Eisers tot cassatie menen dat bij betekening aan de advocaat in de vorige instantie het Haags Betekeningsverdrag, met inbegrip van art. 15 lid 3 ervan, niet van toepassing is. Zie noot Vlas nr. 4.4 onder HvJ EG 8 mei 2008, NJ 2009, 69 en de conclusie van A-G mr. Wuisman nr. 3.7 in het onder rolnr. 08/04877 aanhangige cassatieberoep in het incident (tot tussenkomst) in deze zaak. Op de vaststelling van de Uitvoeringswet van de gewijzigde EU Bet-Vo behoeft in dit verband niet te worden gewacht om HR 27 juni 1986, NJ 1987, 764 te heroverwegen. Immers, met de per 13 november 2008 gewijzigde Bet-Vo is ook zonder Uitvoeringswet reeds gegeven dat zij toepassing mist op een ‘kantoorbetekening’. De in de zaak met rolnr. 08/04877 gewezen rolbeschikking van 6 februari 2009 lijkt echter een andere kant op te wijzen. Daarom wordt veiligheidshalve tevens de weg van het Haags Betekeningsverdrag gevolgd. Met het oog op art. 15 lid 3 daarvan en de herhaaldelijk gebleken weigering van de Centrale Autoriteit van de Russische Federatie om in de ‘Yukos-kwestie’ tot (tijdige) betekening over te gaan, wordt (aanvullend) een afschrift van dit exploot met een Russische vertaling ervan per post en per koerierservice aan de gerekwireerden gestuurd.
HR, 07-01-2011, nr. 09/02232
ECLI:NL:HR:2011:BP0015
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
07-01-2011
- Zaaknummer
09/02232
- LJN
BP0015
- Roepnaam
Yukos/Promneftstroy en Rosneft
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht (V)
Insolventierecht / Faillissement
Burgerlijk procesrecht (V)
Insolventierecht (V)
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2011:BP0015, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑01‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BP0015
ECLI:NL:HR:2011:BP0015, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 07‑01‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BP0015
Beroepschrift, Hoge Raad, 20‑04‑2009
- Wetingang
- Vindplaatsen
JOR 2011/134
JBPR 2011/20 met annotatie van Mr. G. van Rijssen
RvdW 2011/118
NJ 2011/304
NJB 2011, 124
JWB 2011/42
NJ 2011/304 met annotatie van H.B. Krans
JBPr 2011/20 met annotatie van Mr. G. van Rijssen
JOR 2011/134
Conclusie 07‑01‑2011
Inhoudsindicatie
IPR/burgerlijk procesrecht. Verhouding tussen bodemprocedure en kort geding. Maatstaf: kort gedingrechter dient in beginsel (behoudens uitzonderingen) zijn vonnis af te stemmen op oordeel bodemrechter, ongeacht of dit is gegeven in een eerder gewezen tussen- of in een eerder gewezen eindvonnis, in de overwegingen of in het dictum, en ongeacht of het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan of niet. Dit geldt eveneens als - zoals in dit geval - in de bodemprocedure wordt geoordeeld dat het in Rusland uitgesproken faillissement niet in Nederland kan worden erkend, nu dit is tot stand gekomen op een wijze die strijdig is met de Nederlandse openbare orde, terwijl in kort geding de vraag moet worden beantwoord of de curator in het faillissement hier te lande rechtsgeldig rechtshandelingen - in casu: levering van aandelen - heeft kunnen verricht.
09/02232
Mr L. Strikwerda
Zt. 12 nov. 2010
conclusie inzake
1. Yukos International UK B.V.
2. [Eiser 2]
3. [Eiser 3]
tegen
1. OOO Promneftstroy
2. OAO Rosneft
Edelhoogachtbaar College,
1. In dit kort geding, waarin een "freezing order" wordt gevraagd met betrekking tot vermogen van een Nederlandse dochtervennootschap van een in de Russische Federatie failliet verklaarde moedervennootschap, gaat het om de vraag of het hof het zgn. "cash management" van de bewarende maatregel had behoren uit te zonderen. Voorts is aan de orde de vraag welke betekenis in dit kort geding moet worden gehecht aan het in de bodemzaak door de Amsterdamse rechtbank gewezen vonnis waarin is beslist dat het Russische vonnis waarbij de moedermaatschappij failliet werd verklaard, strijdig is met de Nederlandse openbare orde en daarom hier te lande niet kan worden erkend.
2. De feiten waarvan in cassatie dient te worden uitgegaan, treft men aan in r.o. 2.1 t/m 2.46 van het vonnis van de voorzieningenrechter (zie r.o. 3 van het arrest van het hof). Voor zover thans nog van belang komen zij op het volgende neer.
(i) De Russische vennootschap OAO Yukos Oil Company (hierna: Yukos Oil) is in 1993 door de Russische staat opgericht. Zij is in 1995 en 1996 geprivatiseerd.
(ii) Yukos Oil hield alle aandelen in de Nederlandse vennootschap Yukos Finance B.V. (hierna: Yukos Finance), die op haar beurt alle aandelen hield in thans eiseres tot cassatie sub 1, de Nederlandse vennootschap Yukos International UK B.V. (hierna: Yukos International) alsmede in deelnemingen in buitenlandse vennootschappen. Bij een reorganisatie in 2005 zijn deelnemingen van Yukos Finance in buitenlandse vennootschappen overgedragen aan Yukos International. Thans eisers tot cassatie sub 2 en sub 3, hierna: [eisers 2 en 3], zijn met ingang van 21 november 2005 benoemd tot bestuurders van Yukos Finance en Yukos International.
(iii) In de jaren 1995 tot en met 2003 heeft het Yukos-concern een aanzienlijke groei doorgemaakt. Het is eigenaar geworden van aanzienlijke olie- en gasreserves, pijpleidingen en raffinaderijen.
(iv) In verband met het opeisbaar worden van een vordering wegens aan Yukos Oil verstrekte kredieten heeft een consortium van internationale banken op 6 maart 2006 bij de Arbitrazh Rechtbank te Moskou een verzoek ingediend om ten aanzien van Yukos Oil de Russische insolventieprocedure te openen. Op 14 maart 2006 heeft het consortium zijn vordering op Yukos Oil overgedragen aan thans verweerster in cassatie sub 2, de Russische vennootschap OAO Rosneft (hierna: Rosneft).
(v) Nadat de Arbitrazh Rechtbank bij vonnis van 28 maart 2006 de zgn. waarnemingsprocedure op Yukos Oil van toepassing had verklaard, heeft zij Yukos Oil bij beslissing van 1 augustus 2006, vastgelegd in een vonnis van 4 augustus 2006, failliet verklaard met benoeming van [de curator] (hierna: [de curator]) tot curator. Tegen het vonnis heeft Yukos Oil tevergeefs hoger beroep ingesteld. Cassatieberoep werd niet ingesteld.
(vi) Yukos Oil heeft in het verleden een deelneming in de Litouwse vennootschap Mazeikiu Nafta en een 49% deelneming in de Slowaakse vennootschap Transpetrol ondergebracht in Yukos Finance. Begin 2006 heeft het bestuur van Yukos International te kennen gegeven de Litouwse olieraffinaderij van Mazeikiu Nafta te zullen verkopen.
(vii) Na een verzoek van [de curator] heeft de faillissementsrechtbank te New York in een Order van 26 mei 2006 bevolen dat de opbrengst van de verkoop van de olieraffinaderij direct overgeboekt dient te worden naar een bankrekening van een Nederlandse deurwaarder of een afgezonderde bankrekening ten name van Yukos International, onder de bepaling dat de opbrengst voor geen ander doel zal worden gebruikt dan overeenkomstig een overeenkomst tussen alle betrokken partijen dan wel een beslissing van de Nederlandse rechter.
(viii) De olieraffinaderij is verkocht voor USD 1,2 miljard. De opbrengst is overeenkomstig de Order van de New Yorkse rechtbank geplaatst op een bankrekening ten name van Yukos International.
(ix) [De curator] heeft, bij door hem namens Yukos Oil genomen aandeelhoudersbesluit van 11 augustus 2006, [eisers 2 en 3] ontslagen als statutair bestuurders. Bij door [de curator] namens Yukos Oil genomen aandeelhoudersbesluiten van 14 en 30 augustus 2006 zijn twee andere personen benoemd tot bestuurders van Yukos Finance.
(x) Op 15 augustus 2007 heeft [de curator] de aandelen van Yukos Oil in Yukos Finance via een in Rusland gehouden veiling verkocht aan thans verweerster in cassatie sub 2, de Russische vennootschap OOO Promneftstroy (hierna: Promneftstroy); de aandelen zijn op 10 september 2007 geleverd.
(xi) Bij vonnis van 31 oktober 2007 heeft de rechtbank Amsterdam (in een bodemzaak) geoordeeld dat het Russische faillissementsvonnis waarbij [de curator] tot curator is benoemd, is totstandgekomen op een wijze die niet in overeenstemming is met de Nederlandse beginselen van een behoorlijke procesorde en strijdig is met de Nederlandse openbare orde. Het vonnis kan daarom naar het oordeel van de rechtbank niet worden erkend en de daaruit naar Russisch recht voortvloeiende bevoegdheden van de curator kunnen door [de curator] in Nederland niet worden uitgeoefend. Dit brengt mee dat [de curator] niet bevoegd was Yukos Oil in Nederland te vertegenwoordigen ter zake van de uitoefening van het stemrecht op de door haar gehouden aandelen in Yukos Finance, aldus de rechtbank. De door [de curator] namens Yukos Oil genomen aandeelhoudersbesluiten, waaronder die met betrekking tot de vervanging van de bestuurders, zijn naar het oordeel van de rechtbank dan ook nietig.
(xii) Tegen het zojuist genoemde vonnis van de rechtbank Amsterdam is hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. Ten tijde van de uitspraak van het thans in cassatie bestreden arrest was op het hoger beroep nog niet beslist. (Inmiddels heeft het gerechtshof te Amsterdam bij arrest van 19 oktober 2010, LJN BO1035, onder meer voor recht verklaard dat Promneftstroy geen rechthebbende op de aandelen van Yukos Finance is geworden en de zaak aangehouden tot het Europese Hof voor de Rechten van de Mens einduitspraak heeft gedaan inzake de klacht van Yukos Oil tegen de Russische Federatie; A-G).
(xiii) Bij vonnis van 12 november 2007 van de Arbitrazh Rechtbank te Moskou is het faillissement van Yukos Oil beëindigd per 4 november 2007. [De curator] heeft Yukos Oil hierna laten schrappen uit het Russische register voor ondernemingen, waardoor Yukos Oil naar Russisch recht is opgehouden te bestaan.
(xiv) Naar aanleiding van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 31 oktober 2007 hebben Yukos Oil en Yukos International op 29 november 2007 bij de faillissementsrechtbank te New York opheffing gevraagd van de Order van 26 mei 2006. Deze rechtbank heeft bij beslissing van 4 januari 2008 onder meer bepaald:
"The obligation under the May 26 Order to maintain the proceeds from sale of the interest of Yukos International in AB Mazeikiu Nafta in a segregated interest bearing bank account (...) in the name of Yukos International, and the prohibition on use or distribution from Bank Account (...), shall terminate at 5.00 p.m. (EST) on January 21, 2007 (...), unless [de curator], Promneftstroy, or any other party that may have standing under Dutch law shall have properly commenced, prior to the Termination Date, a proceeding in accordance with Dutch law before a Dutch court of competent jurisdiction seeking to impose injunctive Relief or similar relief as may be available in accordance with Dutch law, on notice to the Remaining Yukos Parties (...), counsel to (...) [de curator] and counsel to Promneftstroy, in which case (x) the Dutch court shall have exclusive authority to determine whether to grant or deny such relief and (y) (...) the Injunctive Relief issued by this Court in the May 26 Order shall continue until the Dutch court renders a decision on such request, subject to further or other direction of the Dutch Court (...)."
3. Om een voorziening te krijgen als bedoeld in de Order van de faillissementsrechtbank te New York van 4 januari 2008 hebben Promneftstroy en Rosneft bij dagvaarding van 21 januari 2008 Yukos International, [eisers 2 en 3] (hierna ook: Yukos International c.s.) in kort geding gedagvaard voor de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam en gevorderd - samengevat - Yukos International c.s. te bevelen de opbrengsten van de verkoop van olieraffinaderij Mazeikiu op een afzonderlijke bankrekening te houden en daarover niet te beschikken en om niet over de 49% deelneming in de Slowaakse vennootschap Transpetrol te beschikken, een en ander op straffe van verbeurte van dwangsommen.
4. Yukos International c.s. hebben verweer gevoerd tegen de vordering van Promneftstroy en Rosneft.
5. De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 6 maart 2008, voor zover thans van belang, Yukos International c.s. op straffe van verbeurte van dwangsommen bevolen de opbrengsten van de verkoop van de olieraffinaderij Mazeikiu Nafta en de 49% deelneming in Transpetrol op een afzonderlijke rentedragende bankrekening ten name van Yukos International te storten en te houden en daarover niet te beschikken totdat daarover bij in kracht van gewijsde gegaan of uitvoerbaar bij voorraad gegane uitspraak van een Nederlandse rechterlijke instantie anders is beslist.
6. Yukos International c.s. zijn van het vonnis van de voorzieningenrechter in hoger beroep gegaan bij het gerechtshof te Amsterdam, doch tevergeefs. Na een tussenarrest van 21 augustus 2008 heeft het hof bij eindarrest van 24 februari 2009, voor zover thans van belang en kort gezegd, het door de voorzieningenrechter gegeven bevel aan Yukos International c.s. in stand gelaten.
7. Daartoe heeft het hof onder meer overwogen dat, mede gelet op de in het kort geding tussen Yukos Finance, [eisers 2 en 3] enerzijds en [de curator] als de curator in het faillissement van Yukos Oil anderzijds uitgesproken arrest van de Hoge Raad van 19 december 2008 (NJ 2009, 456 nt. Th.M. de Boer), rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat Promneftstroy op 10 september 2007 rechtmatig alle aandelen in Yukos Finance heeft verworven (r.o. 6.1). Met het oog daarop heeft Promneftstroy er belang bij dat het vermogen van Yukos Finance zoveel mogelijk onaangetast blijft en zouden Yukos International c.s. naar het voorlopig oordeel van het hof onrechtmatig handelen indien zij zouden beschikken over de opbrengsten van Mazeikiu Nafta of van de 49% deelneming in Transpetrol en deze opbrengsten niet plaatsen en houden op een afzonderlijke rentedragende bankrekening ten name van Yukos International (r.o. 6.2). Het hof heeft geen aanleiding gezien om, zoals Yukos International c.s. hebben bepleit, voor het zgn. cash management een uitzondering te maken, nu uit de door partijen ingenomen standpunten valt af te leiden dat Promneftstroy zeer wel bereid is om in overleg mee te werken aan het gewenste cash management, mits dat met voldoende waarborgen omgeven wordt, en die bereidheid gezien de op dit punt gelijklopende belangen ook voor de hand ligt (r.o. 6.3).
8. Yukos International c.s. zijn tegen het eindarrest van het hof (tijdig) in cassatie gekomen met een uit drie onderdelen opgebouwd middel. Promneftstroy heeft het middel bestreden en geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. Rosneft is in cassatie niet verschenen. Tegen haar is verstek verleend.
9. Ik bespreek eerst onderdeel 2 van het middel.
10. Het onderdeel is opgebouwd uit drie subonderdelen en is gericht tegen het oordeel van het hof - in r.o. 6.1 - dat het beroep op het bodemvonnis van de Rechtbank Amsterdam van 31 oktober 2007 Yukos International c.s. niet kan baten. Het hof heeft daartoe in r.o. 6.1 onder meer overwogen:
"Ook indien het hof het bodemvonnis tot richtsnoer neemt, volgt uit de onbevoegdheid van [de curator] om hier te lande op te treden in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Yukos Oil, respectievelijk uit de ongeldigheid van diens door de Nederlandse rechtsorde beheerste rechtshandelingen, niet zonder meer dat naar Nederlands recht de rechtsgevolgen moeten worden ontzegd aan hetgeen in de Russische Federatie is geschied ter liquidatie van het vermogen van de aldaar gevestigde gefailleerde, en staat evenmin zonder meer vast dat de levering van de aandelen Yukos Finance (die hier te lande heeft plaatsgevonden) van onwaarde is wegens beschikkingsonbevoegdheid of omdat zij een geldige titel ontbeert. Zelfs aangenomen, zoals Yukos International cs blijkens punt 29 van de appeldagvaarding doen, dat Promneftstroy wist, althans moet hebben beseft, dat zij het risico liep dat haar rechten in Nederland niet zouden worden erkend, vergt beoordeling van de geldigheid van de levering van de aandelen Yukos Finance een nader onderzoek waarvoor in dit kort geding geen plaats is.
(...).
Nu in dit geding het tegendeel niet aannemelijk is gemaakt, moet - gelet op hetgeen het hof hiervoor onder 4 heeft overwogen (naar aanleiding van het genoemde arrest van de Hoge Raad van 19 december 2008; A-G) - in dit geding op grond van dit alles rekening worden gehouden met de mogelijkheid, dat Promneftstroy op 10 september 2007 rechtmatig alle aandelen in Yukos Finance heeft verworven."
Volgens het onderdeel is dit oordeel onjuist, althans onbegrijpelijk, omdat - kort gezegd - uit het bodemvonnis van 31 oktober 2007 van de rechtbank Amsterdam zonder meer volgt dat [de curator] niet als curator van Yukos Oil over de door Yukos Oil gehouden aandelen in Yukos Finance kon beschikken en de levering van de aandelen aan Promneftstroy dus ongeldig is (subonderdeel 2.1), het hof zich voor zijn beslissing in kort geding had te richten naar het oordeel van de bodemrechter zodat, anders dan het hof heeft overwogen, beoordeling van de geldigheid van de levering van de aandelen Yukos Finance geen nader onderzoek vergt (subonderdeel 2.2), en, anders dan het hof heeft overwogen, het niet op de weg ligt van Yukos International c.s. als gedaagden in dit kort geding om het tegendeel aannemelijk te maken van de door Promneftstroy en Rosneft als eisers aan het gevorderde bevel ten grondslag gelegde (mogelijk) onrechtmatig handelen (subonderdeel 2.3).
11. Bij de beoordeling van deze klachten dient vooropgesteld te worden dat, indien de rechter in kort geding moet beslissen op een vordering tot het geven van een voorlopige voorziening nadat de bodemrechter reeds een vonnis in de hoofdzaak heeft gewezen, de rechter in kort geding in beginsel zijn vonnis dient af te stemmen op het oordeel van de bodemrechter, ongeacht of dit oordeel is gegeven in een tussenvonnis of in een eindvonnis, in de overwegingen of in het dictum van het vonnis, en ongeacht of het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. Onder omstandigheden kan er plaats zijn voor het aanvaarden van een uitzondering op dit beginsel, hetgeen het geval zal kunnen zijn indien het vonnis van de bodemrechter klaarblijkelijk op een misslag berust en de zaak dermate spoedeisend is dat de beslissing op een tegen dat vonnis aangewend rechtsmiddel niet kan worden afgewacht. De rechter is niet gehouden de kans van slagen van het tegen het bodemvonnis ingestelde rechtsmiddel bij zijn beoordeling te betrekken (HR 19 mei 2000, NJ 2001, 407 nt. HJS).
12. Het hof heeft in de aangevallen r.o. 6.1 tot uitgangspunt genomen dat in het onderhavige kort geding het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 31 oktober 2007 als bodemvonnis kan worden aangemerkt en dat dit vonnis tot richtsnoer dient. Het hof heeft vastgesteld - in de eerste alinea van r.o. 6.1 - dat het vonnis van 31 oktober 2007 inhoudt dat het faillissement van Yukos Oil is totstandgekomen op een wijze die niet in overeenstemming is met de Nederlandse beginselen van een behoorlijke procesorde en aldus strijdig is met de Nederlandse openbare orde, zodat het faillissementsvonnis niet kan worden erkend en de daaruit naar Russisch recht voortvloeiende bevoegdheden van de curator in Nederland niet kunnen worden uitgeoefend, en dat de rechtbank voor recht heeft verklaard dat alle aandeelhoudersbesluiten met betrekking tot Yukos Finance van de curator nietig zijn.
13. De stelling van Yukos International c.s. dat dit een en ander meebrengt dat Promneftstroy, die immers de aandelen in Yukos Finance (op een veiling) van de curator heeft gekocht, nimmer aandeelhouder is geworden, heeft het hof - in de tweede alinea van r.o. 6.1 - op twee gronden verworpen.
14. De eerste grond is dat uit de onbevoegdheid van [de curator] om hier te lande op te treden in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Yukos Oil, respectievelijk uit de ongeldigheid van diens "door de Nederlandse rechtsorde beheerste rechtshandelingen", niet zonder meer volgt dat naar Nederlands recht de rechtsgevolgen moeten worden ontzegd aan hetgeen in de Russische Federatie is geschied ter liquidatie van het vermogen van de aldaar gevestigde gefailleerde, en evenmin zonder meer vaststaat dat de levering van de aandelen Yukos Finance (die hier te lande heeft plaatsgevonden) van onwaarde is wegens beschikkingsonbevoegdheid of omdat zij een geldige titel beheerst. Deze grond wordt aangevallen door subonderdeel 2.1.
15. De tweede grond is dat, zelfs aangenomen dat Promneftstroy wist, althans moet hebben beseft, dat zij het risico liep dat haar rechten in Nederland niet zouden worden erkend, beoordeling van de geldigheid van de levering van de aandelen Yukos Finance een nader onderzoek vergt waarvoor in dit kort geding geen plaats is. Deze grond wordt aangevallen door subonderdeel 2.2.
16. Het tegen de eerste grond gerichte subonderdeel 2.1 is naar mijn oordeel gegrond. Ik licht dit als volgt toe.
17. Het hof heeft tot uitgangspunt genomen dat uit het bodemvonnis volgt dat de "door de Nederlandse rechtsorde beheerste rechtshandelingen" welke door [de curator] als curator zijn verricht, "ongeldig zijn". De levering van de aandelen Yukos Finance door [de curator] als curator aan Promneftstroy ziet het hof kennelijk als een "door de Nederlandse rechtsorde beheerste rechtshandeling". Het hof tekent immers aan dat die levering "hier te lande heeft plaatsgevonden".
18. Onder dit door het hof gekozen uitgangspunt kan de conclusie geen andere zijn dan dat de levering "ongeldig" is. Waarom dit (toch) niet zo is, is zonder nadere motivering, die in het arrest ontbreekt, niet goed begrijpelijk.
19. Voor zover het hof met zijn verwijzing naar beschikkingsonbevoegdheid en het ontbreken van een geldige titel heeft willen aangeven dat de beschikkingsonbevoegdheid van [de curator] en/of de mogelijke ongeldigheid van de titel van de levering (de veilingkoop) naar Nederlands recht niet steeds tot ongeldigheid van de levering van de aandelen behoeft te leiden, miskent het hof dat de "ongeldigheid" van de levering van de aandelen in Yukos Finance niet het gevolg is van materieelrechtelijke gebreken die ingevolge het op die levering toepasselijke recht mogelijk daaraan kleven, maar het gevolg is van het feit dat het Russische faillissementsvonnis in Nederland niet kan worden erkend en dus iedere rechtskracht mist. Dit brengt mee dat ook iedere rechtshandeling die ter uitvoering van dat vonnis in Nederland wordt verricht, niet als rechtsgeldig kan worden erkend, ongeacht of die rechtshandeling ingevolge het daarop toepasselijke - in dit geval Nederlandse - rechtsstelsel in materieelrechtelijke zin geldig is of niet. Zou men hierover anders oordelen, dan wordt aan het faillissementsvonnis in Nederland werking toegekend, terwijl dat vonnis hier te lande nu juist iedere rechtskracht mist.
20. Uit dit een en ander volgt dat onderdeel 2.1 zo al niet met zijn rechtsklacht dan toch met zijn motiveringsklacht doel treft.
21. Hetgeen is aangetekend bij subonderdeel 2.1 leidt noodzakelijk tot de conclusie dat ook onderdeel 2.2 terecht is voorgesteld. Het hof heeft miskend dat onder het uitgangspunt dat in het onderhavige kort geding het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 31 oktober 2007 als bodemvonnis kan worden aangemerkt en tot richtsnoer dient, de levering door [de curator] als curator van de aandelen in Yukos Finance aan Promneftstroy rechtskracht mist, ongeacht of de levering volgens het daarop toepasselijke rechtsstelsel in materieelrechtelijke zin geldig is. Het oordeel van het hof dat de geldigheid (in materieelrechtelijke zin) van de levering van de aandelen Yukos een nader onderzoek vergt om te kunnen oordelen of Promneftstroy aandeelhouder is geworden, is derhalve onjuist.
22. Subonderdeel 2.3 behoeft geen bespreking indien de subonderdelen 2.1 en 2.2 doel treffen.
23. Hetzelfde geldt voor onderdeel 1 van het middel, dat zich in drie subonderdelen keert tegen het oordeel van het hof - in r.o. 6.3 - dat er geen aanleiding is om het zgn. cash management van het gegeven bevel uit te zonderen. Als de beslissing om het gevraagde bevel toe te wijzen in cassatie geen stand kan houden, verliest de door onderdeel 1 aan de orde gestelde vraag haar belang. Voor het geval de Hoge Raad omtrent onderdeel 2 anders mocht oordelen dan hierboven is aangegeven, bespreek ik onderdeel 1.
24. Subonderdeel 1.1 klaagt dat het hof met zijn beslissing om het cash management niet van het gegeven bevel uit te zonderen heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. Het subonderdeel betoogt dat het hof heeft miskend dat het door Promneftstroy en Rosneft gevorderde bevel geen rechtmatig handelen van Yukos International c.s. mag omvatten. Het cash management kan niet als onrechtmatig handelen worden aangemerkt omdat het er niet toe leidt dat de desbetreffende opbrengsten het vermogen van Yukos Finance verlaten, terwijl een met een dwangsom versterkt verbod van beschikkingshandelingen reeds bescherming biedt tegen handelingen waardoor het vermogen niet in tact zou blijven, aldus het subonderdeel.
25. Het subonderdeel is m.i. tevergeefs voorgesteld. Het hof heeft kennelijk geoordeeld dat bij cash management, gezien ook de door Yukos International c.s. daaraan in hun processtukken gegeven omschrijving (het hof verwijst naar de appeldagvaarding onder 24 en de pleitnota van Yukos International c.s. in hoger beroep onder 29 e.v.), het risico van handelingen die het vermogen van Yukos international wèl aantasten, niet kan worden uitgesloten en dus twijfel kan bestaan omtrent de rechtmatigheid van als cash management verrichte handelingen. Dit oordeel is niet onbegrijpelijk nu Yukos International c.s. onder cash management met name ook begrijpen het overboeken van gelden naar een andere bank (indien deze aantrekkelijker voorwaarden biedt).
26. Uitgaande van dit oordeel getuigt de beslissing van het hof om het cash management niet van het gegeven bevel uit te zonderen, niet van een onjuiste rechtsopvatting. Ook bij twijfel omtrent de onrechtmatigheid van het handelen is de rechter in kort geding immers bevoegd een maatregel waarbij dat handelen wordt verboden op te leggen. Zie bijv. HR 20 april 1990, NJ 1991, 560. Zie voorts Onrechtmatige daad (losbl.), Band 3, II.1, aant. 385 (T.E. Deurvoorst) met nadere gegevens.
27. Subonderdeel 1.2 bevat, als ik het goed zie, drie klachten.
28. De eerste klacht, verwoord in de eerste volzin van het subonderdeel, bouwt voort op subonderdeel 1.1 en moet het lot daarvan delen.
29. De tweede klacht houdt in dat het oordeel van het hof - in r.o. 6.3 - dat Promneftstroy bereid is om in overleg mee te werken aan het gewenste cash management, geen rechtens juist en begrijpelijk oordeel inhoudt over de vraag of als cash management aan te merken handelingen van Yukos International c.s. zijn aan te merken als (mogelijk) onrechtmatige gedragingen.
30. Ook deze klacht zal niet tot cassatie kunnen leiden. Zij berust op een verkeerde lezing van het bestreden arrest. De door de klacht bedoelde overweging strekt niet ter motivering van 's hofs oordeel dat twijfel kan bestaan over de rechtmatigheid van als cash management aan te merken handelingen van Yukos International c.s., maar ter motivering van 's hofs oordeel dat, ondanks twijfel omtrent de rechtmatigheid, er geen aanleiding is om het cash management van het gevraagde bevel uit te zonderen.
31. De derde klacht verwijt het hof onvoldoende (kenbare) rekenschap te hebben gegeven van de in het subonderdeel onder (i) t/m (iii) weergegeven stellingen van Yukos International c.s. De stellingen hebben betrekking op het belang dat Yukos International c.s. menen te hebben bij het uitzonderen van het cash management van het gevraagde bevel.
32. Het hof heeft blijkens r.o. 6.3 bij zijn beslissing om het cash management niet van het gevraagde bevel uit te zonderen in aanmerking genomen dat uit hetgeen partijen in hoger beroep mede aan de hand van overgelegde producties over en weer hebben gesteld, afgeleid kan worden dat Promneftstroy zeer wel bereid is om in overleg mee te werken aan het gewenste cash management, mits dat met voldoende waarborgen is omkleed, en dat die bereidheid gezien de op dit punt gelijklopende belangen ook voor de hand ligt. Dit oordeel is in het licht van de gedingstukken niet onbegrijpelijk (zie in het bijzonder de pleitnoties in hoger beroep zijdens Promneftstroy, onder 13) en berust voor het overige op aan het hof voorbehouden waarderingen van de stellingen van partijen. Tot een nadere motivering was het hof, mede in aanmerking genomen dat het hier een kort geding betreft, niet gehouden. De klacht kan derhalve geen doel treffen.
33. Subonderdeel 1.3 borduurt voort op de klachten van subonderdeel 1.2 en voert aan dat het hof met name (ook) heeft miskend dat, gegeven de door het hof in het midden gelaten stelling dat Yukos International c.s. zullen vasthouden aan hun publiekelijk geventileerde en ook steevast uitgevoerde beleid om pas gelden uit te delen als definitief duidelijk is dat Promneftstroy geen belanghebbende (aandeelhouder) is, toewijzing van het gevraagde bevel zonder daarvan het cash management uit te zonderen ten minste vergt dat sprake is van een reële dreiging van onrechtmatig handelen.
34. Het subonderdeel is tevergeefs voorgesteld. Het ziet eraan voorbij dat de vraag of sprake is van een reële dreiging van onrechtmatig handelen een vraag van feitelijke aard is die ter beantwoording is voorbehouden aan de rechter die over de feiten oordeelt. In cassatie kan het door de feitenrechter gegeven antwoord op juistheid niet worden onderzocht. Zie bijv. HR 21 december 2001, NJ 2002, 217 nt. T. Koopmans. Daarbij komt dat, zoals hierboven onder 26 reeds is aangetekend bij subonderdeel 1.1, de rechter in kort geding, ook bij twijfel omtrent de onrechtmatigheid van het handelen, bevoegd is een maatregel waarbij dat handelen wordt verboden op te leggen.
35. De slotsom is dat onderdeel 1 van het middel in zijn geheel faalt.
36. Onderdeel 3 van het middel is gericht tegen de beslissingen en oordelen in r.o. 6.5, r.o. 11 en het dictum van 's hofs arrest en bouwt rechtstreeks voort op de eerder aangevoerde klachten. Het treft doel indien, zoals hierboven is betoogd, de subonderdelen 2.1 en 2.2 terecht zijn voorgesteld.
37. Na vernietiging van het bestreden arrest kan de Hoge Raad de zaak naar mijn oordeel zelf afdoen door op het bestaande hoger beroep het vonnis van de voorzieningenrechter te vernietigen en, opnieuw recht doende, de door Promneftstroy en Rosneft tegen Yukos International c.s. gevraagde voorziening alsnog te weigeren.
De conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot afdoening van de zaak door de Hoge Raad zelf in voege als hierboven onder 37 is aangegeven.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
Uitspraak 07‑01‑2011
Inhoudsindicatie
IPR/burgerlijk procesrecht. Verhouding tussen bodemprocedure en kort geding. Maatstaf: kort gedingrechter dient in beginsel (behoudens uitzonderingen) zijn vonnis af te stemmen op oordeel bodemrechter, ongeacht of dit is gegeven in een eerder gewezen tussen- of in een eerder gewezen eindvonnis, in de overwegingen of in het dictum, en ongeacht of het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan of niet. Dit geldt eveneens als - zoals in dit geval - in de bodemprocedure wordt geoordeeld dat het in Rusland uitgesproken faillissement niet in Nederland kan worden erkend, nu dit is tot stand gekomen op een wijze die strijdig is met de Nederlandse openbare orde, terwijl in kort geding de vraag moet worden beantwoord of de curator in het faillissement hier te lande rechtsgeldig rechtshandelingen - in casu: levering van aandelen - heeft kunnen verricht.
7 januari 2011
Eerste Kamer
09/02232
EV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. YUKOS INTERNATIONAL UK B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. [Eiser 2],
wonende te [woonplaats], Verenigde Staten van Amerika,
3. [Eiser 3],
wonende te [woonplaats], Verenigde Staten van Amerika,
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. K.G.W. van Oven,
t e g e n
1. OOO PROMNEFTSTROY,
gevestigd te Moskou, Russische Federatie,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt,
2. OAO ROSNEFT,
gevestigd te Moskou, Russische Federatie,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Yukos International c.s., Promneftstroy en Rosneft.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 388931/KG ZA 08-104 P/CN van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 6 maart 2008;
b. de arresten in de zaak 200.005.433/01 SKG van het gerechtshof te Amsterdam van 21 augustus 2008 (tussenarrest) en 24 februari 2009 (eindarrest).
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het eindarrest van het hof hebben Yukos International c.s. beroep in cassatie ingesteld.
De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Promneftstroy heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. Tegen Rosneft is verstek verleend.
De zaak is voor Yukos International c.s. toegelicht door mr. P.D. Olden en mr. F.E. Vermeulen, beiden advocaat te Amsterdam en voor Promneftstroy door haar advocaat en mr. L. Kelkensberg, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot afdoening van de zaak door de Hoge Raad zelf in voege als onder 37 van de conclusie is aangegeven.
Bij brief van 26 november 2010 heeft mr. R.S. Meijer, advocaat bij de Hoge Raad, namens Promneftstroy op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten vermeld in rov. 2.1-2.44 van het hiervoor onder 1 genoemde vonnis van de voorzieningenrechter. Voor zover in cassatie nog van belang gaat het daarbij om het volgende.
(i) De Russische vennootschap OAO Yukos Oil Company (hierna: Yukos Oil) is in 1993 door de Russische staat opgericht. Zij is in 1995 en 1996 geprivatiseerd.
(ii) Yukos Oil hield alle aandelen in de Nederlandse vennootschap Yukos Finance B.V. (hierna: Yukos Finance), die op haar beurt alle aandelen hield in eiseres tot cassatie sub 1, de Nederlandse vennootschap Yukos International UK B.V. (hierna ook: Yukos International), alsmede in deelnemingen in buitenlandse vennootschappen. Bij een reorganisatie in 2005 zijn deelnemingen van Yukos Finance in buitenlandse vennootschappen overgedragen aan Yukos International. Eisers tot cassatie sub 2 en sub 3, hierna: [eisers 2 en 3], zijn met ingang van 21 november 2005 benoemd tot bestuurders van Yukos Finance en Yukos International.
(iii) In de jaren 1995 tot en met 2003 heeft het Yukos-concern een aanzienlijke groei doorgemaakt. Het is eigenaar geworden van aanzienlijke olie- en gasreserves, pijpleidingen en raffinaderijen.
(iv) In verband met het opeisbaar worden van een vordering wegens aan Yukos Oil verstrekte kredieten heeft een consortium van internationale banken op 6 maart 2006 bij de Arbitrazh Rechtbank te Moskou een verzoek ingediend om ten aanzien van Yukos Oil de Russische insolventieprocedure te openen. Op 14 maart 2006 heeft het consortium zijn vordering op Yukos Oil overgedragen aan thans verweerster in cassatie sub 2, de Russische vennootschap OAO Rosneft.
(v) Nadat de Arbitrazh Rechtbank bij vonnis van 28 maart 2006 de zgn. waarnemingsprocedure op Yukos Oil van toepassing had verklaard, heeft zij Yukos Oil bij beslissing van 1 augustus 2006, vastgelegd in een vonnis van 4 augustus 2006, failliet verklaard met benoeming van [de curator] (hierna: [de curator]) tot curator. Tegen het vonnis heeft Yukos Oil tevergeefs hoger beroep ingesteld. Cassatieberoep werd niet ingesteld.
(vi) Yukos Oil heeft in het verleden een deelneming in de Litouwse vennootschap Mazeikiu Nafta en een 49% deelneming in de Slowaakse vennootschap Transpetrol ondergebracht in Yukos Finance. Begin 2006 heeft het bestuur van Yukos International te kennen gegeven de Litouwse olieraffinaderij van Mazeikiu Nafta te zullen verkopen.
(vii) Na een verzoek van [de curator] heeft de faillissementsrechtbank te New York in een Order van 26 mei 2006 bevolen dat de opbrengst van de verkoop van de olieraffinaderij direct overgeboekt dient te worden naar een bankrekening van een Nederlandse deurwaarder of een afgezonderde bankrekening ten name van Yukos International, onder de bepaling dat de opbrengst voor geen ander doel zal worden gebruikt dan overeenkomstig een overeenkomst tussen alle betrokken partijen dan wel een beslissing van de Nederlandse rechter.
(viii) De olieraffinaderij is verkocht voor USD 1,2 miljard. De opbrengst is overeenkomstig de Order van de New Yorkse rechtbank geplaatst op een bankrekening ten name van Yukos International.
(ix) [De curator] heeft, bij door hem namens Yukos Oil genomen aandeelhoudersbesluit van 11 augustus 2006, [eisers 2 en 3] ontslagen als statutair bestuurders. Bij door [de curator] namens Yukos Oil genomen aandeelhoudersbesluiten van 14 en 30 augustus 2006 zijn twee andere personen benoemd tot bestuurders van Yukos Finance.
(x) Op 15 augustus 2007 heeft [de curator] de aandelen van Yukos Oil in Yukos Finance via een in Rusland gehouden veiling verkocht aan thans verweerster in cassatie sub 2, de Russische vennootschap OOO Promneftstroy; de aandelen zijn op 10 september 2007 geleverd.
(xi) Bij vonnis van 31 oktober 2007 heeft de rechtbank Amsterdam (in een bodemprocedure tussen [eiser 2], [eiser 3] en Yukos Finance enerzijds en [de curator] alsmede twee door hem benoemde bestuurders van Yukos Finance anderzijds) geoordeeld dat het Russische faillissementsvonnis waarbij [de curator] tot curator is benoemd, is tot stand gekomen op een wijze die niet in overeenstemming is met de Nederlandse beginselen van een behoorlijke procesorde en strijdig is met de Nederlandse openbare orde. Laatstgenoemd vonnis kan daarom niet worden erkend en de daaruit naar Russisch recht voortvloeiende bevoegdheden van de curator kunnen door [de curator] in Nederland niet worden uitgeoefend. Dit brengt mee dat [de curator] niet bevoegd was Yukos Oil in Nederland te vertegenwoordigen ter zake van de uitoefening van het stemrecht op de door haar gehouden aandelen in Yukos Finance, aldus de rechtbank. De door [de curator] namens Yukos Oil genomen aandeelhoudersbesluiten, waaronder die met betrekking tot de vervanging van de bestuurders, zijn naar het oordeel van de rechtbank dan ook nietig.
(xii) Tegen dit uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis is hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. Ten tijde van de uitspraak van het thans in cassatie bestreden arrest was op het hoger beroep nog niet beslist. Inmiddels heeft het gerechtshof te Amsterdam bij arrest van 19 oktober 2010, LJN BO1035 de vorderingen van de tussenkomende partijen Promneftstroy en Yukos Finance afgewezen, voor recht verklaard dat Promneftstroy geen rechthebbende op de aandelen Yukos Finance is geworden, en voor het overige de zaak aangehouden tot het Europese Hof voor de Rechten van de Mens einduitspraak heeft gedaan inzake de klacht van Yukos Oil tegen de Russische Federatie.
(xiii) Bij vonnis van 12 november 2007 van de Arbitrazh Rechtbank te Moskou is het faillissement van Yukos Oil beëindigd per 4 november 2007. [De curator] heeft Yukos Oil hierna laten schrappen uit het Russische register voor ondernemingen, waardoor Yukos Oil naar Russisch recht is opgehouden te bestaan.
(xiv) Naar aanleiding van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 31 oktober 2007 hebben Yukos Oil en Yukos International op 29 november 2007 bij de faillissementsrechtbank te New York opheffing gevraagd van de Order van 26 mei 2006. Deze rechtbank heeft bij beslissing van 4 januari 2008 onder meer bepaald:
"The obligation under the May 26 Order to maintain the proceeds from sale of the interest of Yukos International in AB Mazeikiu Nafta in a segregated interest bearing bank account (...) in the name of Yukos International, and the prohibition on use or distribution from Bank Account (...), shall terminate at 5.00 p.m. (EST) on January 21, 2008 (...), unless [de curator], Promneftstroy, or any other party that may have standing under Dutch law shall have properly commenced, prior to the Termination Date, a proceeding in accordance with Dutch law before a Dutch court of competent jurisdiction seeking to impose injunctive Relief or similar relief as may be available in accordance with Dutch law, on notice to the Remaining Yukos Parties (...), counsel to (...) [de curator] and counsel to Promneftstroy, in which case (x) the Dutch court shall have exclusive authority to determine whether to grant or deny such relief and (y) (...) the Injunctive Relief issued by this Court in the May 26 Order shall continue until the Dutch court renders a decision on such request, subject to further or other direction of the Dutch Court (...)."
3.2 Teneinde een voorziening te verkrijgen als in deze beslissing bedoeld, hebben Promneftstroy en Rosneft op 21 januari 2008 Yukos International c.s. in dit kort geding gedagvaard voor de voorzieningenrechter en gevorderd hen te bevelen de opbrengsten van de verkoop van de olieraffinaderij van Mazeikiu Nafta op een afzonderlijke bankrekening te houden en daarover niet te beschikken en om niet over de deelneming in Transpetrol te beschikken.
De voorzieningenrechter heeft Yukos International c.s. bevolen de opbrengsten van de verkoop van de raffinaderij en de deelneming op een afzonderlijke bankrekening te storten en daarover niet te beschikken, met uitzondering van de betaling door Yukos International van de vordering van Moraval tot een bedrag van ten hoogste USD 875.000.000,--, totdat daarover bij in kracht van gewijsde gegane of uitvoerbaar bij voorraad verklaarde uitspraak van een Nederlandse rechterlijke instantie anders is beslist.
3.3 In hoger beroep heeft het hof de vordering voor zover ingesteld door Rosneft alsnog afgewezen, met veroordeling van Rosneft in de kosten van het geding in beide instanties. Ten behoeve van Promneftstroy echter heeft het hof een bevel gegeven dat, voor zover thans van belang, overeenstemt met het in eerste aanleg gegeven bevel. Hetgeen het hof met betrekking tot deze laatste beslissing heeft overwogen, kan als volgt worden samengevat.
Yukos International c.s. hebben zich onder meer beroepen op het - hiervoor in 3.1 onder (xi) genoemde - vonnis van de rechtbank Amsterdam, gewezen tussen onder anderen [eisers 2 en 3] enerzijds en [de curator] in diens hoedanigheid van curator in het faillissement van Yukos Oil anderzijds. Volgens Yukos International c.s. brengt hetgeen in dit vonnis is geoordeeld en beslist - te weten: dat het faillissement van Yukos Oil tot stand is gekomen op een wijze die strijdig is met de Nederlandse openbare orde, dat daarom dit faillissement niet kan worden erkend en de naar Russisch recht uit het faillissement voortvloeiende bevoegdheden van de curator niet kunnen worden uitgeoefend in Nederland, en dat derhalve alle aandeelhoudersbesluiten van de curator met betrekking tot Yukos Finance van de curator nietig zijn - mee dat Promneftstroy, nu zij de aandelen Yukos Finance van de curator heeft gekocht, nooit aandeelhouder van Yukos Finance is geworden. Het hof, als kortgedingrechter, dient dit vonnis van de bodemrechter te volgen, zo stellen Yukos International c.s. Deze stelling kan hen evenwel niet baten. Ook indien het hof het bodemvonnis tot richtsnoer neemt, volgt uit hetgeen daarin is geoordeeld niet zonder meer dat naar Nederlands recht de rechtsgevolgen moeten worden ontzegd aan hetgeen in de Russische Federatie is geschied ter liquidatie van het vermogen van Yukos Oil en staat evenmin vast dat de levering van de aandelen Yukos Finance, die in Nederland heeft plaatsgevonden, van onwaarde is. Zelfs als Promneftstroy wist of moet hebben beseft dat zij het risico liep dat haar rechten in Nederland niet zouden worden erkend, vergt beoordeling van de geldigheid van de levering van de aandelen aan haar een onderzoek waarvoor in kort geding geen plaats is. Nu het tegendeel niet aannemelijk is gemaakt, moet - mede gelet op het in het kort geding tussen Yukos Finance, [eisers 2 en 3] enerzijds en de curator anderzijds uitgesproken arrest van de Hoge Raad van 19 december 2008, nr. 07/11447, LJN BG3573, NJ 2009/456 - rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat Promneftstroy de aandelen rechtmatig heeft verworven (rov. 6.1, in verbinding met rov. 4). Er bestaat geen aanleiding om, zoals Yukos International c.s. willen, bij het te geven bevel een uitzondering te maken voor het cash management (rov. 6.3).
3.4.1 Onderdeel 2, waarin met drie klachten wordt opgekomen tegen rov. 6.1, zal als eerste worden behandeld. Volgens het onderdeel is het oordeel dat rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat Promneftstroy op 10 september 2007 rechtmatig alle aandelen Yukos Finance heeft verworven onjuist althans onbegrijpelijk; in de eerste plaats - onderdeel 2.1 - omdat uit het bodemvonnis van 31 oktober 2007, dat het hof terecht als richtsnoer heeft genomen, zonder meer volgt dat [de curator] niet als curator van Yukos Oil over de door deze vennootschap gehouden aandelen Yukos Finance kon beschikken en deze dus ook niet rechtsgeldig kon leveren aan Promneftstroy; in de tweede plaats - onderdeel 2.2 - omdat het hof zich in kort geding had te richten naar het oordeel van de bodemrechter, zodat beoordeling van de geldigheid van de levering van de aandelen Yukos Finance aan Promneftstroy geen nader onderzoek vergde, en in de derde plaats - onderdeel 2.3 - omdat het in een kort geding als dit niet op de weg van de gedaagden, Yukos International c.s., ligt om het tegendeel aannemelijk te maken van het door de eiser, Promneftstroy, aan het gevorderde bevel ten grondslag gelegde (mogelijke) onrechtmatig handelen.
3.4.2 De rechter die in kort geding moet beslissen op een vordering tot het geven van een voorlopige voorziening nadat de bodemrechter reeds een vonnis in de hoofdzaak heeft gewezen, dient in beginsel zijn vonnis af te stemmen op het oordeel van de bodemrechter, ongeacht of dit oordeel is gegeven in een tussenvonnis of in een eindvonnis, in de overwegingen of in het dictum van het vonnis, en ongeacht of het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. Onder omstandigheden kan er plaats zijn voor het aanvaarden van een uitzondering op dit beginsel, hetgeen het geval zal kunnen zijn indien het vonnis van de bodemrechter klaarblijkelijk op een misslag berust en de zaak dermate spoedeisend is dat de beslissing op een tegen dat vonnis aangewend rechtsmiddel niet kan worden afgewacht, alsook indien sprake is van een zodanige wijziging van omstandigheden dat moet worden aangenomen dat de bodemrechter ingeval hij daarvan op de hoogte zou zijn geweest, tot een andere beslissing zou zijn gekomen.
3.4.3 Deze afstemmingsregel geldt ook in het zich hier voordoende geval dat in een bodemprocedure wordt geoordeeld dat een in het buitenland uitgesproken faillissement hier te lande niet kan worden erkend omdat het tot stand gekomen is op een wijze die strijdig is met de Nederlandse openbare orde, terwijl vervolgens in een kort geding de vraag moet worden beantwoord of de curator in dat faillissement hier te lande rechtsgeldig rechtshandelingen, in dit geval: levering van de aandelen Yukos Finance aan Promneftstroy, heeft kunnen verrichten.
3.4.4 Bij dat uitgangspunt treft zowel de rechtsklacht van onderdeel 2.1 als die van onderdeel 2.2 doel. Ingevolge het vonnis van 31 oktober 2007 mist het Russische faillissementsvonnis hier te lande iedere rechtskracht, zodat het hof - nu uit de stukken van het geding niet blijkt van een omstandigheid die een uitzondering op voormelde regel zou kunnen rechtvaardigen - tot geen ander oordeel had kunnen komen dan dat Promneftstroy geen aandeelhouder in Yukos Finance is geworden.
3.5 Onderdeel 3 is gericht tegen oordelen en beslissingen die berusten op het hiervoor onjuist bevonden oordeel dat rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat Promneftstroy de aandelen Yukos Finance rechtmatig heeft verworven en treft dus eveneens doel.
3.6 De overige onderdelen behoeven geen behandeling. Het bestreden arrest kan, voor zover gewezen tussen Yukos International c.s. en Promneftstroy, niet in stand blijven. De Hoge Raad kan zelf de zaak afdoen door ook het vonnis van de voorzieningenrechter voor zover gewezen tussen Yukos International c.s. en Promneftstroy te vernietigen en de vorderingen van deze laatste af te wijzen. Yukos International c.s. hebben geen belang bij hun cassatieberoep tegen het arrest voor zover gewezen tussen hen en Rosneft. Dit beroep zal daarom worden verworpen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 24 februari 2009 alsmede het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 6 maart 2008, beide voor zover gewezen tussen Yukos International c.s. en Promneftstroy, en opnieuw rechtdoende:
weigert de gevraagde voorziening;
veroordeelt Promneftstroy in de kosten van de procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van Yukos International c.s. begroot:
- in eerste aanleg op € 755,--;
- in hoger beroep op € 2.985,--;
in cassatie op € 480,16 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris;
verwerpt het beroep tegen genoemd arrest voor zover gewezen tussen Yukos International c.s. en Rosneft;
veroordeelt Yukos International c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Rosneft begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 7 januari 2011.
Beroepschrift 20‑04‑2009
Vandaag, de twintigste april tweeduizendnegen,
Heb ik, JEROEN GERARDUS JOSSER WEGBRANDS, als toegevoegd-kandidaat-gerechtsdeurwaarder werkzaam op het kantoor van JOHANNES CORNELIS MARIA VAN DER WEIJDEN gerechtsdeurwaarder gevestigd te Amsterdam, kantoorhoudende aldaar aan het adres Kon. Wilhelminaplein 30;
op verzoek van
- 1.
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid YUKOS INTERNATIONAL UK B.V., gevestigd te Amsterdam
- 2.
[rekwirant 2], wonende te [woonplaats], Hawaï Verenigde Staten van Amerika, en
- 3.
[rekwirant 3], wonende te [woonplaats], Texas, Verenigde Staten van Amerika,
allen te dezer zake woonplaats kiezende te (1077 XV) Amsterdam aan de Strawinskylaan 1999 ten kantore van NautaDutilh N.V., van welk kantoor de zaak wordt behandeld door de advocaat mr. F.E. Vermeulen, alsmede woonplaats kiezende te 's‑Gravenhage aan het Lange Voorhout 29 ten kantore van de advocaat bij de Hoge Raad der Nederlanden mr. K.G.W. van Oven, die door hen als advocaat wordt aangewezen om hen als zodanig in dit geding te vertegenwoordigen;
AAN:
1.
de vennootschap naar het recht van de plaats van haar vestiging OOO PROMNEFTSTROY, gevestigd te (115470) Moskou (Russische Federatie) en aldaar kantoor houdende aan Sudostroitelnaya ul., 15, str. 2, geïntimeerde in het principaal hoger beroep, tevens appellante in het incidenteel hoger beroep, die in de vorige instantie laatstelijk woonplaats heeft gekozen te 1013 GE Amsterdam aan de Droogbak la, ten kantore van de advocaat mr. D.J. Oranje (Clifford Chance LLP);
2.
de vennootschap naar het recht van de plaats van haar vestiging OAO ROSNEFT, statutair gevestigd te (115035) Moskou (Russische Federatie) en aldaar kantoor houdende aan Sofiskaya Embankment, 26/1 geïntimeerde in het principaal hoger beroep, die in de vorige instantie laatstelijk woonplaats heeft gekozen te 1082 MA Amsterdam aan het Gustav Mahlerplein 2, ten kantore van de advocaat mr. M. Deckers (Boekel De Nerée N.V.);
AANGEZEGD:
dat YUKOS INTERNATIONAL UK B.V., [rekwirant 2] en [rekwirant 3] beroep in cassatie instellen tegen het arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, vierde meervoudige burgerlijke kamer, onder zaaknummer 200.005.433/01 SKG in kort geding gewezen tussen mijn rekwiranten als principaal appellanten tevens incidenteel geïntimeerden en de gerekwireerden als principaal geïntimeerden en — wat betreft gerekwireerde sub 1 — tevens incidenteel appellante en ter rolle van 24 februari 2009 uitgesproken.
DAARTOE HEB IK:
exploot gedaan conform art. 63 lid 1 Rv aan de hiervoor genoemde gekozen woonplaats van gerekwireerde sub 1 en aldus aldaar afschrift dezes gelaten aan:
[Mevrouw S. Peek, aldaar werkzaam]
exploot gedaan conform art. 63 lid 1 Rv aan de hiervoor genoemde gekozen woonplaats van gerekwireerde sub 2 en aldus aldaar afschrift dezes gelaten aan:
[Mevrouw. A. Groenewegen, aldaar werkzaam,]
exploot gedaan conform artikel 55 Rv aan het parket van de procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden en aldus aldaar aan de Kazernestraat 52 te 's‑Gravenhage ten behoeve van elk van de gerekwireerden telkens twee afschriften dezes gelaten aan1.: etc.
MET MEDEDELING:
- (i)
dat — ten behoeve van elk van de gerekwireerden — telkens twee vertalingen in de Russische taal van dit exploot rechtstreeks aan het parket van de procureur-generaal zullen worden nagezonden;
- (ii)
dat verzocht wordt het exploot en de Russische vertaling ervan aan de gerekwireerden te doen betekenen overeenkomstig de artt. 3 tot en met 6 van het Verdrag inzake de betekening en kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke- en handelszaken van 15 november 1965 (het ‘Verdrag’), door eenvoudige afgifte of, zo dit niet mogelijk is, door betekening of kennisgeving met inachtneming van de vormen in de wetgeving van de Russische Federatie voorgeschreven voor de betekening of de kennisgeving van stukken, die in dat land zijn opgemaakt en bestemd zijn voor zich aldaar bevindende personen, in beide gevallen onder afgifte van een bewijs van ontvangst;
- (iii)
dat een tweede afschrift van dit exploot onverwijld door mij gerechtsdeurwaarder, per aangetekende brief met bericht van ontvangst aan elk van de gerekwireerden aan hun hiervoor genoemde adres zal worden toegezonden;
- (iv)
dat een exemplaar van dit exploot, voorzien van de Russische vertaling ervan, rechtstreeks per aangetekende post alsmede per DHL koerierservice met bericht van ontvangst aan elk van de gerekwireerden op hun hiervoor genoemde adres zal worden verzonden.
Aldus worden de gerekwireerden
GEDAGVAARD:
om op vrijdag de vijfde juni tweeduizendnegen2., 's ochtends om 10.00 uur, vertegenwoordigd door een advocaat bij de Hoge Raad der Nederlanden, te verschijnen ter openbare terechtzitting van die Raad, Eerste Enkelvoudige Kamer, die alsdan gehouden zal worden in het gebouw van de Hoge Raad der Nederlanden aan de Kazernestraat 52 te 's‑Gravenhage;
ONDER VERMELDING:
dat als één van de gedaagden niet op de voorgeschreven wijze, vertegenwoordigd door een advocaat bij de Hoge Raad der Nederlanden, verschijnt, tegen de niet-verschenen gedaagde verstek zal worden verleend en dat tussen eisers tot cassatie en de wel verschenen gedaagde wordt voortgeprocedeerd en tussen alle partijen één arrest wordt gewezen, dat als een arrest op tegenspraak wordt beschouwd;
TENEINDE:
alsdan tegen voormeld arrest te horen aanvoeren het hierna geformuleerde cassatiemiddel;
Middel van cassatie:
Schending van het recht en/of verzuim van vormen waarvan de niet-inachtneming nietigheid meebrengt, doordat het hof heeft geoordeeld en beslist als in het hier als ingelast en herhaald te beschouwen arrest waarvan beroep is vermeld, meer in het bijzonder de rechtsoverwegingen 4, 6.1, 6.2, 6.3, 6.5, 11 en op die gronden heeft rechtgedaan als in het dictum van dat arrest van 24 februari 2009, zaaknr. 200.005.433/01 SKG is omschreven, ten onrechte zulks om één of meer van de navolgende, waar nodig in onderling verband en samenhang te beschouwen redenen.
Onderdeel 1
1.
Het hof heeft in het dictum van zijn arrest Yukos International en haar bestuurders [rekwirant 2] en [rekwirant 3] op straffe van verbeurte van een dwangsom € 10 miljoen bevolen om de (aan Yukos International) toekomende opbrengsten van de verkochte olierafinaderij Mazeikiu Nafta en van haar 49% deelneming in Transpetrol (gezamenlijk circa USD 1,5 miljard) op een bankrekening te houden resp. te plaatsen en daarover niet te beschikken (met uitzondering van de betaling van een vordering van Moravel tot een bedrag van maximaal USD 875.000.000). Naar 's hofs voorlopig oordeel in rov. 6.2 zouden Yukos International en haar bestuurders onrechtmatig handelen jegens Promneftstroy, indien zij zouden overgaan tot (verdere) — tot aantasting van het vermogen van Yukos Finance leidende — liquidatie en/of uitkering aan (bepaalde) crediteuren, zonder maatregelen te nemen die de instandhouding van het (al dan niet directe) vermogen van Yukos Finance waarborgen. In de gegeven omstandigheden zouden Yukos International c.s. naar het voorlopig oordeel van het hof aldus onrechtmatig handelen, indien zij zouden beschikken over de opbrengsten van Mazeikiu Nafta of van de 49% deelneming in Transpetrol en deze opbrengsten niet plaatsen en houden op een afzonderlijke rentedragende bankrekening ten name van Yukos International, zoals de in het geding zijnde Fortisrekening. In rov. 6.3 oordeelt het hof dat het geen aanleiding ziet om een uitzondering te maken voor het door Yukos International en haar bestuurders ingeroepen belang van zgn. cash management ten aanzien van de omvangrijke opbrengsten van Mazeikiu Nafta en van de 49% deelneming in Transpetrol. Het hof leidt uit stellingen en producties van partijen af dat Promneftstroy zeer wel bereid is om in overleg mee te werken aan het gewenste cash management, mits dat met voldoende waarborgen omgeven wordt, welke bereidheid volgens het hof gezien de op dit punt gelijklopende belangen ook voor de hand ligt.
1.1
Door aldus te oordelen heeft het hof blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. Zoals bij appeldagv. nr. 24 (toelichting op grief I) en in Plta II nrs. 29–31 nadrukkelijk is aangevoerd, mag het door Promneftstroy gevorderde, door een dwangsom versterkte, bevel geen rechtmatig handelen van Yukos International en haar bestuurders omvatten, die door zo'n bevel worden beperkt in hun recht om (naar eigen inzicht) te beschikken over de opbrengsten van Mazeikiu Nafta en van de 49% deelneming in Transpetrol. Het hof heeft dit miskend door in rov. 6.3‘geen uitzondering te aanvaarden’ voor het door Yukos International en haar bestuurders ingeroepen belang van cash management. Immers, de (mogelijke) onrechtmatige daad van Yukos International en haar bestuurders die toewijzing van het gevorderde bevel volgens 's hofs kennelijke oordeel in rov. 6.2 rechtvaardigt, is een (mogelijke) beschikkingshandeling van Yukos International die ertoe leidt dat het vermogen van Yukos Finance (c.q. de opbrengsten van Mazeikiu Nafta en van de 49 % deelneming in Transpetrol) niet in tact blijft. Zoals in Plta II nrs. 29–31 is aangevoerd, leiden als cash management aan te merken handelingen er echter niet toe dat de betreffende opbrengsten het vermogen van Yukos Finance verlaten (maar hooguit tot meer of minder rendement op dat vermogen), terwijl een met een dwangsom versterkt verbod van beschikkingshandelingen reeds bescherming biedt tegen handelingen waardoor het vermogen van Yukos Finance niet in tact zou blijven.
1.2
Voor zover het hof in rov. 6.2, slot, heeft geoordeeld dat, afgezien van beschikking over de opbrengsten, (ook) het niet-plaatsen en niet-houden ervan op een afzonderlijke rentedragende bankrekening ten name van Yukos International, reeds (mogelijk) onrechtmatig is, dan is dat oordeel in het licht van het voorgaande rechtens onjuist, onbegrijpelijk en/of (ook in kort geding) ontoereikend gemotiveerd. 's Hofs oordeel in rov. 6.3 dat Promneftstroy zeer wel bereid is om in overleg mee te werken aan het gewenste cash management, mits dat met voldoende waarborgen omgeven wordt, welke bereidheid volgens het hof gezien de op dit punt gelijklopende belangen ook voor de hand ligt, houdt voorts geen rechtens juist, begrijpelijk en toereikend gemotiveerd oordeel in over de vraag of als cash management aan te merken handelingen van Yukos International en haar bestuurders zijn aan te merken als (mogelijke) onrechtmatige gedragingen. Als dergelijke handelingen, zoals Yukos International en haar bestuurders betogen, niet als (mogelijke) onrechtmatige gedragingen kunnen worden aangemerkt, dan kan ook een belangenafweging in kort geding niet (alsnog) leiden tot toewijzing van een bevel (tevens verbod) dat zodanige (rechtmatige) handelingen omvat. Bovendien heeft het hof ten onrechte geen (voldoende kenbare) rekenschap gegeven van de stellingen van Yukos International en haar bestuurders
- (i)
dat, afgezien van het onverantwoorde (insolventie-)risico bij aanhouden van bijna USD 600 miljoen3. op slechts één of twee bankrekeningen, het voorzienbare zéér grote, jarenlange rendementsverlies tot cash management (naar eigen inzicht) noopt (Plta II nr. 29),
- (ii)
dat Promneftstroy bij haar (reeds gebleken) onthouding van toestemming aan cash management ook geen redelijk belang heeft, nu zij immers reeds tegen op straffe van een dwangsom verboden beschikkingshandelingen wordt beschermd (en dus een voldoende waarborg geniet) tegen (verdere) liquidatie en/of uitkering aan (bepaalde) crediteuren van het vermogen van Yukos Finance en
- (iii)
dat — juist ook gezien het gestelde achter (ii) — van Promneftstroy's (zekere) bereidheid om in overleg mee te werken aan cash management niet mag worden uitgegaan.
1.3
Het voorgaande klemt te meer/althans nu, naar Yukos International en haar bestuurders in appeldagv. nr. 23 (waarnaar het hof in rov. 6.1, laatste volzin, ook uitdrukkelijk verwijst) en voorts in Plta II 32 hebben gesteld en het hof in rov. 6.2, tweede alinea, in het midden laat, Yukos International en haar bestuurders zullen vasthouden aan hun publiekelijk geventileerde en ook steevast uitgevoerde beleid om — in overeenstemming met hun bestuursverantwoordelijkheid — pas gelden uit te delen als definitief duidelijk is dat Promneftstroy geen belanghebbende (aandeelhouder) is. Naar het hof miskent — ten aanzien van het opgelegde bevel als zodanig en in élk geval voor wat betreft het door het hof mede daaronder begrepen cash management — vergt toewijzing van zo'n bevel in kort geding (een ‘freezing order’) — zeker als dat voor de duur van de voorziening leidt tot een algehele uitsluiting van beschikking over een bedrag van circa USD 600 miljoen, terwijl er voor conservatoire beslaglegging geen gronden zijn — dat (ten minste) sprake is van een reële dreiging van onrechtmatig handelen en/of dat het louter uit een processueel standpunt afgeleide (theoretisch) voorbehoud van het recht en de vrijheid om te beschikken over het vermogen van (hier) Yukos International niet, althans niet zonder nadere motivering, die ontbreekt, tot de gevolgtrekking kan leiden in rov. 6.5 dat ‘concreet onrechtmatig handelen dreigt’ en/of kan zulks niet, althans niet zonder nadere motivering, die ontbreekt, toewijzing van een dergelijke ingrijpende voorziening in kort geding rechtvaardigen.
Onderdeel 2
2.
Het hof oordeelt in rov. 6.1 dat het vonnis van 31 oktober 2007 van de Amsterdamse rechtbank Yukos International en haar bestuurders niet kan baten. Het hof oordeelt dat, ook indien het hof dit bodemvonnis tot richtsnoer neemt, uit de onbevoegdheid van [de curator] om hier te lande op te treden in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Yukos Oil, respectievelijk uit de ongeldigheid van diens door de Nederlandse rechtsorde beheerste rechtshandelingen, niet zonder meer volgt dat naar Nederlands recht de rechtsgevolgen moeten worden ontzegd aan hetgeen in de Russische federatie is geschied ter liquidatie van het vermogen van de aldaar gevestigde gefailleerde, en evenmin zonder meer vaststaat dat de levering van de aandelen Yukos Finance (die hier te lande heeft plaatsgevonden) van onwaarde is wegens beschikkingsonbevoegdheid of omdat zij een geldige titel ontbeert. Het hof oordeelt voorts dat zelfs aangenomen dat Promneftstroy wist, althans moet hebben beseft, dat zij het risico liep dat haar rechten in Nederland niet zouden worden erkend, beoordeling van de geldigheid van de levering van aandelen Yukos Finance een nader onderzoek vergt waarvoor in dit kort geding geen plaats is. Dat de Ondernemingskamer reeds op grond van het bodemvonnis had geoordeeld dat Promneftstroy geen aandeelhouder is en dus niet-ontvankelijk is in haar enquêteverzoek, brengt het hof niet tot een ander oordeel. Het hof oordeelt dat, nu het tegendeel in dit geding niet aannemelijk is gemaakt — mede gelet op hetgeen het hof in rov. 4 heeft overwogen — rekening moeten worden gehouden met de mogelijkheid dat Promneftstroy op 10 september 2007 rechtmatig alle aandelen in Yukos Finance heeft verworven.
2.1
Het hof is aldus uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting. Immers, het door het hof in dit kort geding terecht tot richtsnoer genomen bodemvonnis houdt volgens het hof in
- (i)
dat [de curator] onbevoegd is om in Nederland op te treden in hoedanigheid van curator in het faillissement van Yukos Oil en
- (ii)
dat de door de Nederlandse rechtsorde beheerste rechtshandelingen ongeldig zijn.
Daaruit volgt niet alleen zonder méér dat deze curator niet alleen geen stemrechten kan uitoefenen op de door Yukos Oil gehouden aandelen in Yukos Finance. Er volgt ook zonder méér uit dat hij daarover niet als curator van Yukos Oil kan beschikken en/althans geen geldige koopovereenkomst kon aangaan en/of geen geldige leveringshandeling kon verrichten (voor de levering in Nederland). Het is immers van tweeën één: óf de curator is bevoegd en kan in Nederland met betrekking tot Yukos Finance rechtsgeldig rechtshandelingen stellen óf hij kan dat niet, maar dan valt ook niet in te zien waarom er méér voor nodig zou zijn om de curator als beschikkingsonbevoegd en zijn als curator van Yukos Oil verrichte rechtshandelingen als ongeldig aan te merken. De Amsterdamse Rechtbank had in haar in rov. 6.1 bedoelde vonnis van 31 oktober 2007 de curator dan ook bevolen om enig recht met betrekking tot de aandelen Yukos Finance uit te oefenen of te doen uitoefenen.4. In het licht daarvan is 's hofs oordeel (bovendien) onbegrijpelijk althans ontoereikend gemotiveerd. In elk geval is 's hofs oordeel onbegrijpelijk althans ontoereikend gemotiveerd, te meer nu Promneftstroy en Rosneft niet, laat staan gemotiveerd, hebben aangevoerd waarom de verkoop en levering van aandelen in een Nederlandse vennootschap bij Nederlandse notariële akte wel geldig zou zijn als de uitoefening van stemrechten op die aandelen dat niet is. Het voorgaande klemt eens te meer/althans, nu, zoals het hof in rov. 6.1, 2e alinea, aanneemt, Promneftstroy — omdat zij daarvoor uitdrukkelijk was gewaarschuwd — wist althans moet hebben beseft dat zij het risico liep dat haar in Nederland te verkrijgen rechten in Nederland niet zouden worden erkend.
2.2
Voor zover het hof in rov. 6.1, 2e alinea, slot (‘Zelfs aangenomen … geen plaats is’) en in rov. 6.1, laatste alinea in verband met rov. 4 (‘De vraag naar de rechtmatigheid staat ook in dit geding nog open…’) heeft geoordeeld dat de vraag naar — kort gezegd — de onrechtmatigheid van (de wijze van totstandkoming van) het Russische faillissementsvonnis en/of de beoordeling van de geldigheid van de levering van de aandelen in Yukos Finance een nader onderzoek vergt waarvoor in dit kort geding geen plaats is, heeft het hof miskend dat het zich voor zijn beslissing in dit kort geding had te richten naar het gegeven oordeel van de bodemrechter, waaruit (ook) de ongeldigheid van die levering resp. de niet-erkenning daarvan in Nederland noodzakelijkerwijs volgt. In elk geval diende het hof (inzichtelijk) te motiveren waarom deze vraag dusdanig nader onderzoek vergde, zulks te meer nu
- (i)
Promneftstroy en Rosneft niet (gemotiveerd) hebben gesteld dat en waarnaar dusdanig nader onderzoek zou zijn geboden en
- (ii)
dit volgens het hof vereiste nadere onderzoek het hof niet heeft geleid tot afwijzing, maar tot onverkorte toewijzing van een bevel om (voor de duur van de voorziening) niet te beschikken over de tegen USD 600 miljoen belopende opbrengst van Mazeikiu Nafta en van de 49% deelneming in Transpetrol en zélfs daarmee geen als cash management aan te merken handelingen te verrichten.
Voor zover het hof in rov. 6.1, 2e alinea, slot, uitsluitend op het oog heeft gehad dat Promneftstroy's kwade trouw bij aankoop van de aandelen tot een dergelijk nader onderzoek dwingt, waarvoor in dit kort geding geen plaats is, heeft het hof (bovendien) miskend dat Promneftstroy's wetenschap van het risico dat haar rechten in Nederland niet zouden worden erkend, geen noodzakelijke voorwaarde is voor de ongeldigheid van die levering resp. de niet-erkenning daarvan in Nederland.
2.3
's Hofs oordeel in rov. 6.1, laatste alinea, dat in dit geding het tegendeel niet aannemelijk is gemaakt, berust op een onjuiste rechtsopvatting, nu het immers in een kort geding als dit niet op de weg ligt van de gedaagde om het tegendeel aannemelijk te maken van de door de eiser aan het in kort geding gevorderde bevel ten grondslag gelegde (mogelijke) onrechtmatig handelen van de wederpartij. Dat, zoals het hof in rov. 6.1, laatste alinea (ten overvloede) oordeelt, Yukos International c.s. getuige appeldagv. nr. 23 zelf ook rekening houden met de mogelijkheid dat Promneftstroy rechtsgeldig alle aandelen in Yukos Finance heeft verworven, kan in de binding van de voorzieningenrechter aan het gewezen bodemvonnis geen verandering brengen. Het t.a.p. door Yukos International c.s. nog eens bevestigde, reeds herhaaldelijk publiekelijk uitgedragen beleid om geen gelden uit te keren totdat over de geldigheid van de aandelenoverdracht aan Promneftstroy definitief zal zijn beslist, mag zich ook niet tegen haar keren door zo'n bezwarende — want een algehele beschikkingsbeperking met inbegrip van cash management inhoudende — voorziening te treffen.
Onderdeel 3
3.
Indien één of meer van de hierboven aangevoerde klachten gegrond worden bevonden kunnen ook 's hofs oordelen en beslissingen in rov. 6.5, rov. 11 en het dictum van 's hofs arrest niet in stand blijven.
Mitsdien:
het de Hoge Raad moge behagen het bestreden arrest te vernietigen, met zodanige verdere voorziening, mede ten aanzien van de kosten, als de Hoge Raad juist zal achten.
De kosten dezes zijn, inclusief BTW, EUR 85,98
NB: de explootkosten zijn verhoogd met BTW, nu eisers tot cassatie. nadrukkelijk hebben verklaard de omzetbelasting niet te kunnen verrekenen in de zin van de Wet op de Omzetbelasting 1968.
(t.k.-)gerechtsdeurwaarder
Hierbij verklaart ondergetekende dat bovenstaande verschotten zijn gemaakt voor de goede verrichting van de ambtshandelingen en dat zij noodzakelijk waren, alsmede dat hij/zij geen rechtstreeks of middellijk belang heeft in de onderneming of derde die bovenstaande verschotten factureert.
Voetnoten
Voetnoten Beroepschrift 20‑04‑2009
Aldus wordt een dagvaardingstermijn van ruim zes weken in acht genomen. Blijkens de onder rolnr. 08/04877 gewezen rolbeschikking van 6 februari 2009 in het incident in deze zaak moet een dergelijke termijn, gezien het (ook in cassatie nog) spoedeisende belang in deze zaak en de overigens door eisers tot cassatie getroffen maatregelen, als toereikend worden aangemerkt in het licht van art. 15, derde lid, Verdrag (Zie ook de eveneens op Yukos betrekking hebbende rolbeschikking van 14 december 2007 in de zaak met rolnummer C07/11447). Eisers tot cassatie hebben er een onverminderd belang bij om de tegen hen getroffen voorzieningen zo spoedig mogelijk beëindigd althans beperkt te zien.
De totale opbrengsten die (thans) resteren na betaling van de vordering van Moravel van USD 800 miljoen. Een rendementsderving van 1% op dat vermogen geeft een verlies van circa USD 6 miljoen per jaar. Zo lang de bodemprocedure loopt kan dat dus oplopen tot tientallen miljoenen USD.
In een tussen dezelfde partijen gewezen bodemvonnis van 25 februari 2009 (rov. 4.4.1, zaaknr. 365000/ HA ZA 07-739) heeft de Rechtbank Amsterdam dat nog eens nadrukkelijk bevestigd. Zie over de ruime reikwijdte van het bodemvonnis van 31 oktober 2007 o.m. appeldagv. nr. 8 en Plta II nr. 9, 12, 13.