Einde inhoudsopgave
Verdrag van de Raad van Europa inzake bestrijding van mensenhandel
Artikel 23 Sancties en maatregelen
Geldend
Geldend vanaf 01-02-2008
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (Trb. 2015, 42).
- Bronpublicatie:
16-05-2005, Trb. 2006, 99 (uitgifte: 12-05-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-02-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-05-2010, Trb. 2010, 160 (uitgifte: 25-05-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
1.
Elke Partij neemt de wetgevende of andere maatregelen die nodig kunnen zijn om te waarborgen dat op de in de artikelen 18 tot en met 21 omschreven strafbare feiten doeltreffende, evenredige en afschrikkende straffen worden gesteld. Deze sancties omvatten, voor de overeenkomstig artikel 18 strafbaar gestelde feiten indien zij door natuurlijke personen worden gepleegd, straffen die vrijheidsbeneming met zich meebrengen en tot uitlevering kunnen leiden.
2.
Elke Partij waarborgt dat rechtspersonen die aansprakelijk worden gesteld overeenkomstig artikel 22, onderworpen worden aan doeltreffende, evenredige en afschrikkende strafrechtelijke of niet-strafrechtelijke sancties of maatregelen, met inbegrip van geldelijke sancties.
3.
Elke Partij neemt de wetgevende of andere maatregelen die nodig kunnen zijn om het mogelijk te maken de hulpmiddelen en opbrengsten van overeenkomstig de artikelen 18 en 20, onderdeel a, van dit Verdrag strafbaar gestelde feiten, of goederen waarvan de waarde overeenkomt met dergelijke opbrengsten, in beslag te nemen of anderszins te ontnemen.
4.
Elke Partij neemt de wetgevende of andere maatregelen die nodig kunnen zijn om de tijdelijke of permanente sluiting mogelijk te maken van een inrichting die gebruikt is voor mensenhandel, onverminderd de rechten van derden te goeder trouw, of om de dader tijdelijk of permanent het recht te ontzeggen de activiteit uit te voeren in de uitvoering waarvan het strafbare feit werd gepleegd.