Rb. Limburg, 14-11-2013, nr. 2429279 \ CV EXPL 13-10430
ECLI:NL:RBLIM:2013:8853
- Instantie
Rechtbank Limburg
- Datum
14-11-2013
- Zaaknummer
2429279 \ CV EXPL 13-10430
- Roepnaam
Werkneemster/DHL Supply Chain Management
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLIM:2013:8853, Uitspraak, Rechtbank Limburg, 14‑11‑2013; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Wetingang
- Vindplaatsen
JIN 2014/3 met annotatie van C. Heerink-van Hattem
AR-Updates.nl 2013-0934
VAAN-AR-Updates.nl 2013-0934
Uitspraak 14‑11‑2013
Inhoudsindicatie
Voortzetting van de arbeidsovereenkomst zonder tegenspraak ex artikel 7:668 lid 1 BW met Poolse werkneemster? Formele en materiële werkgeefster. Strekking van artikel 7:668a BW.
Partij(en)
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 2429279 \ CV EXPL 13-10430
Vonnis in kort geding van de kantonrechter d.d. 14 november 2013
in de zaak van:
[eiser], wonende te [woonplaats] aan het adres [adres],
eiseres,
gemachtigde: mr. Y.J.P. Janssen,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DHL Supply Chain Management B.V., gevestigd te 5651 GG Eindhoven aan het adres Achtseweg Noord 30,
gedaagde,
gemachtigde: M.R. van Heloma Lugt.
Partijen worden hierna [eiser] en DHL genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1.
Dit blijkt uit het navolgende:
- -
de inleidende dagvaarding d.d. 22 oktober 2013 met producties;
- -
de zijdens DHL bij brief van 30 oktober 2013 ingezonden producties;
- de op 31 oktober 2013 gehouden mondelinge behandeling;
- de overgelegde pleitnota’s.
1.2.
Tenslotte is vonnis bepaald.
2. De vordering en stellingen van [eiser]
2.1.
[eiser] vordert bij vonnis in kort geding DHL te veroordelen als in de dagvaarding omschreven. [eiser] is kort gezegd van mening dat op 1 augustus 2013 haar dienstverband met DHL stilzwijgend is voortgezet.
3. Het verweer van DHL
3.1.
DHL bestrijdt de vorderingen van [eiser] en stelt zich op het standpunt dat het dienstverband tussen partijen op 1 augustus 2013 contractueel van rechtswege is geëindigd.
4. De vaststaande feiten.
4.1.
DHL is actief op het gebied van Supply Chane: zij verzorgt de opslag en verwerking van goederen voor andere bedrijven.
4.2.
Op haar locatie in Beringe werken naast ongeveer 300 vaste medewerkers tussen de 600 en 1000 uitzendkrachten.
4.3.
[eiser] is op 25 oktober 2010 als uitzendkracht in dienst getreden van uitzendbureau Olympia. In die hoedanigheid is zij werkzaamheden gaan verrichten bij DHL in Beringe in de functie van Warehouse Operator. De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd tot 1 juni 2011.
4.4.
Per 1 juni 2011 is [eiser] op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van 12 maanden in dienst getreden van DHL, eveneens in de functie van Warehouse Operator. Met ingang van 1 november 2011 zijn de contracturen van [eiser] uitgebreid van 32 uur naar 40 uur per week.
4.5.
Met ingang van 1 juni 2012 is deze arbeidsovereenkomst verlengd met 14 maanden, eindigende met ingang van 31 juli 2013.
4.6.
Op 28 mei 2013 heeft de leidinggevende van [eiser] haar een brief van dezelfde datum overhandigd, afkomstig van [general manager], General Manager van DHL. De eerste alinea van deze in de Nederlandse taal gestelde brief luidt letterlijk: “ Geachte mevrouw [eiser], zoals u reeds mondeling is medegedeeld, bevestigen wij hiermee dat wij uw arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet zullen voortzetten. Derhalve eindigt uw dienstverband met onze onderneming van rechtswege met ingang van 1 augustus 2013”.
Op 2 augustus 2013 heeft [eiser] een in de Engelse taal gestelde arbeidsovereenkomst getekend waarin zij andermaal in dienst treedt van Olympia uitzendbureau en wel met ingang van 1 augustus 2013 voor een periode van 3 maanden, eindigende op 30 oktober 2013. Haar werkzaamheden heeft zij bij DHL gewoon voortgezet.
4.7.
Op 1 en 2 augustus 2013 heeft [eiser] haar normale werkzaamheden bij DHL gewoon voortgezet.
4.8.
Bij brief van 8 oktober 2013 is door Olympia aan [eiser] medegedeeld dat haar contract niet zal worden verlengd en dat 30 oktober 2013 haar laatste werkdag zal zijn.
5. Het voorlopig oordeel.
5.1.
In deze zaak gaat het om de vraag of de op 1 juni 2012 met 14 maanden verlengde arbeidsovereenkomst met DHL op 1 augustus 2013 zonder tegenspraak is voortgezet als bedoeld in artikel 7:668 lid 1 BW en vervolgens op basis van artikel 7:668a lid 1 aanhef en sub b BW is aangegaan voor onbepaalde tijd.
5.2.
DHL is de mening toegedaan dat de aan [eiser] op 28 mei 2013 overhandigde brief aan duidelijkheid niets te wensen over laat.
5.3.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft [eiser], die de Poolse nationaliteit bezit, erkend deze brief te hebben ontvangen. Zij heeft echter ontkend de inhoud van die brief te hebben begrepen. Desgevraagd heeft zij geantwoord dat zij thans vijf jaar in Nederland woont en de Nederlandse taal niet machtig is. Ter zitting liet zij zich bijstaan door een tolk. Pas op 2 augustus 2013 kreeg zij kennis van deze brief, aldus [eiser].
5.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter is bepaald aannemelijk geworden dat [eiser] in ieder geval op of kort na 28 mei 2013 heeft begrepen dat DHL het contract niets wenste voort te zetten. DHL heeft een schriftelijke verklaring d.d. 29 oktober 2013 in het geding gebracht van supervisor [X]. Deze verklaart dat hij de brief van 28 mei 2013 aan [eiser] heeft overhandigd en daarbij tevens in de Engelse taal uitleg heeft gegeven over de inhoud. De stelling van [eiser] dat het slechts een vluchtig gesprek was waaruit zij begreep dat er iets in haar contract zou veranderen acht de kantonrechter - daargelaten het antwoord op de vraag of [eiser] daadwerkelijk geen woord Nederlands spreekt – onvoldoende ter weerlegging van de stellingen van DHL dienaangaande.
5.5.
Hoewel een overschrijding van de oorspronkelijke termijn met 2 dagen al kan worden geïnterpreteerd als een voortzetting van de arbeidsovereenkomst, is dit naar het oordeel van de kantonrechter anders indien vóór het verstrijken van de aanvankelijk overeengekomen termijn door DHL te kennen wordt gegeven dat het contract niet zal worden voortgezet. Gezien voorgaande overwegingen is dit het geval.
5.6.
Deze conclusie kan DHL echter niet baten.
5.7.
Sedert 25 oktober 2010 is [eiser] tot en met 30 oktober 2013 onafgebroken in dezelfde functie onder dezelfde omstandigheden en op dezelfde werkplek haar werkzaamheden voor DHL blijven uitvoeren. Ook na 31 juli 2013 is DHL materieel de werkgever van [eiser] gebleven. Ter zitting is zijdens DHL naar voren gebracht dat zij [eiser] na ommekomst van de laatste arbeidsovereenkomst niet kwijt wilde en dat daarom gekozen is voor een constructie via uitzendbureau Olympia. Dit uitzendbureau heeft - naast Randstad en Tempo Team – een permanent kantoor op de werkvloer bij DHL in Beringe. Voor [eiser] is derhalve feitelijk in het geheel niets veranderd.
5.8.
Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter heeft DHL door voor deze constructie te kiezen gehandeld in strijd met de strekking van artikel 7:668a BW en derhalve naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onredelijk jegens [eiser]. Het had op de weg van DHL gelegen om als goed werkgever aan [eiser] een dienstverband voor onbepaalde tijd aan te bieden.
5.9.
Hoewel [eiser] op 2 augustus 2013 een arbeidsovereenkomst met Olympia heeft getekend, komt de kantonrechter tot het voorlopig oordeel dat [eiser] ná 30 oktober 2013 in dienst is gebleven van DHL. Nu er sprake is van een vierde arbeidsovereenkomst tussen dezelfde partijen, geldt conform het bepaalde in artikel 7:668a, eerste lid, aanhef en sub b BW de per 1 augustus 2013 aangegane arbeidsovereenkomst als aangegaan voor onbepaalde tijd.
5.10.
Op grond van het vorenstaande is de kantonrechter van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen en dat DHL, als de in het ongelijk gestelde partij, dient te worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kantonrechter ziet in de omstandigheden van dit geval aanleiding de gevorderde dwangsom te maximeren op een bedrag van € 5.000,00. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- -
dagvaarding € 98,87
- -
griffierecht 75,00
- -
gemachtigde salaris 400,00
totaal € 573,87
5.11.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
6. De beslissing
De kantonrechter in kort geding.
6.1.
Veroordeelt DHL tot tijdige voldoening aan [eiser] van het bij voortgezette arbeidsovereenkomst en cao DHL overeengekomen loon voor de bedongen werkzaamheden vanaf 1 augustus 2013 tot de datum waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig eindigt.
6.2.
Veroordeelt DHL om [eiser] per ommegaande toe te laten tot de onderneming van DHL en [eiser] in staat te stellen haar werkzaamheden te kunnen hervatten, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag of gedeelte daarvan, met ingang van de dag na betekening van dit vonnis zolang DHL in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen. Bepaalt dat boven een bedrag van € 5.000,00 DHL ter zake deze veroordeling geen dwangsommen meer verbeurt.
6.3.
Veroordeelt DHL in de proceskosten aan de zijde van [eiser] gevallen en tot aan dit vonnis begroot op € 573,87.
6.4.
Veroordeelt DHL onder de voorwaarde dat deze niet binnen 2 weken na aanschrijving door [eiser] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 100,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening.
6.5.
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
6.6.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.F. van Dooren, kantonrechter, en ter openbare civiele terechtzitting op 14 november 2013 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
typ: MvD/no
mlzr: