Einde inhoudsopgave
Het voorlopig getuigenverhoor (BPP nr. XVII) 2015/3
3 Uitgangspunt 2: streven naar efficiency
Mr. E.F. Groot, datum 01-01-2015
- Datum
01-01-2015
- Auteur
Mr. E.F. Groot
- JCDI
JCDI:ADS453395:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Voetnoten
Voetnoten
PG Herziening Rv 2002, p. 6-8. Zie ook Kamerstukken II 2011-12, 33 079, nr. 3, p. 1-2 (MvT) waaruit blijkt dat de minister veel belang hecht aan een tijdige opheldering van feiten ten behoeve van een efficiënte waarheidsvinding en een goede voorbereiding van de procedure.
Van den Reek 1997, nr. 1 en de daar genoemde literatuur. De duur van procedures is echter al veel langer een punt van zorg. Zo staat in Caroli 1907, p. 25: “Mijn overtuiging is deze, dat niets zoo geschikt is om de rust en het karakter van den mensch te ondermijnen, dan een geding dat geen einde wil nemen. (…) De rechterlijke uitspraak, goed of slecht, werkt ontspannend, zelfs op hem die verliest. Haar in den kortst mogelijken tijd te geven, is een onafwijsbare plicht van den Staat.” Zie ook p. 10 en 48; Staatscommissie Dorhout Mees 1948, p. 135. In Caroli 1907, p. 51 wordt ook een grotere invloed van de rechter op de leiding van het geding bepleit. Zie ook Staatscommissie Dorhout Mees 1948, p. 143-144.
PG Herziening Rv 2002, p. 6.
PG Herziening Rv 2002, p. 280.
Het tweede uitgangspunt van de wetgever in 2002 was het streven naar meer efficiency.1 Vanaf begin jaren ’90 van de vorige eeuw is bij de feitenvinding het accent komen te liggen op de vraag “hoe het proces van feitenvinding eenvoudiger, efficiënter, sneller en goedkoper” kon worden gemaakt.2 De wetgever constateert: “In brede kring binnen de rechterlijke macht, de advocatuur en andere betrokkenen bestaat consensus over de behoefte aan en de noodzaak van een snellere en efficiëntere rechtsgang in civiele zaken”.3 Meer efficiency wordt bereikt als de partijen en – tijdens de procedure – ook de rechter in een zo vroeg mogelijk stadium een zo compleet mogelijk beeld van de feiten krijgen. Een realistische kijk op de feiten, en daarmee op de kansen in een procedure, kan leiden tot het verhogen van de kans op een schikking en een beperking van het debat.4