Einde inhoudsopgave
Cessie (O&R nr. 70) 2012/VII.7.2.4
VII.7.2.4 Structuur met uitgestelde levering (‘contingent perfection structure’)
mr. M.H.E. Rongen, datum 01-10-2011
- Datum
01-10-2011
- Auteur
mr. M.H.E. Rongen
- JCDI
JCDI:ADS355249:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Algemeen
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
Voetnoten
Voetnoten
Zie nrs. 127, 1101, 1106 en 1107 voor een meer uitgebreide beschrijving van deze structuur.
Hoewel dit thans niet het geval is, is het, in verband met de problematiek van de overgang van bank- en kredietzekerheden, mogelijk dat voor de securitisation van door dergelijke zekerheden gesecureerde vorderingen nog van deze structuur gebruikgemaakt wordt. Zie hierna: § XI.8.
Vgl. Reijnen 1993, p. 198, die het volgende opmerkt: “Het is de vraag hoe lang gewacht kan worden met het doen van mededeling nadat de akte is opgemaakt. Indien het nimmer de bedoeling is geweest mededeling te doen dan kan gesteld worden dat is gehandeld in strijd met art. 3:84, lid 3. Deze bepaling verklaart rechtshandelingen ongeldig die ten doel hebben een goed tot zekerheid over te dragen of die de strekking missen het goed na de overdracht in het vermogen van de verkrijger te doen vloeien. Dit kan de debitor cessus in een moeilijk parket brengen als hem vlak voor het – in de pers reeds lang voorspelde – faillissement van de vervreemder van een vordering, door de verkrijger mededeling wordt gedaan van een jaren geleden gedane cessie.”
De originator vindt het om commerciële, logistieke en financiële redenen niet wenselijk dat zijn schuldenaren reeds bij het afsluiten van de transactie van de overdracht op de hoogte worden gebracht, zie nrs. 120, 125, 186 en 382.
Zie nr. 737.
Vgl. Reijnen 1993, p. 198.
Zie ook: nrs. 468-469.
747. Contingent perfection structure en art. 3:84 lid 3 BW. Voor de inwerkingtreding van de regeling van de stille cessie (art. 3:94 lid 3 BW) is in het merendeel van de Nederlandse securitisations een structuur toegepast waarin de vorderingen aan het SPV worden verkocht, maar vooralsnog niet geleverd. De structuur is gebaseerd op een openbare cessie (art. 3:94 lid 1 BW). De voor een geldige levering vereiste mededeling van cessie wordt uitgesteld tot zich een zogeheten ‘notification event’ voordoet.1 Deze ‘notification events’ zijn in zeker opzicht vergelijkbaar met de ‘events of default’ ter zake van een geldlening (o.a. tekortkoming in bepaalde verplichtingen, downgrading, verslechtering van financiële ratio’s e.d.).2
De vraag zou kunnen rijzen of uit het feit dat de overdracht eerst plaatsvindt op het moment waarop het met de originator (de cedent) financieel minder goed gaat, volgt dat partijen in wezen een overdracht ten titel van verhaal hebben beoogd. Men zou kunnen menen dat uit het feit dat de overdracht afhankelijk wordt gesteld van de financiële conditie van de originator volgt, dat geen verkoop van vorderingen is beoogd, maar een (‘limited recourse’) geldlening met (uitgestelde) zekerheidsoverdracht.3
De vraag dient zonder twijfel ontkennend te worden beantwoord. Het enkele feit dat cedent en cessionaris om hen moverende redenen4 ervoor kiezen de levering van de vorderingen vooralsnog uit te stellen, impliceert nog niet dat de (koop)overeenkomst ertoe zou strekken de vorderingen ten titel van verhaal over te dragen. Beide kwesties hebben niets met elkaar uit te staan. Het gegeven dat de levering wordt uitgesteld, staat in beginsel geheel los van de vraag welke de strekking is van de tot levering verplichtende overeenkomst. Zoals hiervoor reeds meerdere malen is vermeld, veronderstelt een overdracht ten titel van verhaal dat de vervreemder het economisch belang bij het overgedragen goed blijft behouden. In de hier bedoelde structuur neemt het SPV op grond van de koopovereenkomst het economisch belang bij de vorderingen juist volledig of grotendeels over, zodat er van een overdracht ten titel van verhaal geen sprake kan zijn.5 Het feit dat de voltooiing van de levering (en de overdracht) afhankelijk is gesteld van het plaatsvinden van een ‘notification event’ doet er niet aan af dat de titel van de cessie kan worden gekwalificeerd als een ‘werkelijke’ verkoop. Wat betreft de beoordelin van het ‘84 lid 3’-risico verschilt de situatie niet van het geval waarin de overdracht van de vorderingen wel van meet af aan plaatsvindt, maar de originator vooralsnog belast blijft met de inning van de vorderingen totdat zich bepaalde gebeurtenissen voordoen die het wenselijk doen zijn dat het SPV de inning van de vorderingen zelf ter hand neemt. Het feit dat de juridische levering wordt uitgesteld, levert niet een aanwijzing op dat partijen een overdracht ten titel van verhaal zouden hebben beoogd.
De hier besproken structuur roept op het eerste gezicht wellicht ook met betrekking tot het tweede gedeelte van art. 3:84 lid 3 de vraag op of zij daarmee niet in strijd komt. Men zou kunnen menen dat de overeenkomst tussen de originator en het SPV niet de strekking heeft de vorderingen in het vermogen van het SPV te doen overgaan, zodat de overeenkomst geen geldige titel voor overdracht is.6 De levering van de vorderingen is immers afhankelijk gesteld van het plaatsvinden van een ‘notification event’ waarvan het niet zeker is of deze zich ooit zal voordoen. Het is derhalve evenmin zeker of de vorderingen op enig moment zullen worden overgedragen. Deze redenering is evident onjuist. De koopovereenkomst tussen de originator en het SPV heeft wel degelijk de strekking de verkochte vorderingen volledig in het vermogen van het SPV te doen vallen. Het enige dat partijen zijn overeengekomen is dat de beoogde overdracht pas zal plaatsvinden, indien zich een ‘notification event’ heeft voorgedaan. Op de originator rust een voorwaardelijke verbintenis tot levering die moet worden uitgevoerd, indien zich een ‘notification event’ voordoet. Als na het plaatsvinden van een ‘notification event’ aan alle vereisten voor overdracht wordt voldaan, zullen de vorderingen volledig overgaan in het vermogen van het SPV. Van een ongeoorloofde splitsing van de “eigendom” van de vorderingen is evenmin sprake. Het feit dat partijen wellicht verwachten dat zich nooit een ‘notification event’ zal voordoen, zodat het ook nooit tot een overdracht zal komen, doet er niet aan af dat de strekking van de koopovereenkomst is de vorderingen volledig over te dragen zodra zich een ‘notification event’ voordoet.7