Destijds GBA.
HR, 19-12-2017, nr. 16/02589
ECLI:NL:HR:2017:3210
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19-12-2017
- Zaaknummer
16/02589
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2017:3210, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑12‑2017; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:1151, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2017:1151, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑07‑2017
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:3210, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2018-0016
Uitspraak 19‑12‑2017
Inhoudsindicatie
Aanwezigheidsrecht, art. 588a.1.c Sv De vermelding van het adres in de schriftelijke bijzondere volmacht kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan als de opgave door verdachte van een adres i.d.z.v. art. 588a.1.c Sv waaraan mededelingen over de strafzaak kunnen worden toegezonden. De stukken van het geding houden niet iets in waaruit kan volgen dat de verzending van een afschrift van de appeldagvaarding aan dit adres ex art. 588a.3 Sv achterwege kon blijven. Daarom had het Hof ervan blijk moeten geven te hebben onderzocht of er reden was het onderzoek ttz. te schorsen teneinde verdachte in de gelegenheid te stellen alsnog bij het onderzoek ttz. tegenwoordig te zijn. Van een zodanig onderzoek blijkt niet. Dat verzuim leidt tot nietigheid van het onderzoek ttz. in h.b. en de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak (vgl. ECLI:NL:HR:2012:BX4736).
Partij(en)
19 december 2017
Strafkamer
nr. S 16/02589
CB/KD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 18 december 2015, nummer 23/001625-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.J. Baumgardt, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte verstek heeft verleend tegen de niet-verschenen verdachte en ten onrechte de behandeling van de zaak niet heeft geschorst teneinde de zaak pas in behandeling te nemen nadat een afschrift van de appeldagvaarding is verzonden naar het door de verdachte opgegeven adres [a-straat 1] te [woonplaats].
2.2.1.
De verdachte is door de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlemmermeer, bij vonnis van 3 april 2015 ter zake van "Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod" veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Het Hof heeft bij zijn bij verstek gewezen arrest de verdachte op de voet van art. 416, tweede lid, Sv niet-ontvankelijk verklaard in het tegen voormeld vonnis ingestelde hoger beroep.
2.2.2.
De voor de beoordeling van het middel van belang zijnde stukken zijn weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4 onder (i) tot en met (vi). Deze stukken houden - kort samengevat - het volgende in:
- het vonnis van de Rechtbank vermeldt het adres [a-straat 1] te [woonplaats] als de feitelijke verblijfplaats van de verdachte;
- het bij de appelakte van 16 april 2015 gevoegde - door de griffier als schriftelijke bijzondere volmacht als bedoeld in art. 450, eerste lid onder a, Sv aangemerkte - faxbericht van 16 april 2015 van de raadsman van de verdachte vermeldt als adres voor de ontvangst van een afschrift van de appeldagvaarding het adres [a-straat 1] te [woonplaats].
2.2.3.
Uit de stukken van het geding kan niet blijken dat een afschrift van de appeldagvaarding aan het adres [a-straat 1] te [woonplaats] is toegezonden, zodat ervan moet worden uitgegaan dat dit niet is geschied.
2.3.
De vermelding van het adres [a-straat 1] te [woonplaats] in de bij de appelakte gevoegde schriftelijke bijzondere volmacht kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan als de opgave van een adres in de zin van art. 588a, eerste lid aanhef onder c, Sv waaraan mededelingen over de strafzaak kunnen worden toegezonden.
2.4.
De stukken van het geding houden niet iets in waaruit kan volgen dat de verzending van een afschrift van de appeldagvaarding aan dit adres ingevolge het derde lid van art. 588a Sv achterwege kon blijven. Daarom had het Hof ervan blijk moeten geven te hebben onderzocht of er reden was het onderzoek ter terechtzitting te schorsen teneinde de verdachte in de gelegenheid te stellen alsnog bij het onderzoek op de terechtzitting tegenwoordig te zijn. Van een zodanig onderzoek blijkt niet. Dat verzuim leidt tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak.
(Vgl. HR 27 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX4736, NJ 2012/695.)
2.5.
Het middel is gegrond.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4 Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 december 2017.
Conclusie 11‑07‑2017
Inhoudsindicatie
Aanwezigheidsrecht, art. 588a.1.c Sv De vermelding van het adres in de schriftelijke bijzondere volmacht kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan als de opgave door verdachte van een adres i.d.z.v. art. 588a.1.c Sv waaraan mededelingen over de strafzaak kunnen worden toegezonden. De stukken van het geding houden niet iets in waaruit kan volgen dat de verzending van een afschrift van de appeldagvaarding aan dit adres ex art. 588a.3 Sv achterwege kon blijven. Daarom had het Hof ervan blijk moeten geven te hebben onderzocht of er reden was het onderzoek ttz. te schorsen teneinde verdachte in de gelegenheid te stellen alsnog bij het onderzoek ttz. tegenwoordig te zijn. Van een zodanig onderzoek blijkt niet. Dat verzuim leidt tot nietigheid van het onderzoek ttz. in h.b. en de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak (vgl. ECLI:NL:HR:2012:BX4736).
Nr. 16/02589 Zitting: 11 juli 2017 | Mr. A.E. Harteveld Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 18 december 2015 door het gerechtshof Amsterdam niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, heeft een middel van cassatie voorgesteld.
Het middel klaagt over de beslissing van het Hof tot het verlenen van verstek tegen de niet-verschenen verdachte.
Bij de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken bevinden zich:
(i) een ID-staat SKDB van 18 februari 2015, inhoudende dat de verdachte niet staat ingeschreven de BRP1.;
(ii) een akte rechtsmiddel inhoudende dat op 16 april 2015 namens de verdachte hoger beroep is ingesteld tegen het door de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, op 20 maart 2015 gewezen vonnis;
(iii) een aan de onder (ii) genoemde akte rechtsmiddel gehechte2.volmacht ex art. 450, derde lid, Sv inhoudende een namens de verdachte opgegeven adres ten behoeve van de ontvangst van een afschrift van de dagvaarding/oproeping: [a-straat 1], [...] te [woonplaats];
(iv) een aan het dubbel van de appeldagvaarding gehechte akte van uitreiking, inhoudende dat die dagvaarding op 18 november 2015, na vergeefse aanbieding op het adres [b-straat 1], [...] te [woonplaats], is uitgereikt aan de griffier van de rechtbank [woonplaats] en dat een afschrift van de appeldagvaarding is verzonden aan dat adres;
(v) een dubbel van de appeldagvaarding gericht aan het adres [c-straat 1] te Curaçao3.;
(vi) een ID-staat SKDB van 18 november 2015, inhoudende dat de verdachte vanaf 13 december 2014 staat ingeschreven op het adres [b-straat 1], [...] te [woonplaats];
(vii) het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 18 december 2015 houdt in:
"De verdachte, gedagvaard als [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
adres: [b-straat 1], [...] [woonplaats].
is niet verschenen.
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. N. Claassen (waarnemer van mr: G.R. Stolk), advocaat te Schiedam, die desgevraagd verklaart door de verdachte niet uitdrukkelijk te zijn gemachtigd als advocaat de verdachte te verdedigen.
(…)
De voorzitter deelt mee dat de oproeping van de verdachte op juiste wijze is geschied.
(…)
De voorzitter deelt voorts als beslissing van het hof mede dat, nu er in de middag een mogelijkheid is om de zaak in een andere samenstelling te behandelen, het onderzoek ter terechtzitting zal worden onderbroken tot de terechtzitting van 18 december 2015 te 14.25 uur.
Het onderbroken onderzoek wordt op 18 december 2015 te 14.25 uur hervat.
(…)
De verdachte en zijn raadsman zijn niet ter terechtzitting verschenen.4.
De voorzitter deelt mee dat er geen schriftuur is ingediend.
De advocaat-generaal vordert dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep.
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mee terstond mondeling arrest te zullen wijzen.
De voorzitter spreekt het arrest uit ter openbare terechtzitting.
(…)"
(viii) het bij verstek gewezen arrest van het gerechtshof Amsterdam van 18 december 2015 houdt in:
"(…)
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
Nu de verdachte niet ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen, door of namens de verdachte geen schriftuur houdende grieven is ingediend, mondeling geen bezwaren tegen het vonnis zijn opgegeven en ook overigens met is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig onderzoek van de zaak, zal de verdachte gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk worden verklaard in het ingestelde hoger beroep.
Beslissing
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
(…)"
5. Art. 588a, eerste lid aanhef en onder c, Sv luidt:
"1. In de navolgende gevallen wordt een afschrift van de dagvaarding of oproeping van de verdachte om op de terechtzitting of nadere terechtzitting te verschijnen toegezonden aan het laatste door de verdachte opgegeven adres:(...)c. indien door of namens de verdachte bij het instellen van een gewoon rechtsmiddel in de betrokken zaak een adres in Nederland is opgegeven waaraan mededelingen over de strafzaak kunnen worden toegezonden.(...)"
6. De uitdrukkelijke vermelding van het adres [a-straat], [...] te [woonplaats] in de volmacht tot het instellen van hoger beroep als adres waaraan een afschrift van de dagvaarding dan wel oproeping kan worden verstuurd5., kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan als de opgave van een adres in de zin van art. 588a, eerste lid aanhef en onder c, Sv waaraan mededelingen over de strafzaak kunnen worden toegezonden.
7. Uit de omstandigheid dat in het kader van de betekening van de appeldagvaarding bekend is geworden dat de verdachte - met terugwerkende kracht vanaf 13 december 2014 - op een GBA-adres bleek te zijn ingeschreven, kon het Hof niet zonder meer afleiden dat de verdachte het adres [a-straat], [...] te [woonplaats] niet wenste te handhaven als adres waar hij een afschrift van de appeldagvaarding wenste te ontvangen.
8. Uit de stukken van het geding kan niet blijken dat een afschrift van de appeldagvaarding aan dit adres is toegezonden, zodat ervan moet worden uitgegaan dat dit niet is geschied. Evenmin houden de stukken iets in waaruit kan volgen dat die verzending ingevolge het derde lid van art. 588a Sv achterwege kon blijven. Daarom had het Hof ervan blijk moeten geven te hebben onderzocht of er reden was het onderzoek ter terechtzitting te schorsen teneinde de verdachte in de gelegenheid te stellen alsnog bij het onderzoek op de terechtzitting tegenwoordig te zijn. Van een zodanig onderzoek blijkt niet. Dat verzuim leidt tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak.6.
9. Het middel is terecht voorgesteld.
10. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Amsterdam opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 11‑07‑2017
De volmacht is niet fysiek gehecht aan de akte rechtsmiddel, maar bevond zich ergens anders tussen de dossierstukken. Dat is ook waarschijnlijk de reden dat het middel hierover niet rept.
Het adres dat is vermeld op de akte rechtsmiddel. Ik heb niet een stuk kunnen vinden waaruit blijkt dat en hoe deze dagvaarding is verstuurd.
Uit een brief van mr. Claassen blijkt dat nu hij niet is gemachtigd, hij na hervatting niet ter zitting zal verschijnen.
Een geval als in HR 13 januari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG4240, NJ 2009/59 waarin het adres opgegeven in de akte hoger beroep als achterhaald werd aangemerkt, doet zich hier niet voor.
Vgl. HR 27 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX4736, NJ 2012/695.