Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie
Artikel 332 Formaliteiten bij het uitgaan van goederen
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2019
- Bronpublicatie:
10-09-2019, PbEU 2019, L 234 (uitgifte: 11-09-2019, regelingnummer: 2019/1394)
- Inwerkingtreding
01-10-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-09-2019, PbEU 2019, L 234 (uitgifte: 11-09-2019, regelingnummer: 2019/1394)
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Douane (V)
(Artikel 267 van het wetboek)
1.
Wanneer goederen die het douanegebied van de Unie zullen verlaten aan douanecontroles worden onderworpen, onderzoekt het douanekantoor van uitgang de goederen op basis van de informatie die het ontvangt van het douanekantoor van uitvoer.
2.
Wanneer de persoon die de goederen aanbrengt vaststelt of het douanekantoor van uitgang ontdekt dat er voor de voor uitvoer, wederuitvoer of passieve veredeling aangegeven goederen sprake is van een tekort wanneer de goederen bij het douanekantoor van uitgang worden aangebracht, informeert dit douanekantoor het douanekantoor van uitvoer over dit tekort.
3.
Wanneer de persoon die de goederen aanbrengt vaststelt of het douanekantoor van uitgang ontdekt dat er voor de bij het douanekantoor van uitgang aangebrachte goederen sprake is van een overmaat van de voor uitvoer, wederuitvoer of passieve veredeling aangegeven goederen, weigert het douanekantoor de uitgang van de goederen in overmaat totdat voor deze goederen een aangifte tot uitvoer of tot wederuitvoer is ingediend. Deze aangifte tot uitvoer of tot wederuitvoer kan bij het douanekantoor van uitgang worden ingediend.
4.
Wanneer de persoon die de goederen aanbrengt vaststelt of het douanekantoor van uitgang ontdekt dat de goederen die voor uitvoer, wederuitvoer of passieve veredeling zijn aangegeven, naar hun aard verschillen van de goederen die bij het douanekantoor van uitgang zijn aangebracht, weigert het douanekantoor van uitgang het uitgaan van deze goederen totdat voor deze goederen een aangifte tot uitvoer of tot wederuitvoer is ingediend, en informeert het het douanekantoor van uitvoer. Deze aangifte tot uitvoer of tot wederuitvoer kan bij het douanekantoor van uitgang worden ingediend.
5.
De vervoerder deelt het uitgaan van de goederen mee aan het douanekantoor van uitgang door al het volgende te verstrekken:
- a)
het unieke referentienummer van de zending of het referentienummer van het vervoersdocument;
- b)
wanneer de goederen in colli of in containers zijn aangebracht, het aantal colli en, indien in containers vervoerd, de identificatienummers van de container;
- c)
het MRN van de aangifte tot uitvoer of de aangifte tot wederuitvoer, indien van toepassing.
De in lid 1 vastgestelde verplichting geldt niet voor zover de douaneautoriteiten via bestaande handels-, haven- of vervoersinformatiesystemen over deze informatie kunnen beschikken, noch in de situatie als bedoeld in artikel 329, lid 7.
6.
Voor de toepassing van lid 5 voorziet de persoon die de goederen aan de vervoerder overhandigt, de vervoerder van de in dit lid bedoelde gegevens.
De vervoerder mag de goederen laden voor vervoer uit het douanegebied van de Unie wanneer hij over de in lid 5 bedoelde informatie beschikt.