Hof Amsterdam, 22-09-2015, nr. 200.148.918/01
ECLI:NL:GHAMS:2015:3920
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
22-09-2015
- Zaaknummer
200.148.918/01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Arbeidsrecht (V)
Internationaal privaatrecht (V)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2015:3920, Uitspraak, Hof Amsterdam, 22‑09‑2015; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:282, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
EeR 2015, afl. 6, p. 232
Uitspraak 22‑09‑2015
Inhoudsindicatie
onrechtmatige daad, (on)zorgvuldig authenticiteitsonderzoek, norm van bekwaam en zorgvuldig handelende deskundige Heeft de Stichting Van Gogh Museum toerekenbaar onrechtmatig gehandeld jegens de rechthebbende op een onderzocht werk dat volgens de rechthebbende van de hand van Van Gogh is, door onvoldoende zorgvuldigheid te betrachten bij haar onderzoek naar het werk en de daarop gebaseerde opinie dat het werk niet kan worden toegeschreven aan Van Gogh?
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.148.918/01
zaak-/rolnummer rechtbank : C/13/539635 / HA ZA 13-428
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 september 2015
inzake
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] , [land] ,
appellant,
advocaat: mr. M.C.J. de Schepper te Eindhoven,
tegen
de stichting
STICHTING VAN GOGH MUSEUM,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. C.A.M.J. Raymakers te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna [appellant] en het VGM genoemd.
Voor het procesverloop tot aan 16 september 2014 verwijst het hof naar het op die datum uitgesproken arrest. Bij dat arrest heeft het hof in het incident de incidentele vordering van [appellant] afgewezen en in de hoofdzaak iedere verdere beslissing aangehouden.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, tevens wijziging van eis, met producties;
- memorie van antwoord, met producties;
- akte tot overlegging producties, van de zijde van [appellant] ;
- antwoordakte uitlating producties, van de zijde van het VGM;
- akte uitlating producties, tevens akte tot overleggen producties, van de zijde van [appellant] .
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw recht doende, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest:
Primair
1. voor recht zal verklaren dat het VGM zijn zorgplicht heeft geschonden en onrechtmatig heeft gehandeld jegens [appellant] doordat (hierna in 2.7 omschreven) onderzoek en opinie niet voldoen aan de eisen die de wetenschap aan dergelijk onderzoek stelt;
2. voor recht zal verklaren dat het VGM eveneens zijn zorgplicht heeft geschonden en onrechtmatig jegens [appellant] heeft gehandeld door onjuiste aannames en beweringen over het schilderij (Still life with Peonies, hierna het schilderij) te doen;
3. voor recht zal verklaren dat het VGM jegens [appellant] onrechtmatig heeft gehandeld door de opinie in stand te laten;
4. het VGM zal veroordelen om zijn opinie van 19-11-2001 en al zijn eerdere opinies over het schilderij terug te nemen en om dit schriftelijk te bevestigen aan de raadsman van [appellant] , binnen 7 dagen na het in deze te wijzen arrest, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,-- per dag, met een maximum van € 8.000.000,--;
5. het VGM zal veroordelen tot vergoeding van alle schade – nader op te maken bij staat – die [appellant] heeft geleden als gevolg van het schenden van zijn zorgplicht;
6. het VGM zal verbieden:
A. zich uit te laten over de authenticiteit van het schilderij, zonder eerst nieuw en gedegen onderzoek te doen naar de authenticiteit van het schilderij, conform de daartoe in de wetenschap voor authenticiteitsonderzoek geldende normen en de voor expertise-onderzoek in zijn algemeenheid geldende eisen en
B. zich uit te laten over de authenticiteit van het schilderij in termen die niet voldoen aan de onder randnummer 29 van de memorie van grieven opgesomde eisen voor expertise-berichten inzake authenticiteitsonderzoek;
beide verboden op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500.000,-- per keer, te vermeerderen met dit bedrag voor elke dag dat de desbetreffende uitlating niet schriftelijk wordt teruggenomen, met een maximum van€ 6.000.000,--;
Subsidiair
7. een of meer deskundigen zal benoemen met de opdracht het hof te berichten of het door het VGM uitgevoerde onderzoek en de daarop gebaseerde opinie beide voldoen aan de ter zake te stellen eisen van zorgvuldig authenticiteitsonderzoek en rapportering;
8. ten opzichte van het primair gevorderde zodanige minder verstrekkende verklaringen voor recht zal afgeven en/of zodanige minder verstrekkende verboden op zal leggen aan het VMG als het hof in goede justitie juist acht;
primair en subsidiair:
het VGM zal veroordelen in de kosten van beide instanties en de kosten voor eventueel te benoemen deskundige(n), een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het VGM heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met beslissing – uitvoerbaar bij voorraad – over de proceskosten.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.
2. Feiten
2.1
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.14 de vaststaande feiten opgesomd. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil, zodat het hof daarvan als vaststaand zal uitgaan. Het gaat in deze zaak om het volgende.
2.2
[appellant] is eigenaar van een schilderij met bloemenstilleven (getiteld Still life with peonies, hierna: het schilderij) waarvan hij van mening is dat het van de hand is van Vincent van Gogh (hierna: Van Gogh). Hij heeft het schilderij in 1997 verworven uit de nalatenschap van zijn vader.
2.3
In 1978 heeft de heer [A] (hierna: [A] ) het schilderij, althans kleurenfoto’s daarvan, ter expertise aangeboden aan het, toen nog, Rijksmuseum Vincent van Gogh, dat destijds samen met de Rijksdienst Kunsthistorische Documentatie (hierna: RKD) expertiseverzoeken behandelde. Op 20 december 1978 berichtte mevrouw drs. [B] (hierna: [B] ) [A] dat het schilderij naar haar mening geen werk was van Van Gogh, omdat het stilistisch gezien niet paste in een van zijn periodes. De vader van [appellant] heeft op 28 januari 1981 het schilderij nogmaals aangeboden bij de RKD. Op 19 februari 1981 liet [B] hem schriftelijk weten dat haar mening over het schilderij niet was veranderd.
2.4
Het schilderij is vanaf 1980 door meerdere – niet aan de RKD, aan het Rijksmuseum Vincent van Gogh of aan het VGM verbonden – deskundigen onderzocht, die van mening zijn dat het schilderij aan Van Gogh kan worden toegeschreven.
2.5
Het VGM heeft een afdeling onderzoek, die tot doel heeft verworven kennis algemeen beschikbaar te stellen voor de wetenschap en het publiek. Daarbij richt het VGM zich op de 19e-eeuwse kunst in het algemeen en die van Van Gogh in het bijzonder. Onderdeel daarvan is het verrichten van authenticiteitsonderzoek. In dit kader verleent het VGM een gratis service aan eenieder die meent in het bezit te zijn van een werk van Van Gogh. Door ondertekening van een overeenkomst met het VGM stemt de aanvrager van zo’n onderzoek in met de procedure.
2.6
Het VGM heeft in 2001 van de heer [C] (hierna: [C] ) een verzoek gekregen om een uitspraak te doen over de authenticiteit van het schilderij. Daartoe heeft [C] een overeenkomst als genoemd onder 2.5 getekend en is het schilderij aan het expertiseteam van het VGM ter beoordeling afgegeven. In de overeenkomst zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen:
‘The Museum shall be obliged to exercise reasonable care in its appraisal, but the Museum does not guarantee that its Judgement is correct. (…)
The Owner guarantees to the Museum that he is the sole owner of the Work, excluding other persons.’
2.7
Het expertiseteam onder leiding van de heer L. Van Tilborgh, als curator verbonden aan het VGM (hierna: Van Tilborgh), heeft het schilderij aan een visueel onderzoek onderworpen. Op basis van dit onderzoek kwam het team tot de conclusie dat het werk niet aan Van Gogh kon worden toegeschreven en dat aanvullend technisch onderzoek niet nodig was. In een brief van 19 november 2001 (hierna: de opinie) heeft Van Tilborgh aan [C] bericht dat het schilderij volgens hen niet aan Van Gogh kan worden toegeschreven en heeft hij deze opinie als volgt toegelicht:
‘(…) We have studied the material carefully and investigated the work in Amsterdam. It is our opinion that your painting, Still life with peonies (37,5 x 43,5 cm), can not be attributed to Vincent van Gogh.
The brushstroke is not comparable to Van Gogh’s way of painting, neither do the colours agree with his usual palette. If we assume that the scraped out signature is indeed ‘original’(ie. not added by another hand), then the painting must even have been a deliberate fake. Several technical features suggest that this may have been the case. First, large parts of the composition were laid in with a white paint to create the impasto texture, applying colour only in thin layers brushed wet-on-wet on top. This differs from Van Gogh’s full-bodied application of different colours. Furthermore, the impression of the canvas pattern in the impasto seems to have been the result of laying the still wet picture onto a red painted canvas, which is based on a wrong interpretation of the same phenomenon in Van Gogh’s oeuvre. Sometimes paintings by Van Gogh show transferred flakes of paint on the surface, due to the fact that another canvas that was still wet was stacked faced to face, sticking together. Often impasto in Van Gogh’s paintings may also show the impression of a canvas pattern, due to the back side of another canvas touching the pain surface. In this painting however, these two elements are combined, as the canvas pattern is coloured.
I am sorry to disappoint you. (…)’
2.8
Bij brief van 30 juli 2002 heeft [appellant] aan het VGM bekend gemaakt dat hij eigenaar is van het schilderij en dat [C] uitsluitend in zijn opdracht had gehandeld. Daarop heeft het VGM bij brief van 31 juli 2002 aan [appellant] verzocht een overeenkomst met het VGM zoals genoemd onder 2.5, ondertekend retour te sturen. [appellant] heeft daarop bij faxbericht van 2 oktober 2002 aan het VGM verzocht om de opinie met onmiddellijke ingang in te trekken. Het VGM heeft daarop laten weten de zaak niet meer in behandeling te zullen nemen. Op 12 februari 2004 heeft [appellant] de overeenkomst met het VGM zoals genoemd onder 2.5, alsnog ondertekend teruggestuurd.
2.9
Tussen 2004 en 2012 heeft [appellant] het VGM verschillende malen benaderd, met het verzoek de opinie te herzien. Het VGM zag telkens geen reden om dat te doen en heeft op 13 juni 2012 laten weten dat zijn bemoeienis met het schilderij tot een einde was gekomen.
2.10
Op 28 augustus 2012 heeft de heer drs. [D] (hierna: [D] ) het VGM geschreven dat hij aanbeveelt om het schilderij nog eens goed te bekijken. [D] was van 1993 tot 2005 hoofd presentaties en verantwoordelijk voor het tentoonstellingsbeleid in het Van Gogh Museum. Op 13 augustus 2012 heeft mevrouw [E] , restaurator en kunsthistorica, het schilderij onderzocht en daarvan een verslag opgesteld.
3. Beoordeling
3.1
[appellant] heeft het VGM in rechte betrokken en in eerste aanleg, voor zover in dit stadium van de procedure nog relevant, kort gezegd gevorderd dat voor recht zal worden verklaard dat het VGM jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld door op onjuiste gronden de opinie te verstrekken en in stand te houden alsook dat het VGM zal worden veroordeeld tot vergoeding van de door hem geleden schade nader op te maken bij staat. De rechtbank heeft het handelen van het VGM niet onrechtmatig geacht jegens [appellant] en heeft zijn vorderingen afgewezen met veroordeling van [appellant] in de proceskosten. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] met zijn tien grieven op.
3.2
Naar het oordeel van het hof is de rechtbank op goede gronden tot de juiste beslissing gekomen. Met recht heeft de rechtbank vooropgesteld dat de rechter geen oordeel toekomt over de inhoudelijke juistheid van de opinie van het VGM, inhoudende dat het schilderij niet van de hand van Van Gogh is. Toeschrijving van een schilderij aan een bepaalde schilder is geen exacte wetenschap, maar het resultaat van een beoordeling die tot het exclusieve terrein van ter zake deskundigen behoort. Daarbij komt het aan op een optelsom van elementen, zoals de herkomst, de voorstelling en stijl van het werk, waarbij de uitkomst afhangt van hoe de verschillende elementen worden gewogen en geïnterpreteerd; uiteindelijk komt het aan op een tot op zekere hoogte intuïtieve eindafweging en overtuiging. Dat betekent dat verschillende deskundigen tot verschillende uitkomsten kunnen komen, zoals in het onderhavige geval ook is gebleken. Het VGM kan niet worden verplicht afstand te nemen van de resultaten van de eigen afweging, op de grond dat ook een andere mogelijk is. De rechter kan slechts beoordelen of de deskundigen van het VGM in strijd hebben gehandeld met de voor hen geldende zorgvuldigheidsnormen.
Op het VGM rust de verplichting om, gegeven zijn status als (bijna monopolistische gespecialiseerde) expert ten aanzien van de werken van Van Gogh zorgvuldig onderzoek te doen. Vast staat dat geen specifieke wettelijke normen gelden voor een onderzoek als hier aan de orde. De normen van NIVRE zijn niet van toepassing, nu het VGM niet is aangesloten bij dat instituut. Het gaat dan ook om de zorgvuldigheid die verlangd kan worden van een redelijk handelend en redelijk bekwaam, gespecialiseerd, vakgenoot in het authenticiteitsonderzoek van schilderijen. Voor de door [appellant] voorgestane analoge toepassing van de eisen die aan artsen worden gesteld in het kader van letselschade is geen ruimte; zowel de aard van de problematiek als de toepasselijke regelgeving verschillen daarvoor te zeer.
De rechtbank heeft [appellant] naar het oordeel van het hof terecht niet gevolgd in zijn betoog dat de opinie onrechtmatig is jegens hem, omdat die opinie op onjuiste gronden is gebaseerd en/of omdat het VGM de voor hem geldende zorgvuldigheidsnormen heeft geschonden. Daarbij heeft de rechtbank in overweging genomen dat [appellant] er zelf voor gekozen heeft het VGM om een opinie te vragen. De rechtbank heeft onderkend dat het VGM onder omstandigheden onrechtmatig kan handelen jegens een rechthebbende op een werk, indien het VGM bij zijn onderzoek naar het werk en de daarop gebaseerde opinie onvoldoende zorgvuldigheid betracht. In dit verband is van belang dat het VGM een gezaghebbende en zeer belangrijke autoriteit is op het gebied van het werk van Van Gogh en moeten de grote belangen van degene die meent in het bezit te zijn van een werk van Van Gogh, mede in aanmerking worden genomen. Echter, met de rechtbank meent het hof dat [appellant] een dergelijke onzorgvuldigheid van de zijde van het VGM, gelet op de toepasselijke norm van een bekwaam en zorgvuldig handelende deskundige, onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Het VGM heeft gemotiveerd gesteld en toegelicht dat het bij de totstandkoming van de opinie en bij de hantering van zijn uitgangspunten voor de waardering de vereiste zorgvuldigheid heeft betracht. Het VGM heeft het schilderij aan een onderzoek door een team van deskundigen onderworpen waarbij het onder meer de herkomst, de iconografie en de stijl heeft beoordeeld. Vast staat dat het VGM zich heeft verdiept in de schildertechniek, het doek, de gebruikte kleuren, de handtekening en de bijzonderheden van het schilderij (zoals de overgedragen verf) en dat het deze heeft vergeleken met hetgeen bekend is van het werk van Van Gogh.
Het VGM heeft zijn opinie in begrijpelijke termen schriftelijk gemotiveerd, summier, maar voldoende duidelijk, begrijpelijk en innerlijk consistent. Het VGM heeft de door [appellant] overgelegde rapporten in zijn onderzoek betrokken en zich er, naar aanleiding van het door [appellant] nader aangedragen materiaal van anderen die het schilderij hebben bezien, vervolgens ook van vergewist dat dit onvoldoende was om zijn mening te herzien. Daarbij heeft het VGM er blijk van gegeven open te staan voor andere of nieuwe argumenten, doch deze niet voldoende te achten voor een andere uitkomst van de aan hem gevraagde opinie. Daarmee heeft het onderzoek van het VGM voldaan aan de voornoemde norm. Dat meer, ander of aanvullend onderzoek mogelijk was geweest doet daaraan niet af. Dat andere experts tot andere opvattingen komen evenmin. Anders dan [appellant] betoogt, is de formulering van de opinie niet zodanig stellig dat deze neerkomt op de conclusie dat het schilderij een vervalsing is. Nu er, onweersproken, geen sprake is van nieuw materiaal behoeft het VGM ook niet nogmaals tot onderzoek over te gaan. De conclusie is dat [appellant] naar het oordeel van het hof onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangedragen die – indien bewezen – het oordeel kunnen dragen dat het VGM jegens hem toerekenbaar onrechtmatig heeft gehandeld. Op het voorgaande stuiten alle grieven af.
3.3
Nu de grieven van [appellant] alle falen, zal het vonnis waarvan beroep worden bekrachtigd. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in appel.
4. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van het VGM begroot op € 704,-- aan verschotten en € 1.788,-- voor salaris;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.W. Hoekzema, P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en A.L.M. Keirse en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 22 september 2015.