Rb. Gelderland, 07-08-2017, nr. AWB - 16 , 5888
ECLI:NL:RBGEL:2017:4154, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
07-08-2017
- Zaaknummer
AWB - 16 _ 5888
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2017:4154, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 07‑08‑2017; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2018:168, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Vindplaatsen
AR 2017/4477
Uitspraak 07‑08‑2017
Inhoudsindicatie
Ontheffing Flora- en Faunawet. Belanghebbenden De omgevingsvergunning voor de windturbines en de ontheffing in het kader van de Ffw hangen onlosmakelijk samen. Voor de ontvankelijkheid van het bezwaar van eisers moet gekeken worden naar het doel waarvoor de ontheffing in het kader van de Ffw is verleend, namelijk het in gebruik kunnen nemen van de windturbines.
Partij(en)
RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 16/5888
uitspraak van de enkelvoudige kamer van
in de zaak tussen
1. [eiser 1], te [woonplaats 1] ,
2. [eiser 2] te [woonplaats 2] ,
3. [eiser 3] te [woonplaats 1] ,
4. [eiser 4], te [woonplaats 1] ,
5. [eiser 5], te [woonplaats 2] ,
6. [eiser 6] te [woonplaats 2] ,
7. [eiser 7] te [woonplaats 2] ,
8. [eiser 8] te [woonplaats 1] ,
9. [eiser 9], te [woonplaats 1] ,
10. [eiser 10], te [woonplaats 1]
11. [eiser 11], te [woonplaats 2] ,
12. [eiser 12], te [woonplaats 2] ,
13. [eiser 13], te [woonplaats 2] ,
14. [eiser 14], te [woonplaats 2] ,
15. [eiser 15], te [woonplaats 2] ,
16. [eiser 16], te [woonplaats 2] ,
17. [eiser 17], te [woonplaats 1] ,
18. [eiser 18], te [woonplaats 2] ,
19. [eiser 19], te [woonplaats 1] ,
20. [eiser 20], te [woonplaats 1] ,
21. [eiser 21], te [woonplaats 1] ,
22. [eiser 22], te [woonplaats 1] ,
23. [eiser 23], te [woonplaats 2] ,
24. [eiser 24], te [woonplaats 2] ,
25. [eiser 25], te [woonplaats 1] ,
26. [eiser 26], te [woonplaats 1] ,
27. [eiser 27] , te [woonplaats 1] ,
28. [eiser 28], te [woonplaats 1] ,
29. [eiser 29], te [woonplaats 1] ,
30. [eiser 30], te [woonplaats 2] ,
31. [eiser 31], te [woonplaats 1] ,
32. [eiser 32], te [woonplaats 1] ,
33. [eiser 33] , te [woonplaats 1] ,
34. [eiser 34], te [woonplaats 1] ,
hierna gezamenlijk te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. J. van de Riet),
en
de Staatssecretaris van Economische Zaken te Zwolle, verweerder.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [derde belanghebbende], gemachtigde mr. W.G.B. van de Ven.
Procesverloop
Bij besluit van 17 maart 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder aan [derde belanghebbende] voor een aantal diersoorten ontheffing verleend van de in artikel 9 van de Flora- en Faunawet, zoals deze wet luidde ten tijde in geding, (hierna: Ffw) neergelegde verbodsbepaling.
Bij besluit van 26 augustus 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juli 2017.
Eiser [eiser 31] is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] . Namens derde-partij is [naam 2] verschenen.
De zaak is ter zitting gevoegd behandeld met zaaknummer 16/5884.
Na de sluiting van het onderzoek zijn de zaken weer gesplitst. In beide zaken wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.
Overwegingen
1. De rechtbank moet beoordelen of verweerder de bezwaren van eisers terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eisers niet kunnen worden aangemerkt als belanghebbenden bij het besluit tot verlening van de Ffw-ontheffing. Voor belanghebbendheid in het kader van de Ffw is niet zo zeer van belang dat een belanghebbende zicht heeft op het plangebied, maar dat hij zicht heeft op de betreffende diersoorten en dat de stellingen dat alle natuurlijke personen vanaf hun woningen zonder belemmeringen zicht hebben op de diersoorten in het plangebied, niet zijn onderbouwd met bewijsstukken. Een bestemmingsplanprocedure kent een andere belanghebbendheidstoets dan de Ffw. Een knobbelzwaan is op een afstand van 500 meter niet meer te zien en alle bezwaarmakers wonen op een afstand van meer dan 500 meter. Daarom is het in het kader van de Ffw niet aannemelijk dat er sprake is van enige ruimtelijke uitstraling op de directe woon- en leefomgeving van de bezwaarmakers.
2. Eisers hebben uitgebreid gemotiveerd dat zij wel ontvankelijk zijn omdat zij zicht hebben op de betreffende diersoorten en hebben onder verwijzing naar het relativiteitsvereiste tevens aangevoerd dat de Ffw ontheffing concreet van invloed is op de kwaliteit van hun directe leefomgeving. Daartoe hebben zij verwezen naar het rapport van EcoNatura van 6 oktober 2016.
3. Ingevolge artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge artikel 8:1 kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
5. Eisers wonen in [woonplaats 2] of [woonplaats 1] en in hun omgeving zijn zes windturbines geplaatst. De rechtbank stelt vast dat de ontheffing in het kader van de Ffw op een eerder tijdstip is aangevraagd dan de omgevingsvergunning voor het bouwen van de windturbines. Artikel 75c van de Ffw, waarin de wettelijke aanhaakplicht is geregeld, is daarom niet van toepassing. De rechtbank is van oordeel dat de omgevingsvergunning en de ontheffing onlosmakelijk samenhangen en dat er voor de ontvankelijkheid van het bezwaar van eisers gekeken moet worden naar het doel waarvoor de ontheffing in het kader van de Ffw is verleend, namelijk het in gebruik kunnen nemen van de windturbines. Daarom moet bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van het bezwaar in het kader van de ontheffing van de Ffw worden uitgegaan van de ontvankelijkheid zoals die bij het verlenen van de omgevingsvergunning voor de windturbines aan de orde is geweest. Daarbij was doorslaggevend de afstand tot de windturbines en de ruimtelijke uitstraling van deze windturbines. Zestien eisers zijn in beroep gekomen tegen de omgevingsvergunning voor het plaatsen van deze turbines. Daarbij zijn zij als belanghebbenden aangemerkt. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 19 juni 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:CA3666) ziet de rechtbank ten aanzien van deze eisers geen aanleiding om ten aanzien van het besluit tot verlening van de Ffw-ontheffing anders te oordelen.
Ook ten aanzien van alle overige eisers, waarbij hun woningen zijn gelegen op een afstand van ongeveer 500 en 1600 meter van de windturbines, is de rechtbank van oordeel dat vanwege de ruimtelijke uitstraling en de hoogte van de windturbines hun belangen rechtstreeks bij het ontheffingsbesluit in het kader van de Ffw zijn betrokken. Verweerder heeft dan ook ten onrechte de bezwaren van eisers niet-ontvankelijk verklaard.
6. De bezwaren van eisers zijn niet-ontvankelijk verklaard en de gronden die door eisers in bezwaar zijn aangevoerd, zijn door verweerder niet inhoudelijk behandeld. De rechtbank komt daarom, gelet op de uitspraak van de Afdeling van 18 maart 2015, ECLI:NL:RVS:2015:842, niet toe aan de vraag of het relativiteitsbeginsel, zoals verwoord in artikel 8:69a van de Awb, met zich brengt dat eisers zich niet kunnen beroepen op de normen van de Flora- en faunawet omdat die normen kennelijk niet strekken tot bescherming van hun belangen.
7. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit moet worden vernietigd. De rechtbank zal bepalen dat verweerder een nieuw besluit op het bezwaar van eisers moet nemen.
8. De rechtbank acht termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb en verweerder te veroordelen in de door eisers in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs gemaakte proceskosten, welke zijn begroot op € 495 (1 punt voor het indienen van een beroepschrift met een waarde van € 495 per punt en een wegingsfactor 1) aan kosten van verleende rechtsbijstand. De gevorderde reiskosten komen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat deze al zijn vergoed in zaaknummer 16/5884.
Voorts hebben eisers vergoeding gevraagd voor het deskundigenrapport van EcoNatura. Verweerder heeft bestreden dat dit rapport heeft bijgedragen aan dit geschil. De rechtbank volgt verweerder hierin niet. Omdat verweerder zich in het bestreden besluit op het standpunt heeft gesteld dat vogels op een afstand van 500 meter niet meer zichtbaar zijn, mochten eisers ervan uitgaan dat het rapport van EcoNatura een relevante bijdrage zou leveren aan een voor hen gunstige beantwoording door de rechter van een voor de uitkomst van het geschil mogelijk relevante vraag. Het deskundigenrapport ten bedrage van € 470,39 -de hoogte van het bedrag is door verweerder niet betwist- komt dan ook voor vergoeding in aanmerking.
Tevens bestaat aanleiding verweerder te gelasten het door eisers betaalde griffierecht aan hen te vergoeden. Van andere kosten in dit verband is de rechtbank niet gebleken.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep van eisers gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
bepaalt dat verweerder een nieuw besluit op de bezwaren van eisers neemt;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers ten bedrage van € 965,39;
bepaalt dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht van € 168 aan hen vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J. Jue, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Smeenk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: | ||
Griffier | rechter | |
Afschrift verzonden aan partijen op: | ||
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening. |