Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/21.2.5
21.2.5 De ontwikkeling van het leerstuk van kosten voor gemene rekening onder het cumulatieve cascadestelsel
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS371726:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Ondernemingsrecht / Personenvennootschappen
Europees belastingrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Zie onder meer: TC 18 december 1950, nr. 5629 O, B.br.O. 736 (Kantoorcombinatie), TC 9 november 1953, nr. 7299 O, BNB 1954/49, TC 14 mei 1957, nr. 8055 O, BNB 1957/263, TC 28 april 1958, nr. 8620 O, BNB 1958/245, TC 16 maart 1959, nr. 8820 O, BNB 1959/255 en TC 24 november 1959, nr. 8897 O, BNB 1960/73.
TC 16 oktober 1962, nr. 9499 O, BNB 1963/75.
Illustratief in dit verband zijn de verzuchtingen van C.P. Tuk in zijn noten in BNB: “Ik moet eerlijk bekennen, dat ik er tot dusverre nog niet in geslaagd ben die motivering te begrijpen”, BNB1954/ 49, “De annotering van deze besl. heeft mij veel hoofdbrekens gekost en eerlijk gezegd: Ik ben er niet uitgekomen”, BNB 1958/245, “Voorhands zie ik nog geen duidelijke criteria voor het maken van de onderscheiding”, BNB 1960/73.
Net als bij partage het geval is, is de oorsprong van het leerstuk van kosten voor gemene rekening te vinden in de heffing van omzetbelasting volgens het cumulatief cascadestelsel, zoals dat gold onder het Besluit op de Omzetbelasting 1940 en de Wet op de Omzetbelasting 1954. In een cumulatief cascadestelsel kan de ondernemer (belastingplichtige), die ter zake van een aan hem verrichte belaste handeling omzetbelasting in rekening gebracht krijgt, deze omzetbelasting niet in aftrek brengen. Dit leidt in een cumulatief cascadestelsel tot een verhoging van de prijs van het eindproduct van laatstgenoemde belastingplichtige.
Als startpunt in de ontwikkeling van het leerstuk van kosten voor gemene rekening kan het oordeel van de Tariefcommissie van 1 april 1946 worden gezien.1 Het leerstuk is onder het cumulatieve cascadestelsel echter nooit tot volle wasdom gekomen. Zo in de periode 1940 – 1968 al gesproken kan worden van de ontwikkeling van een leerstuk, betrof het een leerstuk waarvan slechts de grondlijnen zichtbaar waren. Het “leerstuk” werd in een primitieve vorm toegepast in gevallen waarin sprake leek te zijn van (op kostenmaatschappen gelijkende) kostenverdelende entiteiten en in gevallen waarin het ging om kostenbijdragen of contributiebetalingen aan (informele) verenigingen.2 Door deze vroege variant van het leerstuk toe te passen kon in dergelijke situaties cumulatie van omzetbelasting worden voorkomen. Slechts in één zaak lijkt een rudimentaire vorm van het leerstuk te zijn toegepast, zonder dat van een nieuwe kostenverdelende entiteit sprake was.3 In alle gevallen bleef onduidelijk wat de precieze criteria waren om heffing van omzetbelasting achterwege te laten.4 Het lijkt er echter op dat heffing van omzetbelasting achterwege bleef, indien de handelingen van de participanten niet in het maatschappelijk verkeer, maar in een interne bedrijfssfeer of “eigen kring” plaatsvonden.