Ik heb een aantal evidente verschrijvingen hersteld.
HR, 07-11-2017, nr. 16/01246
ECLI:NL:HR:2017:2815
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
07-11-2017
- Zaaknummer
16/01246
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2017:2815, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑11‑2017; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:1137, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2017:1137, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑08‑2017
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:2815, Gevolgd
- Vindplaatsen
EeR 2017, afl. 6, p. 258
SR-Updates.nl 2017-0450
Uitspraak 07‑11‑2017
Inhoudsindicatie
Medeplegen van voorbereidingshandelingen a.b.i. art. 10a Opiumwet (voorhanden hebben van stoffen waaruit cocaïne kan worden vervaardigd). Kan door politie uitgevoerde eerste indicatieve test voor het bewijs worden gebruikt? Op gronden die zijn vermeld in de CAG, is zonder nadere motivering die ontbreekt, het gebruik voor het bewijs van het p-v van politie v.zv. dat betrekking heeft op de testuitslag van de bemonstering van de schep, niet begrijpelijk. CAG: Hof heeft dit b.m. gebezigd kennelijk om de stelling te weerleggen dat de aangetroffen grote hoeveelheden stoffen volledig onschuldig zijn. Omdat er op een schep cocaïne is aangetroffen, zijn de stoffen aan te merken als versnijdingsmiddelen die passen bij de tlgd. voorbereidingshandelingen. Het gebruik van de eerste politietest op de aanwezigheid van verdovende middelen is op zichzelf genomen niet in strijd met het recht. I.c. gaf eerste indicatieve test een positieve reactie op cocaïne maar gaven tweede indicatieve test en derde test door NFI een negatieve uitslag op cocaïne. Samenhang met 16/01371.
Partij(en)
7 november 2017
Strafkamer
nr. S 16/01246
AGE/JHO
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 21 januari 2016, nummer 22/005639-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.J. Baumgardt, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel klaagt over de motivering van de bewezenverklaring, in het bijzonder over het bezigen van het in de bewijsmotivering onder 11 opgenomen bewijsmiddel.
2.2.
Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4 tot en met 15, is zonder nadere motivering die ontbreekt, het gebruik van dit bewijsmiddel voor zover dat betrekking heeft op de testuitslag van de bemonstering van de schep, niet begrijpelijk.
2.3.
Het middel klaagt daarover terecht.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 november 2017.
Conclusie 29‑08‑2017
Inhoudsindicatie
Medeplegen van voorbereidingshandelingen a.b.i. art. 10a Opiumwet (voorhanden hebben van stoffen waaruit cocaïne kan worden vervaardigd). Kan door politie uitgevoerde eerste indicatieve test voor het bewijs worden gebruikt? Op gronden die zijn vermeld in de CAG, is zonder nadere motivering die ontbreekt, het gebruik voor het bewijs van het p-v van politie v.zv. dat betrekking heeft op de testuitslag van de bemonstering van de schep, niet begrijpelijk. CAG: Hof heeft dit b.m. gebezigd kennelijk om de stelling te weerleggen dat de aangetroffen grote hoeveelheden stoffen volledig onschuldig zijn. Omdat er op een schep cocaïne is aangetroffen, zijn de stoffen aan te merken als versnijdingsmiddelen die passen bij de tlgd. voorbereidingshandelingen. Het gebruik van de eerste politietest op de aanwezigheid van verdovende middelen is op zichzelf genomen niet in strijd met het recht. I.c. gaf eerste indicatieve test een positieve reactie op cocaïne maar gaven tweede indicatieve test en derde test door NFI een negatieve uitslag op cocaïne. Samenhang met 16/01371.
Nr. 16/01246 Zitting: 29 augustus 2017 (bij vervroeging) | Mr. P.C. Vegter Conclusie inzake: [verdachte] |
1. De verdachte is bij arrest van 21 januari 2016 door het hof Den Haag wegens “medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, [lees: door; PV]
- zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten [lees: te; PV] verschaffen
- stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit”,
veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis, alsmede tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren.
2. Er bestaat samenhang met de zaak 16/01371. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
3. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, heeft drie middelen van cassatie voorgesteld.
4. Het hof heeft ten laste van verdachte bewezen verklaard dat:
“hij omstreeks 17 juli 2013 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van een hoeveelheid van een materiaal, zijnde een materiaal vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen:- heeft getracht zich en een of meer anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) te verschaffen en
- telkens voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad waarvan hij en zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers hebben verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s),
- op 17 juli 2013 vier (bruine kartonnen) vaten met daarin ongeveer 100 kilogram van het versnijdingsmiddel benzocaïne verstrekt aan (een van) verdachtes mededader(s); en
- de voornoemde vaten benzocaïne overgeladen in zijn auto; en
- de voornoemde vaten benzocaïne in zijn auto vervoerd; en
- (telefonisch) instructies ontvangen en/of gekregen en/of gegeven en/of laten geven met betrekking tot de voornoemde vaten benzocaïne; en
- (telefonisch) contacten onderhouden met een of meer mededader(s) met betrekking tot de voornoemde vaten benzocaïne; en/of
- (grote) hoeveelheden van de versnijdingsmiddelen caffeïne en/of manitol en/of inositol van in totaal ongeveer 315 kilogram aanwezig heeft gehad in het pand aan de [a-straat 1] te Zaandam; en/of
- persen en/of mallen en/of verpakkingsmaterialen aanwezig heeft gehad in het pand aan de [a-straat 1] te Zaandam.”
5. Het bestreden arrest bevat de volgende overweging met betrekking tot de bewijsvoering:
“Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.”
6. De aanvulling op het bestreden arrest bevat de volgende bewijsmiddelen1.:
“1.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 juli 2013 van het Korps landelijke politiediensten met nr. PL26WF-2013032674-9, 3. Zaaksdossier DUCATO. Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (blz. 102 e.v.):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Op woensdag 17 juli 2013 hebben wij, verbalisanten, de verdachte [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum] 1980, aangehouden. Op het moment van aanhouding was genoemde verdachte als bestuurder aanwezig in een motorvoertuig van het fabrieksmerk: Peugeot, type: Partner, kleur: grijs, gekentekend: [AA-00-AA] .
In de laadruimte van genoemd motorvoertuig troffen wij, verbalisanten, een viertal ronde vaten aan. Deze vaten waren verborgen onder een zwart gekleurde hoes. Na onderzoek van deze vaten hebben wij, verbalisanten, vastgesteld dat deze vaten waren voorzien van het navolgende opschrift:
BENZOCAÏNE
NETT WEIGHT: 25 KG
Deze vier vaten zijn ter plaatse in beslag genomen.
2.
Een proces-verbaal van forensische opsporing d.d. 25 juli 2013 van de Landelijke Eenheid met nr. 30-400856, 3. Zaaksdossier DUCATO. Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (blz. 147 e.v.):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Op donderdag 15 juli 2013 hebben wij een in het sporenoverzicht vermelde partij ontvangen.
Sporenoverzicht:
SIN | IBN code | Omschrijving | Aangetroffen | Uitslag |
AAGG3313NL#1 | AAGG3313NL | Wit poedervormig materiaal van ca. 27800 gram bruto/25100 gram netto | Op 17 juli 2013 in voertuig ( [AA-00-AA] ) van verdachte te Zaandam | Benzocaïne |
AADN5100NL | Monstername wit poedervormig materiaal van ca. 2,55 gram netto | AAGG3313NL#1 | ||
AAGG3313NL#2 | AAGG3313NL | Wit poedervormig materiaal van ca. 27800 gram bruto/25100 netto | Op 17 juli 2013 in voertuig ( [AA-00-AA] ) van verdachte te Zaandam | Benzocaïne |
AADN5102NL | Monstername wit poedervormig materiaal van ca. 2,90 gram netto | AAGG3313NL#2 | ||
AAGG3313NL#3 | AAGG3313NL | Wit poedervormig materiaal van ca. 27800 gram bruto/25100 netto | Op 17 juli 2013 in voertuig ( [AA-00-AA] ) van verdachte te Zaandam | Benzocaïne |
AADN5101NL | Monstername wit poedervormig materiaal van ca. 3,23 gram netto | AAGG3313NL#3 | ||
AAGG3313NL#4 | AAGG3313NL | Wit poedervormig materiaal van ca. 27800 gram bruto/25100 netto | Op 17 juli 2013 in voertuig ( [AA-00-AA] ) van verdachte te Zaandam | Benzocaïne |
AADN5103NL | Monstername wit poedervormig materiaal van ca. 4,45 gram netto | AAGG3313NL#4 |
Er werd een positieve indicatie verkregen op de aanwezigheid van in totaal ca. 100.400 gram netto aan benzocaïne. Ambtshalve is ons bekend dat benzocaïne gebruikt wordt als versnijdingsmiddel voor cocaïne.
3.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 juli 2013 van het Korps landelijke politiediensten met nr. 30396178, 3. Zaaksdossier DUCATO. Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergeven – (blz. 64 e.v.):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Uit mijn expertise op het gebied van drugs, kan ik antwoorden dat in relatie met drugs benzocaïne bekend is als een versnijdingsmiddel voor cocaïne. Ambtshalve is bekend dat criminelen voor het versnijden van de cocaïne grote hoeveelheden benzocaïne aanschaffen.
4.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 juli 2013 van het Korps landelijke politiediensten met nr. 130717.N93. Ducato, 3. Zaaksdossier DUCATO. Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (blz. 92 e.v.):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Observatie gelegen tussen woensdag 17 juli 2013 13.00 uur en woensdag 17 juli 2013 17.40 uur.
14.30
In opdracht van het tactisch team wordt de observatie verplaatst naar de omgeving [c-straat] te Katwijk.
15.10
Ik zag dat in perceel [d-straat 1] een bedrijf was gevestigd met de naam [B] .
15.29
Ik zag dat ter hoogte van het bedrijfspand een personenauto voorzien van kenteken [BB-00-BB] geparkeerd stond.
16.17
Ik zag dat er op de achterbank van de [BB-00-BB] vier bruine ronde vaten stonden.
16.23
Ik zag dat een persoon uit het bedrijfspand kwam NN2.
16.25
Ik zag dat NN2 een mobiele telefoon tegen zijn hoofd hield en kennelijk een telefoongesprek voerde.
16.30
Ik zag dat een bedrijfsauto voorzien van het kenteken [AA-00-AA] stopte ter hoogte van het bedrijfspand. De bestuurder en enig inzittende van [AA-00-AA] wordt aangeduid als NN4.
16.32
Uit het bedrijfspand komt een persoon NN5.
16.33
Ik zag dat NN5 uit de [BB-00-BB] de vier bruine ronde vaten pakte en deze overhandigde aan NN4. Ik zag dat NN4 de bruine ronde vaten achter in de [AA-00-AA] zette.
16.48
Ik zag dat NN4 als bestuurder en enig inzittende instapte in de [AA-00-AA] en vertrok.
5.
Een algemeen proces-verbaal d.d. 4 november 2013 van de Landelijke Eenheid met nr. 30402795, 3. Zaaksdossier DUCATO. Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (blz. 1 e.v.):
als relaas van opsporingsambtenaar blz. 3. 16:
Herkenning NN2, NN4
Door het observatieteam waren foto’s gemaakt. De personen op deze foto’s zijn aangeduid als NN. Op de foto’s die bij het proces-verbaal van het observatieteam zijn gevoegd herkende ik, verbalisant, aan de hand van de inmiddels beschikbare en later in de loop van het onderzoek beschikbaar gekomen onderzoeksresultaten waaronder SKDB staten en pasfoto’s de volgende personen:
NN2 is genaamd [betrokkene 1] ;
NN4 is genaamd [medeverdachte] .
6.
Een proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 24 juli 2013 van de Landelijke Eenheid Dienst Infra met nr. 30400046, 2.4. Persoonsdossier [betrokkene 1] . Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (blz. 28):
als de op 24 juli 2013 afgelegde verklaring van [betrokkene 1] :
Ze zouden het spul, benzocaïne, bij mij komen ophalen. Ze wilden 100 kilo. Ik heb contact gehad met de opdrachtgever. Die hebben mij rond half 5 gebeld en ik heb verteld dat het spul achterin de auto lag. Later is hij aan komen rijden en ik heb gezegd dat hij het uit de auto kon pakken.
7.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 juli 2013 van de Landelijke Eenheid Dienst Infrastructuur met nr. 30395904, 2.1. Persoonsdossier [medeverdachte] . Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (blz. 1.18 e.v):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op woensdag 17 juli 2013 bracht ik samen met een collega de aangehouden verdachte [medeverdachte] , geboren [geboortedatum] 1980, over van de plaats van aanhouding Zaandam naar het politiebureau te Zwolle. Voor het overbrengen hadden wij de verdachte gewezen op de cautie en dat wat hij ons zou vertellen vastgelegd zou worden in een proces-verbaal.
Bij aankomst in de cellengang van het politiebureau te Zwolle hoorde ik dat de verdachte gevraagd werd wie er gebeld moest worden als hij ziek werd. De verdachte gaf als antwoord [verdachte] telefoonnummer 06- [0001] . Bij de fouillering werd een metalen bankpashouder aangetroffen, hierin zat onder meer een bankpas van de ABN AMRO op naam van [verdachte] .
8.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 juli 2013 van de Landelijke Eenheid met nr. 30396963, 2.2. Persoonsdossier [verdachte] . Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (blz. 2.38 e.v.):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op 17 juli 2013 werden in het kader van onderzoek Ducato telefoongesprekken afgeluisterd en opgenomen van de gebruiker van het telefoonnummer [0002] . Op 17 juli 2013 vonden er via dit nummer gesprekken plaats met het telefoonnummer [0001] . De gebruiker van dit nummer noemde zich [verdachte] .
Vaststelling identiteit gebruiker [0001] .
Via de zoekmachine Google zocht ik op het internet naar een mogelijke gebruiker van dit telefoonnummer. Dit nummer stond vermeld in een topic op een internetforum. Het onderschrift luidde:
+ [0001] ( [verdachte] )
www. [A] .nl
Naar aanleiding hiervan raadpleegde ik het register van de Kamer van Koophandel op het bedrijf [A] , hieruit bleek dat dit bedrijf werd bestuurd door [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1980, wonende te [...] Zaandam.
9.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 juli 2013 van de Landelijke Eenheid met nr. 30396957, 5. IBN Dossier Ducato. Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (blz. 61 e.v.):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op vrijdag 16 juli 2013 werd er in de woning gelegen aan [b-straat 1] , [...] te Zaandam ter inbeslagname een onderzoek ingesteld.
Onderzoek Volkswagen Lupo [CC-00-CC]
Het voertuig welke geparkeerd stond op de openbare weg voorzien van het Nederlandse kenteken [CC-00-CC] werd doorzocht en het volgende werd aangetroffen en inbeslaggenomen.
- Een blauwe Ikea tas met daarin de volgende goederen, vindplaats achterbak.
o Sealmachine;
o Blauwe stoffer en blik;
o Twee rode plastic scheppen;
o Eén gele trechter;
o Plastic tas met daarin bedrukte stickervellen voorzien van adres in Engeland;
o Plastic tas met daarin sealzakken/vellen;
o Eén rol doorzichtig folie.
10.
Een proces-verbaal van inbeslagname d.d. 26 augustus 2013 van het Korps landelijke politiediensten met nr. PL26S0-2013034714-2, 5. IBN Dossier Ducato. Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (blz. 65):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Aangetroffen in personenauto (VW lupo) met kenteken [CC-00-CC] .
Eigenaar: [verdachte] , [b-straat 1] , te Zaandam.
11.
Een proces-verbaal d.d. 29 augustus 2013 van de Politie Noord-Holland met nr. PL11CR-2013045998, 3. Zaaksdossier Ducato. Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (blz. 125 e.v.):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op vrijdag 19 juli werd door verbalisant onderzoek ingesteld in verband met een vermoedelijke overtreding van de Opiumwet. In dat kader vond een doorzoeking plaats in het perceel [a-straat 1] te Zaandam. Hierbij zijn de volgende supplementen aangetroffen:
- Manitol: 50 kilo.
- Cafeïne: 50 kilo.
- Inositol: 50 kilo.
Stoffen als heroïne en cocaïne worden zelden in zuivere vorm verkocht, aan de werkzame stof worden stoffen toegevoegd, versnijdingsmiddelen, waardoor het gewicht toeneemt en daardoor de winst. De bovenomschreven stoffen zijn bekende versnijdingsmiddelen voor middelen voorkomende op de lijst I van de Opiumwet.
In het perceel werden diverse persen en (vinger)mallen aangetroffen. Deze worden vaak gebruikt voor het samenpersen van al dan niet versneden middelen voorkomende op lijst I en/of II van de Opiumwet. In diverse verdovende middelen onderzoeken zijn vergelijkbare persen en mallen aangetroffen.
Op pagina 141 van dit bewijsmiddel.
Onderzoek aan aangetroffen goederen in auto voorzien van kenteken [CC-00-CC] :
In genoemde auto werd een Ikea tas aangetroffen. Op alle aangetroffen goederen waren sporen van wit poeder zichtbaar. Door mij verbalisant zijn van de volgende artikelen sporen afgenomen en getest op de aanwezigheid van middelen voorkomende op lijst I van de Opiumwet:
- Schep (gutter getter).
Door mij zijn de goederen bemonsterd door middel van cocaine trace Wipe. De test op de schep gaf een positieve reactie op cocaïne, zijnde een stof die vermeld is op lijst I van de Opiumwet.
Vermoedelijk is de schep gebruikt bij het vermengen van cocaïne met versnijdingsmiddel. De andere goederen zijn vermoedelijk gebruikt om het versnijdingsmiddel te wegen.
12.
De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 10 december 2015 verklaard – zakelijk weergegeven –:
De winkel in Zaandam is een groothandel voor voedingssupplementen. Ik viel daar wel eens in voor [medeverdachte] . Op enig moment ben ik gebeld door [betrokkene 1] met de mededeling dat de benzocaïne binnen was. [medeverdachte] vertelde mij dat hij iets ging halen. Ik was niet echt verbaasd dat ik door [betrokkene 1] gebeld werd ook al wist ik er niets vanaf. Volgens mij had [betrokkene 1] geen nummer van [medeverdachte] .
[medeverdachte] zou het allemaal ophalen. Maar omdat [betrokkene 1] alleen mijn nummer heeft en niet dat van [medeverdachte] , heeft hij mij gebeld, zodat ik [medeverdachte] weer kon bellen. Ik denk namelijk dat [betrokkene 1] wel weet dat ik het nummer van [medeverdachte] heb. Ik heb alleen [medeverdachte] gebeld.
Ik ben eerder bevraagd over een blauwe Ikea tas. Op enig moment is [medeverdachte] aangehouden. Door zijn aanhouding bestond de kans dat de winkel dicht zou moeten. In de winkel stond nog een blauwe Ikea tas, ik heb deze tas voor de zekerheid meegenomen, omdat als de winkel dicht was we niet meer bij die tas zouden kunnen komen. De reden dat in mijn woning de administratie van de smartshop is aangetroffen, is omdat ik eenmaal eerder de omzetbelasting voor de winkel heb gedaan. Ik had ook een sleutel van de winkel en een afstandsbediening van het hek van de winkel.Ik was in de winkel en [medeverdachte] was niet teruggekomen van het ophalen van de spullen waarover [betrokkene 1] had gebeld. Ik heb toen [betrokkene 1] gebeld en gevraagd of hij [medeverdachte] nog had gezien. Vervolgens heb ik het broertje van [medeverdachte] gebeld en hij meldde mij dat [medeverdachte] door de politie was aangehouden.
Ik heb de winkel afgesloten omdat [medeverdachte] was aangehouden. Ik had de sleutel. Ik ben de tas gaan halen. Ik wist niet wat er in de tas zat.”
7. De aanvulling op het bestreden arrest bevat de volgende nadere overweging met betrekking tot de bewijsvoering:
“Op grond van alle bovengenoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof tevens van oordeel dat de verdachte nauw en bewust met de medeverdachte heeft samengewerkt, dat de bewezenverklaarde gedragingen van de verdachte en de medeverdachte strekten ter voorbereiding van handelingen verboden in artikel 2 onder B en/of D van de Opiumwet en dat hij daaraan willens en wetens een bijdrage heeft geleverd.”
8. Het eerste middel komt op tegen de motivering van de bewezenverklaring. De pijlen zijn gericht op de (begrijpelijkheid van de) motivering van de bewezen wetenschap omtrent de bestemming van de aangetroffen goederen en stoffen. Voorts wordt het middel in de sleutel van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt gezet inhoudende dat “het hof ten onrechte niet [heeft] gerespondeerd op het in hoger beroep uitdrukkelijk gevoerde verweer/naar voren gebrachte standpunt, waarin is aangevoerd dat in een proces-verbaal ten onrechte is gerelateerd dat op een in beslag genomen voorwerp (schep) sporen van cocaïne zijn aangetroffen, terwijl uit het rapport van het NFI blijkt dat dit onjuist is”.
9. Met het “proces-verbaal [waarin] ten onrechte is gerelateerd dat op een in beslag genomen voorwerp (schep) sporen van cocaïne zijn aangetroffen” doelt de steller van het middel op het proces-verbaal van de Politie Noord-Holland d.d. 29 augustus 2013 met nr. PL11CR-2013045998, 3 (bewijsmiddel 11, zoals weergegeven onder punt 6). Uit dit proces-verbaal blijkt dat een opsporingsambtenaar één in beslag genomen schep, die werd aangetroffen in de blauwe Ikea tas (die zich in de Volkswagen Lupo met kenteken [CC-00-CC] bevond)2., heeft bemonsterd door middel van ‘Cocaine Trace Wipe’ en dat deze test een positieve reactie gaf op cocaïne.
10. Bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevindt zich een proces-verbaal van het Korps landelijke politiediensten d.d. 10 september 2013 betreffende “onderzoek aan twee rode plastic scheppen met witte aanslag”3.:
“Op dinsdag 10 september 2013 hebben wij uit handen van de beslagbeheerder van de Landelijke Eenheid de in het sporenoverzicht vermelde verpakkingseenheid ontvangen. Hierbij hebben wij de aangeleverde verpakkingseenheid ter identificatie onderworpen aan een forensisch technisch onderzoek. De verpakkingseenheid bleek te bestaan uit twee rode plastic scheppen welke beiden besmeurd waren met witte aanslag. Een groot deel van de aanslag werd door mij, eerste verbalisant, van de scheppen verwijderd en veiliggesteld voor verder onderzoek.
(…)
Een monster uit de veiliggestelde monsters werd getest met de ODV Narcotest nummer 13. Deze reageert door middel van een chemische kleurreactie (blauwkleurig) op de aanwezigheid van cocaïne. Bij het breken van de tweede ampul van deze tekst bleek de blauwe kleurindicatie te verdwijnen, hetgeen inhoudt dat de uitgevoerde test “vals positief” is. Het is mij bekend dat dit kan komen door de stof “lidocaïne”.
Als een dergelijk monster met lidocaïne wordt getest met de Narcotest cocaine-swap zal deze echter een positieve uitslag op cocaïne opleveren. Indien de blauwe kleurreactie van deze test echter wordt bedruppeld met water zal de blauwe aanslag eveneens verdwijnen en een “vals positieve” uitslag genereren.
De genomen monsters werden eveneens indicatief getest met de “Termo scientific TRUNARC”, hieruit bleek dat de inhoud bestond uit de stoffen: lidocaïne, cafeïne en phenacetin.
(…)
SIN | IBN code | Omschrijving | Aangetroffen | Uitslag |
AAEF6644NL | 457666 | Rode plastic schep met restanten wit poeder | Verdachte [verdachte] | |
AADN5118NL | Monstername wit poedervormig materiaal van 0,4 gram netto | Schep AAEF6644NL | Lidocaïne, cafeïne en phenacetin | |
AAEF6645NL | 457666 | Rode plastic schep met restanten wit poeder | Verdachte [verdachte] | |
AADN5117NL | Monstername wit poedervormig materiaal van 0,1 gram netto | Schep AAEF6645NL | Lidocaïne enphenacetin |
Conclusie:
Er werd een positieve indicatie verkregen op de aanwezigheid van in totaal 0,5 gram netto aan de stoffen lidocaïne, cafeïne en phenacetin.”
11. Het zich bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevindende NFI-rapport waar de steller van het middel op doelt , is het NFI-rapport van ing. A.G.A. Sprong d.d. 20 september 20134.:
“Resultaten en conclusie(…)
Kenmerk | Omschrijving | Conclusie |
AADN5117NL | Monster crèmekleurig poeder | Negatief (bevat fenacetine, lidocaïne en lage concentraties coffeïne en benzocaïne) |
AADN5118NL | Monster crèmekleurig poeder | Negatief (bevat fenacetine, lidocaïne en lage concentraties coffeïne en benzocaïne)” |
12. De stand van zaken is als volgt: de eerste, indicatieve test, die is uitgevoerd op één van de scheppen die werden aangetroffen in de blauwe Ikea tas (die zich in de Volkswagen Lupo met kenteken [CC-00-CC] bevond), door een opsporingsambtenaar, gaf een positieve reactie op cocaïne, maar de tweede, indicatieve test, uitgevoerd op beide scheppen, door opsporingsambtenaren, genereerde een ‘vals positieve reactie’ – dus een negatieve uitslag – op cocaïne, en de derde test, ook uitgevoerd op beide scheppen, door het NFI, gaf eveneens een negatieve uitslag op cocaïne.
13. Uit het NFI-rapport blijkt, anders dan de steller van het middel betoogt, niet met zoveel woorden dat de (voorlopige) conclusie van de opsporingsambtenaar – dat zich cocaïne op de inbeslaggenomen schep bevond – onjuist is. Echter, uit het proces-verbaal van het Korps landelijke politiediensten volgt dat “als een monster met lidocaïne wordt getest met de Narcotest cocaine-swap, deze een positieve uitslag op cocaïne [zal] opleveren” en “indien de blauwe kleurreactie van deze test wordt bedruppeld met water, de blauwe uitslag eveneens [zal] verdwijnen en een ‘vals positieve uitslag’ [zal] genereren”. Niet is uitgesloten dat de test die wordt uitgevoerd middels Cocaine Trace Wipe ook een ‘vals positieve uitslag’ genereert.
14. Het bewijs dat een bepaalde stof een bij de Opiumwet verboden stof is, kan worden geleverd zonder dat de stof is onderworpen aan een test. In het verlengde daarvan ligt dat een door de politie uitgevoerde indicatieve test kan bijdragen aan het bewijs dat een stof een verboden stof is. Een onderzoek door een laboratorium is dus niet (steeds) vereist.5.Het gebruik van de eerste politietest op de aanwezigheid van verdovende middelen, zoals in de onderhavige zaak, is dus op zichzelf genomen niet in strijd met het recht.
15. Mij gaat het te ver om bewijsmiddel 11, voor zover daaruit kan worden afgeleid dat er cocaïne op schep zat, aan te merken als van ondergeschikt belang voor het bewijs, zodat verdachte geen belang heeft bij cassatie. Het gebruik van het resultaat van de eerste politietest als bewijsmiddel (11) voor de aanwezigheid van cocaïne op de schep in de onderhavige strafzaak, heeft de volgende betekenis. Het hof bezigt dit bewijsmiddel kennelijk om de stelling te weerleggen dat de aangetroffen grote hoeveelheden stoffen volledig onschuldig zijn, omdat ze niet onder de bij de Opiumwet behorende lijsten vallen. Omdat er op een schep cocaïne is aangetroffen, zijn de stoffen aan te merken als versnijdingsmiddelen die passen bij de ten laste gelegde voorbereidingshandelingen.
16. Het gebruik van bewijsmiddel 11 voor het bewijs is, voor zover daaruit kan worden afgeleid dat er cocaïne op een schep zat, onbegrijpelijk. Gelet op de rapportage van het NFI van 20 september 2013 en de rapportage met toelichting van de KLPD van 10 september 2013 kan in ieder geval zonder toelichting, die ontbreekt, het resultaat van de eerste politietest niet voor het bewijs worden gebruikt.
17. Het eerste middel slaagt.
18. Het tweede middel klaagt eveneens over de motivering van de bewezenverklaring. Nu het eerste middel slaagt, komt het mij voor dat het tweede middel geen bespreking behoeft. Mocht de Hoge Raad dat noodzakelijk achten, dan zal ik desverzocht aanvullend concluderen.
19. Het derde middel klaagt dat de redelijke termijn in de cassatiefase is overschreden omdat het hof de stukken van het geding te laat heeft ingezonden. Ook dit middel kan verder onbesproken worden gelaten, aangezien het eerste middel reeds slaagt.
20. Ambtshalve heb ik geen andere gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
21. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het hof, teneinde deze op het bestaande beroep opnieuw te berechten en af te doen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 29‑08‑2017
Het gaat dus om één van de twee scheppen die werden aangetroffen in de blauwe Ikea tas die zich in de Volkswagen Lupo met kenteken [CC-00-CC] bevond. Zie de kennisgeving van inbeslagneming met registratienummer PL26S0-2013034714-2 (blz. 05 064-065 van zaaksdossier Ducato). Onder volgnummer 2 heeft die tas daarin het goednummer PL2650-20230344714-457666. Het nummer van inbeslagneming (IBN) wordt vermeld in het nader te bespreken rapport van de KLPD van 10 september 2013. Daarin worden de scheppen onder twee nummers opgenomen, te weten: AAEF6644NL en AAEF6645NL. Die nummers zijn vervolgens ook gebruikt in het NFI-rapport van 20 september 2013, waarbij hernummering heeft plaatsgevonden (AADN5117 en AADN5118). Daarmee staat dus vast dat de in bewijsmiddel 11 genoemde schep één van de twee scheppen is die (beide) door de KLPD op 10 september 2013 en door het NFI op 20 september 2013 onderzocht zijn.
Proces-verbaalnummer 30-427818, zaaknummer PL2672/13-072301 (blz. 03 152-143 van zaaksdossier Ducato).
Zaaknummer 2013.08.01.006 (aanvraag 004), politie registratienummer PL2672/13-072301(blz. 03 154-155 van zaaksdossier Ducato).
Vgl. conclusie van mijn ambtgenoot Jörg d.d. 6 april 2010, ECLI:NL:PHR:2010:BL8682.