4.3. weergegeven stukken blijkt dat aan de raadsman van de klager een oproeping voor de behandeling van het klaagschrift is verzonden naar het adres “postbus 282, 6800AG Arnhem”, zijnde het juiste postadres van de raadsman.
6. Het middel faalt in al zijn onderdelen.
7. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden beschikking aanleiding behoren te geven.
8. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 24‑04‑2018
Vgl. HR 31 mei 2016, ECLI:NL:HR:2016:1023.
Vgl. HR 12 maart 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD5163, NJ 2002/317, m.nt. Schalken.
Zie HR 19 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BM0781, met conclusie van voormalig AG Jörg, ECLI:NL:PHR:2011:BM0781. Dit laat onverlet de vraag of aan dat (post)adres ingevolge art. 588a Sv een afschrift van de gerechtelijke mededeling moet worden verzonden.
Het bezwaarschrift richtte zich tegen de kennisgeving dat vervangende hechtenis wordt toegepast wegens, kort gezegd, een niet (naar behoren) verrichte taakstraf.
Zie ook T&C Strafvordering, commentaar op art. 23 Sv, aant. 2 en commentaar op art. 552a Sv, aant. 17.