Invoeging conform de verbeterde lezing door de Hoge Raad in HR 27 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX4736, NJ 2012, 695, rov. 2.3.2.
HR, 09-10-2018, nr. 17/05230
ECLI:NL:HR:2018:1893
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
09-10-2018
- Zaaknummer
17/05230
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2018:1893, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 09‑10‑2018; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:911
ECLI:NL:PHR:2018:911, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑08‑2018
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2018:1893
- Vindplaatsen
Uitspraak 09‑10‑2018
Inhoudsindicatie
Art. 416.2 Sv bij verstek na veroordeling t.z.v. mishandeling, belediging ambtenaar en wederspannigheid. Aanwezigheidsrecht, art. 588a.1.c Sv. Mocht toezending afschrift appeldagvaarding naar in schriftelijke bijzondere volmacht tot instellen h.b. opgegeven adres achterwege blijven door latere wijziging in BRP-gegevens verdachte? Appeldagvaarding is tevergeefs aangeboden op BRP-adres verdachte (adres A) en vervolgens uitgereikt aan griffier met verzending afschrift dagvaarding aan adres A. Appelakte vermeldt oud BRP-adres verdachte (adres B), terwijl in schriftelijke bijzondere volmacht tot instellen h.b. toenmalig BRP-adres verdachte (adres C) is opgegeven als adres t.b.v. ontvangst van appeldagvaarding. ID-staat SKDB houdt in dat verdachte t.t.v. betekening appeldagvaarding stond ingeschreven op adres A. HR: Op gronden vermeld in CAG, is middel terecht voorgesteld. Volgt vernietiging en terugwijzing. CAG: Uitdrukkelijke vermelding van adres C in schriftelijke bijzondere volmacht tot instellen h.b. als adres waaraan afschrift dagvaarding kan worden verstuurd, kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan als adresopgave a.b.i. art. 588a.1.c Sv waaraan mededelingen over de strafzaak kunnen worden toegezonden. Uit omstandigheid dat i.h.k.v. betekening appeldagvaarding bekend is geworden dat na het instellen van h.b. een wijziging heeft plaatsgevonden in de BRP-gegevens van verdachte, kon Hof niet z.m. afleiden dat verdachte adres C niet wenste te handhaven als adres waar hij afschrift appeldagvaarding wenste te ontvangen. Niet blijkt dat afschrift dagvaarding aan dit adres is toegezonden en evenmin blijkt dat die verzending ex art. 588a.3 Sv achterwege kon blijven. Hof had ervan blijk moeten geven te hebben onderzocht of er reden was onderzoek ttz. te schorsen teneinde verdachte in de gelegenheid te stellen alsnog bij onderzoek ttz. tegenwoordig te zijn. P-v tz. in h.b. geeft weliswaar blijk van onderzoek naar betekening appeldagvaarding maar daarbij heeft Hof kennelijk geen acht geslagen op het laatste door verdachte opgegeven adres en de uit art. 588a Sv voortvloeiende consequenties daarvan. Nietigheid onderzoek tz. in h.b. en uitspraak Hof.
Partij(en)
9 oktober 2018
Strafkamer
nr. S 17/05230
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 9 februari 2017, nummer 20/001817-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft A.N. Slijters, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt over de beslissing van het Hof tot het verlenen van verstek tegen de niet verschenen verdachte.
2.2.
Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.2 tot en met 3.7 is het middel terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug de zaak naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 oktober 2018.
Conclusie 28‑08‑2018
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Geen verzending afschrift appeldagvaarding aan het in de volmacht aanwenden rechtsmiddel gekozen adres cf. art. 588a Sv. De conclusie strekt tot vernietiging van het arrest van het hof.
Nr. 17/05230 Zitting: 28 augustus 2018 | Mr. A.E. Harteveld Conclusie inzake: [verdachte] |
Het gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft bij arrest van 9 februari 2017 de verdachte bij verstek niet-ontvankelijk verklaard in het door hem ingestelde hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, locatie Roermond, van 22 mei 2015, waarbij de verdachte ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde “mishandeling”, het onder 2 bewezenverklaarde “eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd” en het onder 3 bewezenverklaarde “wederspannigheid”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden met aftrek. Voorts is beslist op de vorderingen van drie benadeelde partijen en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, alsmede de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden gelast, een en ander zoals in het vonnis vermeld.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. A.N. Slijters, advocaat te Amsterdam, heeft één middel van cassatie voorgesteld.
Het eerste middel
3.1. Het middel klaagt dat het hof ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd heeft geoordeeld dat de dagvaarding in hoger beroep geldig was betekend en dientengevolge kon worden overgegaan tot verstekverlening tegen de niet-verschenen verdachte.
3.2. Bij de op de voet van art. 434 lid 1 Sv aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevinden zich:
(i) een akte rechtsmiddel inhoudende dat op 4 juni 2015 namens de verdachte hoger beroep is ingesteld tegen het door de rechtbank Limburg, locatie Roermond op 22 mei 2015 gewezen vonnis, waarbij als adres van de verdachte vermeld staat [a-straat 1] te [plaats] ;
(ii) een aan de onder (ii) genoemde akte rechtsmiddel gehechte volmacht ex. art. 450, derde lid, Sv inhoudende een namens de verdachte opgegeven adres ten behoeve van de ontvangst van een afschrift van de appeldagvaarding: [b-straat 1] te [plaats] ;
(iii) een kopie van de appeldagvaarding d.d. 16 november 2016 gericht aan het adres [b-straat 2] te [plaats] ;
(iv) een aan de kopie van de appeldagvaarding gehechte ID-staat SKDB van 19 december 2016, onder meer inhoudende dat:
- van de verdachte in de periode van 13 juli 2012 tot 12 juni 2013 het adres [a-straat 1] te [plaats] bekend is;
- van de verdachte in de periode van 9 oktober 2014 tot 1 juli 2015 het adres [b-straat 1] te [plaats] bekend is;
- de verdachte met ingang van 1 juli 2015 stond ingeschreven in de BRP aan de [b-straat 2] te [plaats] ;
(v) een aan de kopie van de appeldagvaarding gehechte akte van uitreiking, inhoudende dat die dagvaarding op 19 december 2016, na vergeefse aanbieding op het adres [b-straat 2] te [plaats] , is uitgereikt aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant en dat een afschrift van de appeldagvaarding is verzonden aan voorgenoemd adres;
(vi) het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 26 januari 2017 inhoudende dat tegen de aldaar niet verschenen verdachte verstek is verleend:
“De verdachte genaamd:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992, wonende te [plaats] , [b-straat 2] ,
is, hoewel behoorlijk gedagvaard, niet verschenen.
De raadsman van verdachte, mr. R.A. van der Horst, is evenmin ter terechtzitting verschenen.
(…)
De voorzitter maakt melding van een e-mail van de raadsman d.d. 25 januari 2017, waarin de raadsman primair om aanhouding van de zaak verzoekt en schrijft dat hij geen contact heeft kunnen krijgen met verdachte, dat verdachte waarschijnlijk niet op de hoogte is van de zitting, dat hij niet gemachtigd is de verdediging te voeren als de zaak niet wordt aangehouden en mitsdien niet ter terechtzitting zal verschijnen.
De voorzitter stelt vast dat de dagvaarding op het adres van verdachte volgens SKDB niet is uitgereikt, omdat niemand werd aangetroffen. Er is toen een bericht van aankomst achtergelaten. De dagvaarding is teruggezonden aan de afzender en vervolgens uitgereikt aan de griffier van de rechtbank. Verder is een afschrift van de dagvaarding verzonden naar het adres dat is vermeld op de informatiestraat SKDB.
De voorzitter deelt mede dat het hof in hetgeen de raadsman heeft aangevoerd geen aanleiding ziet de zaak aan te houden.
Op vordering van de advocaat-generaal verleent het hof verstek tegen de niet verschenen verdachte en beveelt dat met de behandeling van de zaak zal worden voortgegaan.
(…)
De voorzitter maakt melding van het feit dat verdachte geen schriftuur houdende grieven heeft ingediend noch mondeling bezwaren tegen het vonnis opgegeven heeft.
(…)
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede dat volgens de beslissing van het gerechtshof de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 9 februari 2017 om 9.00 uur.”;
(vii) het bij verstek gewezen arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 9 februari 2017 inhoudende:
“Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hof is van oordeel dat het door verdachte ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu verdachte geen schriftuur houdende grieven heeft ingediend noch mondeling bezwaren tegen het vonnis heeft opgegeven en het hof niet van oordeel is dat de strafzaak desalniettemin onderzocht dient te worden.
BESLISSING
Het hof:
verklaart het door de verdachte ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk.”
3.3.
Aart. 588a, eerste lid aanhef en onder c, Sv luidt:
“1. In de navolgende gevallen wordt een afschrift van de dagvaarding of oproeping van de verdachte om op de terechtzitting of nadere terechtzitting te verschijnen toegezonden aan het laatste door de verdachte opgegeven adres:(...)c. indien door of namens de verdachte bij het instellen van een gewoon rechtsmiddel in de betrokken zaak een adres in Nederland is opgegeven waaraan mededelingen over de strafzaak kunnen worden toegezonden.(...)"
3.4.
De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat tot de invoering van deze bepaling heeft geleid houdt, voor zover relevant, het volgende in:
"Géén uitzondering op de verzendplicht van artikel 588a, eerste lid, wordt gevormd door het geval dat de verdachte ná zijn adresopgave bij de politie of justitie zijn inschrijving in de GBA heeft gewijzigd. De desbetreffende adressen staan los van elkaar: het ingevolge artikel 588[a]1.op te geven adres is een ander adres dan het GBA-adres (is het wel hetzelfde, dan behoeft daaraan geen afschrift te worden gezonden). Wanneer de verdachte wijziging brengt in zijn GBA-adres behoeft dat niet te betekenen dat hij er geen prijs meer op stelt om een afschrift van de dagvaarding te ontvangen op het andere, speciaal daarvoor door hem opgegeven adres."2.
3.5.
De uitdrukkelijke vermelding van het adres [b-straat 1] te Heerlen in de bij de appelakte gevoegde schriftelijke bijzondere volmacht tot het instellen van hoger beroep als adres waaraan een afschrift van de dagvaarding kan worden verstuurd, kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan als de opgave van een adres in de zin van art. 588a, eerste lid aanhef en onder c, Sv waaraan mededelingen over de strafzaak kunnen worden toegezonden.
3.6.
Uit de omstandigheid dat in het kader van de betekening van de appeldagvaarding bekend is geworden dat na het instellen van het hoger beroep een wijziging heeft plaatsgevonden in de BRP-gegevens van de verdachte, kon het hof niet zonder meer afleiden dat de verdachte het adres [b-straat 1] te Heerlen niet wenste te handhaven als adres waar hij een afschrift van de appeldagvaarding wenste te ontvangen.
3.7.
Uit de stukken van het geding kan niet blijken dat een afschrift van de appeldagvaarding aan dit adres is toegezonden, zodat ervan moet worden uitgegaan dat dit niet is geschied. Evenmin houden de stukken iets in waaruit kan volgen dat die verzending ingevolge het derde lid van art. 588a Sv achterwege kon blijven. Daarom had het hof ervan blijk moeten geven te hebben onderzocht of er reden was het onderzoek ter terechtzitting te schorsen teneinde de verdachte in de gelegenheid te stellen alsnog bij het onderzoek ter terechtzitting tegenwoordig te zijn. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 26 januari 2017 geeft weliswaar blijk van een onderzoek naar de betekening van de appeldagvaarding, maar daarbij heeft het hof kennelijk geen acht geslagen op het laatste door de verdachte opgegeven adres en de uit art. 588a Sv voortvloeiende consequenties daarvan. Dat verzuim leidt tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak.3.
3.8.
Het middel is terecht voorgesteld.
4. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 28‑08‑2018
Vgl. HR 27 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX4736, NJ 2012, 695, rov. 2.6 en HR 19 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3210, rov. 2.4.