Rb. Rotterdam, 27-06-2013, nr. C/10/426025 / KG ZA 13-522
ECLI:NL:RBROT:2013:6586
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
27-06-2013
- Zaaknummer
C/10/426025 / KG ZA 13-522
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Internationaal publiekrecht (V)
Insolventierecht (V)
Staatsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2013:6586, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam (Voorzieningenrechter), 27‑06‑2013
Uitspraak 27‑06‑2013
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Team Handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/426025 / KG ZA 13-522
Vonnis in kort geding van 27 juni 2013
in de zaak van
1. de staat
REPUBLIEK IRAK,
gevestigd te Bagdad, Irak,
2. de vennootschap op aandelen naar het recht van haar vestigingsplaats
CENTRAL BANK OF IRAQ,
gevestigd te Bagdad, Irak
eisers,
advocaat mr. J.K.A. van Loo te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X Zwijndrecht B.V.],
gevestigd te Zwijndrecht,
gedaagde,
advocaat mr. Ph.A. Vos te Amsterdam.
Eisers zullen hierna de Republiek Irak en de Central Bank of Iraq en tezamen Irak c.s. genoemd worden. Gedaagde zal hierna [X Zwijndrecht B.V.] genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding d.d. 5 juni 2013, met producties,
- -
de brief van mr. Ph.A. Vos d.d. 12 juni 2013, met producties,
- -
de mondelinge behandeling ter openbare zitting van 13 juni 2013,
- -
de pleitnota van Irak c.s.,
- -
de pleitnota van [X Zwijndrecht B.V.].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Bij arrest van het gerechtshof ’s-Gravenhage van 31 oktober 2000 (hierna ook: het arrest) zijn de Republiek Irak en de Central Bank of Iraq op vordering van Grootint B.V., rechtsvoorganger van [X Zwijndrecht B.V.], bij verstek – samengevat – hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een bedrag van NLG 6.808.248,- te vermeerderen met wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 oktober 1998 en met buitengerechtelijke incassokosten ad NLG 113.452,-. De vordering is gebaseerd op een op 9 juli 1981 gesloten overeenkomst. Irak c.s. hebben geen verzet tegen het arrest ingesteld.
2.2.
In de jaren 2003 en 2004 is door de Paris Club een schuldsaneringsregeling voor Irak opgezet. De Paris Club is een informeel overleg tussen 19 landen, waaronder Nederland, die als bilaterale crediteuren van landen in financiële problemen trachten om daarover onderlinge afspraken te maken.
2.3.
Resolutie 1483 (2003) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties luidt – voor zover hier van belang – :
“[…]
15. Calls upon the international financial institutions to assist the people of Iraq in the reconstruction and development of their economy and to facilitate assistance by the broader donor community, and welcomes the readiness of creditors, including those of the Paris Club, to seek a solution to Iraq’s sovereign debt problems;
[…]
22. Noting the relevance of the establishment of an internationally recognized, representative government of Iraq and the desirability of prompt completion of the restructuring of Iraq’s debt as referred to in paragraph 15 above, further decides that, until December 31, 2007, unless the Council decides otherwise, petroleum, petroleum products, and natural gas originating in Iraq shall be immune, until title passes to the initial purchaser from legal proceedings against them and not be subject to any form of attachment, garnishment, or execution, and that all States shall take any steps that may be necessary under their respective domestic legal systems to assure this protection, and that proceeds and obligations arising from sales thereof, as well as the Development Fund for Iraq, shall enjoy privileges and immunities equivalent to those enjoyed by the United Nations except that the abovementioned privileges and immunities will not apply with respect to any legal proceeding in which recourse to such proceeds or obligations is necessary to satisfy liability for damages assessed in connection with an ecological accident, including an oil spill, that occurs after the date of adoption of this resolution;
[…]”
2.4.
Resolutie 1546 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties luidt – voor zover hier van belang – :
“[…]
27. Further decides that the provisions of paragraph 22 of resolution 1483 (2003) shall continue to apply, except that the privileges and immunities provided in that paragraph shall not apply with respect to any final judgement arising out of a contractual obligation entered into by Iraq after 30 June 2004;
28. Welcomes the commitments of many creditors, including those of the Paris Club, to identify ways to reduce substantially Iraq’s sovereign debt, calls on Member States, as well as internationa1 and regional organizations, to support the Iraq reconstruction effort, urges the international financial institutions and bilateral donors to take the immediate steps necessary to provide their full range of loans and other financial assistance and arrangements to Iraq, recognizes that the Interim Government of Iraq will have the authority to conclude and implement such agreements and other arrangements as may be necessary in this regard, and requests creditors, institutions and donors to work as a priority on these matters with the Interim Government of Iraq and its successors;
[…]”
2.5.
In 2005 heeft de Republiek Irak de Iraq Debt Reconciliation Office (verder: IDRO) opgericht ten einde een regeling te treffen voor haar uitstaande schulden aan commerciële schuldeisers die hun oorsprong hebben vóór 6 augustus 1990. Daarbij is Ernst&Young aangewezen als Reconciliation Agent en Citibank als Settlement Agent.
2.6.
IDRO heeft in januari 2005 een “Request for Information, commercial claims Iraq obligors contact letter” gepubliceerd, waarbij vorenbedoelde schuldeisers werden uitgenodigd om informatie over hun vordering in te dienen door middel van een “Claim Form”.
2.7.
Op 14 februari 2005 heeft [X Zwijndrecht B.V.] op de voorgeschreven wijze informatie over haar vorderingen bij IDRO ingediend.
2.8.
Bij e-mail van 12 oktober 2005 aan de advocaat van [X Zwijndrecht B.V.] heeft IDRO nadere informatie over haar vorderingen opgevraagd. Bij e-mail van 13 december 2005 is die informatie verstrekt.
2.9.
Op 9 februari 2006 heeft de Settlement Agent namens de Republiek Irak aan [X Zwijndrecht B.V.] bekend gemaakt dat haar vorderingen tot de niet erkende vorderingen behoorden. Daarbij heeft zij onder meer de publicatie “Invitation to tender claims for cash purchase and cancellation” (verder: de Invitation to tender) aan [X Zwijndrecht B.V.] toegezonden met de volgende mededeling:
“[…]
Note: if Schedule I (statement of Reconciled Eligible Claims) attached to this Invitation bears a legend indicating that the Reconcliation Agent was unable to reconcile any of the claim(s) you registered with Ernst & Young, you must nonetheless submit a Tender if you wish to have the option to participate in the Arbitration Mechanism for the resolution of your Unreconciled Claims. If you submit or all of your Unreconciled claims to arbitration (and all Holders will shortly be sent a separate notice inviting them to do so) and receive an award for any of those claims, those awarded claims shall thereafter for all purposes be treated as Reconciled Eligible Claims tendered pursuant to your submitted Tender and will be settled by cash payment on the Arbitrated Claims Closing Date in accordance with the terms of the Invitation.”
2.10.
[X Zwijndrecht B.V.] heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om haar vorderingen aan arbitrage te onderwerpen.
2.11.
In 2010 heeft de rechtbank van Montreal, Canada, aan [X Zwijndrecht B.V.] verlof verleend voor de tenuitvoerlegging van het arrest. Irak c.s. hebben beroep tegen die beslissing ingesteld en hebben in die procedure op 16 juni 2011 een verweerschrift ingediend.
3. Het geschil
3.1.
Irak c.s. vordert samengevat - :
I. de executie van het arrest van het gerechtshof te ’s-Gravenhage d.d. 31 oktober 2000 te schorsen en te bepalen dat deze schorsing van kracht blijft totdat de Iraq Debt Reconciliation Office (al dan niet door middel van arbitrage) heeft bepaald dat, en tot welk bedrag, [X Zwijndrecht B.V.] wordt toegelaten in de Iraq Debt Reconciliation en alle termijnen waarin genoemde betaling plaats dient te vinden zijn verlopen;
II. [X Zwijndrecht B.V.] te verbieden het arrest van het Hof ten uitvoer te leggen in en buiten Nederland:
1. gedurende de onder I. genoemde schorsing,
en daarna:
2. voor zover het bedrag dat volgens de Iraq Debt Reconciliation Office voor uitkering in aanmerking komt overstijgt,
één en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom;
III. [X Zwijndrecht B.V.] te veroordelen in de kosten van dit geding, waaronder de nakosten.
3.2.
[X Zwijndrecht B.V.] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht nu de gedaagde partij [X Zwijndrecht B.V.] in Nederland is gevestigd.
4.2.
Partijen gaan blijkens hun stellingen uit van toepasselijkheid van het Nederlands recht. De voorzieningenrechter volgt partijen hierin. De uitvoerbaarheid van een rechterlijke beslissing is immers onderdeel van de rechtspleging en wordt als zodanig beheerst door het nationale recht van het land waar die tenuitvoerlegging plaatsvindt, het verdragenrecht daaronder begrepen. Voor de ten uitvoerlegging van buitenlandse rechterlijke beslissingen is in het algemeen de uitvoerbaarheid van die beslissing in het land van herkomst een vereiste. In de kern betreft dit geschil derhalve de uitvoerbaarheid van een in Nederland gewezen rechterlijke beslissing in Nederland, hetgeen aan de hand van het Nederlands recht dient te worden beoordeeld.
4.3.
Niet in geschil is dat [X Zwijndrecht B.V.] doende is met de executie van het arrest in het buitenland. Hiermee is het spoedeisend belang bij de gevorderde voorzieningen gegeven.
4.4.
Ten aanzien van de mogelijkheid van het aanwenden van een rechtsmiddel tegen het arrest en de termijn waarbinnen dat rechtsmiddel kan worden aangewend is het vóór 1 januari 2002 geldende procesrecht van toepassing, omdat het arrest voor die datum is gewezen. Niet in geschil is dat uit het door Irak c.s., in het kader van het beroep tegen de beslissing van de rechtbank van Montreal, ingediende verweerschrift van 16 juni 2011 blijkt dat zij in ieder geval toen met het arrest bekend waren. Hieruit volgt dat de in artikel 81 (oud) Rv bepaalde termijn voor verzet inmiddels ruimschoots is verstreken, zodat het arrest – zoals [X Zwijndrecht B.V.] heeft aangevoerd – in kracht van gewijsde is gegaan.
4.5.
In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dit geldt ook als de rechterlijke beslissing in kracht van gewijsde is gegaan, met dien verstande dat het feit dat de partijen dan aan die beslissing zijn gebonden meebrengt dat voor een discussie over de inhoud van de beslissing of de wijze waarop het tot stand is gekomen in beginsel geen plaats is. Feiten of omstandigheden die een uitzondering op dit beginsel rechtvaardigen zijn niet door Irak c.s. gesteld, zodat voorbij kan worden gegaan aan hun beroep op feitelijke of juridische misslagen in het arrest en hetgeen [X Zwijndrecht B.V.] ter betwisting daarvan heeft aangevoerd. Het arrest HR 22 april 1983, NJ 1984,145 maakt dat niet anders, omdat die uitspraak de tenuitvoerlegging van een voorlopig uitvoerbaar vonnis betrof. Slechts ten overvloede wordt derhalve overwogen dat de door Irak c.s. gestelde misslagen mogelijk tot een andere beslissing had kunnen leiden indien tijdig verzet zou zijn ingesteld, maar dat zulks onvoldoende is om aan te kunnen nemen dat het arrest op een klaarblijkelijke feitelijke of juridische misslag berust en dat Irak c.s. tegenover de gemotiveerde betwisting van [X Zwijndrecht B.V.] onvoldoende heeft ingebracht om wel tot dat oordeel te kunnen komen.
4.6.
Irak c.s. stellen voorts dat het gebruik maken van een verkregen executoriale titel buiten de schuldsaneringsregeling voor commerciële schuldeisers van Irak om onrechtmatig is. Zij stellen daartoe (i) dat die schuldsaneringsregeling een formeel internationaal faillissementsregime, gebaseerd op het volkenrecht en internationale verdragen, is, (ii) dat [X Zwijndrecht B.V.] haar recht om het arrest te executeren heeft verwerkt, en (iii) dat de weigering van [X Zwijndrecht B.V.] om mee te werken aan een buitengerechtelijk akkoord in de onderhavige omstandigheden misbruik van bevoegdheid oplevert. [X Zwijndrecht B.V.] heeft dit alles betwist.
4.7.
De stelling dat sprake is van een formeel internationaal faillissementsregime baseren Irak c.s. op de door de Paris Club gemaakte afspraken, de resoluties 1438 (2003) en 1546 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en de Europese Verordening (EG) nr. 1210/2003 van de Raad van 7 juli 2003 en Verordening (EG) nr. 1412/2004 van de Raad van 3 augustus 2004. Uit het feit dat de Paris Club een informeel overleg tussen bilaterale crediteuren is, volgt reeds dat de door haar gemaakte afspraken commerciële schuldeisers zoals [X Zwijndrecht B.V.] niet binden. De genoemde resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en de door Irak c.s. aangehaalde paragrafen 15 en 22 van resolutie nr. 1438 (2003) en paragrafen 27 en 28 van resolutie nr. 1546 (2004) bevatten geen besluit over de sanering van de schulden van Irak c.s. aan commerciële schuldeisers. Het daarin opgenomen besluit om voor een bepaalde termijn bepaalde goederen te vrijwaren van verhaal (het moratorium), dat via genoemde EG Verordeningen in Nederland is geïmplementeerd, had wel rechtstreekse werking jegens commerciële schuldeisers, maar onweersproken is dat het moratorium op 31 december 2010 is geëindigd. Het moratorium zal ongetwijfeld invloed hebben gehad op de bereidheid van die schuldeisers om mee te werken aan de sanering van de schulden van Irak c.s., maar daaruit kan nog geen rechtstreekse werking van de schuldsaneringsregeling voor commerciële schulden van Irak c.s. zelf worden afgeleid. Irak c.s. kunnen derhalve niet worden gevolgd in hun stelling dat sprake is van een formeel internationaal faillissementsregime.
4.8.
Het beroep op rechtsverwerking baseren Irak c.s. op de stelling dat [X Zwijndrecht B.V.] bekend was met de schuldsaneringsregeling voor commerciële schuldeisers en de voorwaarden daarvan heeft geaccepteerd bij de indiening van haar vorderingen op 14 februari 2005 dan wel bij de verstrekking van nadere informatie in december 2005. Irak c.s. verwijzen daarbij naar in de Invitation tot tender vermelde voorwaarden en de onder 2.9 vermelde mededeling van de Settlement Agent aan [X Zwijndrecht B.V.] op 9 februari 2006. Laatstbedoelde mededeling werd gedaan bij de bekendmaking dat de vorderingen van [X Zwijndrecht B.V.] niet werden erkend en betreft slechts het verlies van de optie om door middel van arbitrage erkenning van de vordering te verkrijgen. Niet gesteld is dat de Invitation to tender vóór 9 februari 2006 aan [X Zwijndrecht B.V.] is toegezonden. Dat [X Zwijndrecht B.V.] reeds voor 13 december 2005 met de inhoud van die Invitation to tender bekend is geworden, kan anders dan Irak c.s. menen niet worden afgeleid uit het op 18 augustus 2005 gedateerde exemplaar dat [X Zwijndrecht B.V.] als productie 11 heeft overgelegd alleen. [X Zwijndrecht B.V.] heeft dat immers met de stelling dat haar advocaat dit exemplaar uit andere hoofde heeft verkregen voldoende gemotiveerd weersproken. Niet aannemelijk is derhalve dat [X Zwijndrecht B.V.] zelf op 14 februari 2005 dan wel in december 2005 bekend was met de gestelde voorwaarden van de schuldsaneringsregeling voor commerciële schuldeisers en die heeft geaccepteerd. Het beroep op rechtsverwerking wordt derhalve voorshands verworpen.
4.9.
Een schuldeiser staat het in beginsel vrij zijn medewerking aan een hem door de schuldenaar aangeboden buitengerechtelijk akkoord te weigeren. Dit kan uitzondering lijden indien de uitoefening van deze bevoegdheid tot weigering wordt misbruikt en de schuldeiser aldus naar redelijkheid aanvaarding van het aanbod niet had kunnen weigeren. De omstandigheid dat een schuldenaar de slechte financiële positie van de schuldenaar of diens dreigende faillissement kent of behoort te kennen, zal in het algemeen niet voldoende zijn om de gevolgtrekking te wettigen dat die schuldenaar misbruik maakt van zijn bevoegdheid tot weigering. Bij toewijzing van een vordering tot medewerking aan een buitengerechtelijk akkoord is derhalve terughoudendheid geboden. Het ligt in beginsel op de weg van de schuldenaar die zodanige medewerking in rechte wenst af te dwingen de specifieke feiten en omstandigheden te stellen en, zo nodig, te bewijzen, waaruit kan worden afgeleid dat de schuldeiser naar redelijkheid niet tot weigering van instemming met het akkoord heeft kunnen komen (HR 12-8-2005, NJ 2006, 230).
4.10.
Irak c.s. hebben de volgende omstandigheden gesteld. [X Zwijndrecht B.V.] heeft de vordering in het kader van een bedrijfsovername verkregen en haar bestaan hangt niet af van de incassering van de vordering. De vordering is door de Nederlandse rechter niet feitelijk getoetst en de rechterlijke beslissingen tegen Irak c.s. zijn gewezen tijdens het Saddam regime. Het belang van Irak c.s. is om binnen afzienbare tijd te worden bevrijd van de schuldenlast uit het Saddam tijdperk. Het akkoord is met waarborgen omkleed en nagenoeg alle schuldeisers (96%) hebben daarvan gebruik gemaakt. De schuldsaneringsregeling voor Irak heeft een wettelijke grondslag gekregen omdat de Veiligheidsraadresoluties rechtstreekse werking hebben gekregen in heel Europa via de EG Verordening.
4.11.
De omstandigheid dat het bestaan van een schuldeiser niet afhangt van de incassering van een vordering, brengt in beginsel niet mee dat het belang van de schuldenaar om van de vordering te worden bevrijd zwaarder dient te wegen dan het belang van de schuldeiser bij de executie van de vordering. De overige door Irak c.s. gestelde omstandigheden kunnen, in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, niet tot een uitzondering op dit beginsel leiden. Voor die uitzondering is te minder plaats nu aan [X Zwijndrecht B.V.] geen aanbod tot betaling van een deel van haar vordering is gedaan, maar er hooguit sprake was van een aanbod daartoe onder de opschortende voorwaarde dat de vordering in arbitrage wordt erkend en niet gesteld is dat het akkoord met andere schuldeisers van Irak c.s. afhankelijk is van de acceptatie van dat voorwaardelijk aanbod door [X Zwijndrecht B.V.].
4.12.
Op grond van het vorenstaande is niet aannemelijk dat [X Zwijndrecht B.V.] misbruik maakt van haar bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van het arrest, zodat de vorderingen van Irak c.s. afgewezen dienen te worden.
4.13.
Irak c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [X Zwijndrecht B.V.] worden begroot op:
- griffierecht € 589,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.405,00
Irak c.s. zullen, overeenkomstig de daartoe strekkende vordering van [X Zwijndrecht B.V.], hoofdelijk in deze kosten worden veroordeeld nu zij ten aanzien van de te executeren vordering die onderwerp is van dit geschil hoofdelijk zijn verbonden.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
wijst de vorderingen af,
veroordeelt Irak c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van [X Zwijndrecht B.V.] tot op heden begroot op
€ 1.405,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. Bouter en in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2013.
2515/2326