Einde inhoudsopgave
Kernenergiewet
Artikel 32
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
12-02-2020, Stb. 2020, 172 (uitgifte: 17-06-2020, kamerstukken: 34986)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Energierecht (V)
1.
Onverminderd het in artikel 29 bepaalde kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld met betrekking tot radioactieve stoffen met het oog op de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen of in het belang van de beveiliging van die stoffen.
2.
Hiertoe kunnen behoren:
- a.
regelen, welke voorwaarden inhouden, waaraan degene, die bij de maatregel aangewezen radioactieve stoffen bereidt, vervoert, voorhanden heeft of toepast, dan wel zich daarvan ontdoet, moet voldoen;
- b.
regelen betreffende de plaatsen, waar, de wijze, waarop en de omstandigheden, waaronder bij de maatregel aangewezen radioactieve stoffen mogen worden bereid, vervoerd, voorhanden gehouden of toegepast, en de wijze, waarop en de omstandigheden, waaronder men zich van deze stoffen mag ontdoen;
- c.
regelen, welke voorwaarden inhouden, waaraan vervoermiddelen, waarmede bij de maatregel aangewezen radioactieve stoffen worden vervoerd, moeten voldoen.
3.
Een algemene maatregel van bestuur, waarbij regelen als in het tweede lid, onder a, b of c, bedoeld worden gesteld, kan tevens de verplichting inhouden te voldoen aan door bestuursorganen, die bij de maatregel zijn aangewezen, aan de betrokkene gestelde nadere eisen. Bij het stellen van zodanige eis wordt tevens het tijdstip bepaald, waarop ten aanzien van die eis de verplichting ingaat.
4.
Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, kan een verplichting worden opgelegd tot het melden van bij die maatregel aangewezen handelingen.
5.
Ten aanzien van het bepaalde in het vierde lid zijn de artikelen 4.4, eerste lid, 4.5 en 4.22, tweede lid, van de Omgevingswet van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat onder ‘Onze Minister’ wordt verstaan: Onze Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Infrastructuur en Milieu.
6.
Indien bij een algemene maatregel van bestuur als in het eerste lid bedoeld wordt afgeweken van bij of krachtens andere wetten gestelde regelen, blijven deze in zoverre buiten toepassing.