Waar ook nog te lezen valt dat de commissie het geen bezwaar vond dat aldus ook de culpoze misdrijven van die titel onder het bereik van art. 285 kwamen ‘’vermits bedreiging daarmee toch onmogelijk is’’.
HR, 15-09-1997, nr. 106.048
ECLI:NL:PHR:1997:42
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15-09-1997
- Zaaknummer
106.048
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:1997:42, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑09‑1997
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:1997:ZD0877
Conclusie 15‑09‑1997
Inhoudsindicatie
Bedreiging met enig misdrijf waardoor algemene veiligheid van goederen in gevaar wordt gebracht, art. 285 Sr. Uitleg bestanddeel ‘enig misdrijf waardoor de algemene veiligheid van goederen in gevaar wordt gebracht’. Tenlastelegging is toegesneden op in art. 285 Sr strafbaar gestelde “bedreiging met enig misdrijf waardoor de algemene veiligheid van goederen in gevaar wordt gebracht”. Blijkens wetsgeschiedenis werden daarmee bedoeld misdrijven die in Boek 2, titel VII Sr strafbaar waren gesteld. Opsteller van tenlastelegging heeft kennelijk oog gehad op art. 161sexies.2 Sr, welke bepaling in titel VII van boek 2 is ingevoegd bij Wet Computercriminaliteit. Blijkens wetsgeschiedenis heeft wetgever daarbij, ook voor wat betreft strafbaar gestelde vernieling, beschadiging of onbruikbaarmaking van geautomatiseerd werk, oog gehad op gemeen gevaar voor goederen dat is te duchten van daardoor optredende verstoring van functioneren van dat werk. Art. 285 Sr stelt o.m. strafbaar bedreiging met enig misdrijf waardoor algemene veiligheid van goederen in gevaar wordt gebracht. Wetgever, die zich blijkens Wet computercriminaliteit bescherming van gegevens en in verband daarmede verlening van diensten heeft aangetrokken, heeft geen aanleiding gezien in dit opzicht art. 285 Sr aan te passen. Het moet er daarom, gelet op geboden restrictieve uitleg van bepalingen die strafbaarstelling inhouden, voor worden gehouden dat art. 285 Sr niet ziet op situatie waarin wordt gedreigd met zodanige vernieling, beschadiging of onbruikbaarmaking van geautomatiseerd werk voor opslag of verwerking van gegevens dat daardoor gemeen gevaar voor verlening van diensten te duchten is, zonder dat daarbij tevens gevaar voor algemene veiligheid van personen of goederen te duchten is. Hof heeft vastgesteld dat verdachte in kantoor dreigde aldaar aanwezige computer te laten stukvallen en dat hij met beide handen een monitor vastpakte en deze in richting van rand van tafel schoof. Hoewel hof hieruit heeft kunnen afleiden dat verdachte dreigde geautomatiseerd werk voor opslag of verwerking van gegevens a.b.i. art. 161sexies Sr te vernielen, te beschadigen of onbruikbaar te maken, is zijn oordeel dat van dergelijke vernieling, beschadiging of onbruikbaarmaking gemeen gevaar voor goederen zou zijn te duchten a.b.i. voormelde wetsbepaling onbegrijpelijk. Uit inhoud van bewijsmiddelen kan immers niet worden afgeleid dat van bedoeld handelen anders dan voor computer zelf (inclusief verschillende onderdelen en daarin opgeslagen gegevens) en mogelijk voor enkele zich in omgeving daarvan bevindende goederen gevaar zou zijn te duchten. Hieruit volgt dat bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd.
Nr. 106.048
Zitting 15 september 1997
Mr Van Dorst
Conclusie inzake:
[verdachte]
Edelhoogachtbaar College,
1. Bij arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch is verzoeker veroordeeld wegens bedreiging met enig misdrijf waardoor de algemene veiligheid van goederen in gevaar wordt gebracht.
2. Door of namens verzoeker zijn geen middelen van cassatie voorgesteld. Ambtshalve vraag ik aandacht voor het volgende.
3. Aan verzoeker is telastegelegd, voorzover te dezen relevant, dat hij:
" [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf waardoor de algemene veiligheid van goederen in gevaar wordt gebracht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met beide handen een computer, in elk geval een monitor vastgepakt en/of daarbij voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik sla hier de boel stuk, weet je wel hoe het klinkt als een computer kapot valt", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking".
Het hof heeft het telastegelegde bewezen geacht met dien verstande dat het hof bij de woorden "en/of" heeft gekozen voor "en" en dat is vrijgesproken van de primair of alternatief telastegelegde omstandigheid dat het een computer betrof. Aangenomen moet worden dat het cassatieberoep zich niet tegen deze vrijspraak richt. Het bewezene is door het hof gekwalificeerd als het misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij art. 285 lid 1 Sr.
4. Allereerst rijst de materieelrechtelijke vraag of het bewezenverklaarde inderdaad strafbaar is gesteld bij art. 285 lid 1 Sr.
5. Art. 285 lid 1 Sr, opgenomen in Titel 18 van Boek II (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), stelt strafbaar -voor zover te dezen van belang- bedreiging met enig misdrijf waardoor de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar wordt gebracht. Daarmee wordt gedoeld op de delicten die strafbaar zijn gesteld in titel 7 van Boek II (misdrijven waardoor de algemene veiligheid van personen of goederen wordt in gevaar gebracht). Zie de Notulen van de Commissie-De Wal, deel III, blz. 261-2621.. Van de feiten die als (niet gemeengevaarlijke) Sach-beschädigung2.kunnen worden aangemerkt wenste de commissie slechts de brandstichting in art. 285 Sr over te nemen.3.Bedreiging met vernieling, beschadiging, onbruikbaarmaking of wegmaking van een zaak of zaken is dus -behoudens indien het om brandstichting gaat- niet strafbaar op grond van art. 285 lid 1 Sr. Dit is slechts anders indien die vernieling etc. betrekking heeft op zaken die door de voorschriften van titel 7 worden beschermd, doch op voorwaarde dat daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.4.Bedreiging met vernieling van andere dan de daar genoemde zaken is dus niet strafbaar, zelfs niet indien bij uitvoering van de bedreiging gemeen gevaar voor goederen te duchten zou zijn geweest.
6. Wel verleent titel 7 in art. 161sexies bijzondere bescherming aan een geautomatiseerd werk voor opslag of verwerking van gegevens, in die zin dat vernieling etc. van een dergelijk werk strafbaar is indien daarvan o.m. gemeen gevaar voor goederen of voor de verlening van diensten te duchten is. Ingevolge de art. 161sexies enigszins overlappende definitie van art. 80sexies moet onder een geautomatiseerd werk worden verstaan: een inrichting die bestemd is om langs elektronische weg gegevens op te slaan en te verwerken. Hoewel de voor een niet-ingewijde nogal abstracte5.wetsgeschiedenis van de Wet van 23 december 1992, Stb. 1993, 33, waarbij genoemde bepalingen in het WvSr zijn ingevoegd, zich daarover niet expliciet uitlaat, zou ik willen aannemen dat ook een personal computer waarvan te dezen kennelijk sprake is, onder hun bereik valt.6.
7. Nu het hof heeft vrijgesproken van de omstandigheid dat verzoeker gedreigd heeft een computer te zullen vernielen, hoeft niet te worden ingegaan op de vraag of te dezen art. 285 jo. art. 161sexies Sr toepasselijk is. Met name blijft buiten beeld de vraag of gemeen gevaar "voor de verlening van diensten" van art. 161 sexies onder 2° begrepen kan worden geacht onder de uitdrukking "algemene veiligheid van goederen" van art. 285 lid 1 Sr. Overigens zou ik menen dat een redelijke uitleg van art. 285 die strookt met de thans bestaande, doch bij de vaststelling van art. 285 Sr in de vorige eeuw nog niet voorzienbare maatschappelijke behoeften, ertoe noopt aan te nemen dat art. 285 ook ziet op bedreiging met vernieling etc. van een geautomatiseerd werk indien daarvan gemeen gevaar voor de verlening van diensten te duchten is. Gewezen kan worden op de wetsgeschiedenis waaruit afgeleid kan worden dat de wetgever aan de verlening van diensten, die "in economisch opzicht in de informatiemaatschappij van vergelijkbaar belang is als de produktie van de handel in goederen" is, dezelfde bescherming heeft willen geven als aan traditionele goederen.7.
8. Het wil mij voorkomen dat aan een monitor, behorend bij een computer, in titel 7 geen bijzondere bescherming wordt verleend. Een beeldscherm is weliswaar onmisbaar om de in de computer opgeslagen informatie zichtbaar te maken, doch het is zelf geen geautomatiseerd werk; de in de computer opgeslagen gegevens blijven immers onaangetast indien het beeldscherm om welke reden dan ook niet meer functioneert.
9. Het vorenstaande voert tot de slotsom dat bedreiging met vernieling van een monitor noch de bedreiging "de boel" stuk te zullen slaan, onder art. 285 Sr valt. Zoals gezegd, wordt dat niet anders indien bij realisering van dat voornemen gemeen gevaar voor goederen ontstaan zou zijn. Het is derhalve niet relevant dat het kapot gooien of laten vallen van het beeldscherm, dat naar uit de bewijsmiddelen blijkt zich bevond in het (kennelijk gemeubileerde) kantoor van een makelaar met wie verzoeker een meningsverschil had, gemeen gevaar voor de (rest van de) inventaris opleverde, ook al is van gemeen gevaar voor goederen reeds sprake bij een gevaar dat verschillende in zekere nabijheid zich bevindende goederen bedreigt.8.
10. Vervolgens moeten de procesrechtelijke aspecten onder ogen worden gezien. Uit de beperkte omvang van het beroep vloeit voort dat daarbij slechts de bewezenverklaarde telastelegging als uitgangspunt heeft te dienen. Deze beperking is met name van belang indien aangenomen zoumoeten worden dat de dagvaarding, ook voor wat betreft het onderdeel waarvan vrijgesproken is, nietig is wegens strijd met art. 261 Sv.9.
11. Telastegelegd is dat verzoeker [slachtoffer] heeft "bedreigd met enig misdrijf waardoor de algemene veiligheid van goederen in gevaar wordt gebracht".
Het komt mij voor dat het hof de dagvaarding nietig had moeten verklaren omdat deze kennelijk aan art. 285 lid 1 Sr ontleende uitdrukking niet omvat wat verzoeker feitelijk wordt verweten (het vastpakken van de monitor en toevoegen van de woorden "Ik sla hier de boel stuk, weet je wel hoe het klinkt als een computer kapot valt", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking). Zie HR NJ 1994, 144 waarin op die grond geoordeeld werd dat de dagvaarding nietig was omdat zij niet voldeed aan de eis van art. 261 lid 1 Sv dat zij een begrijpelijke opgave van het feit dient te behelzen.10.
12. Voor de volledigheid vestig ik mijn aandacht nog op een andere benadering. Daarin is de kwalificatie in de telastelegging niet meer dan een vingerwijzing waaraan de rechter niet gebonden is. Steun voor die opvatting is te vinden in o.m. HR NJ 1995, 157 en DD 96.041. In een dergelijk geval is het niet relevant dat de kwalificatie onjuist of onvolledig is; zij maakt immers geen deel uit van de telastelegging.11.In deze optiek is dus niet van belang of de kwalificatie "bedreiging met enig misdrijf waardoor de algemene veiligheid van goederen in gevaar wordt gebracht" genoegzaam is uitgewerkt in het feitelijk gedeelte van de telastelegging. Bij de bewezenverklaring gaat het slechts om wat de verdachte in dit feitelijk gedeelte van de telastelegging verweten is. En na bewezenverklaring dient de rechter de door hem juist geachte kwalificatie aan het feit te geven. In casu zou het hof verzoeker dus hebben moeten ontslaan van rechtsvervolging omdat de bewezenverklaarde gedraging bij art. 285 lid 1 Sr noch bij enige andere bepaling strafbaar is gesteld.
Het aantrekkelijk van deze benadering is dat zij een brug slaat naar het thans in art. 261 lid l Sv, doch in casu nog niet geldende, voorschrift dat in de dagvaarding melding moet worden gemaakt van de wettelijke voorschriften waarbij het feit is strafbaar gesteld. Vermelding van de verkeerde wetsartikelen zal in deze visie in de regel niet leiden tot nietigheid der dagvaarding of een vergelijkbare beslissing. Een uitzondering zou slechts gemaakt moeten worden voor het geval waarin als gevolg daarvan volstrekt onduidelijk is welke delictsomschrijving de steller van de telastelegging op het oog had.
Anders dan in de zaken waarop de hier vermelde arresten betrekking hebben, biedt 's hofs uitspraak evenwel onvoldoende aanknopingspunten om, zoals cassatietechnisch is vereist, deze lezing van de telastelegging aan het hof toe te kunnen schrijven.12.
13. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest, voorzover aan het oordeel van de Hoge Raad onderworpen, behoudens voorzover daarbij het vonnis van de rechtbank is vernietigd, en tot nietigverklaring van de inleidende dagvaarding.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden,
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 15‑09‑1997
Thans titel 27: vernieling of beschadiging.
Vermoedelijk met het oog op het destijds zo beruchte verschijnsel der brandbrieven; zie ook Smidt, deel II, 1881, blz. 424.
Zie bijv. art. 170 (vernieling of beschadiging van enig gebouw of getimmerte).
Dat ook de wetgever niet geheel vertrouwd was met de materie zou de door Van Dijk en Keltjens, Computercriminaliteit, studiepocket strafrecht nr. 31, blz. 84 ev, aangestipte gebreken van het bij amendement ingevoegde art. 80sexies kunnen verklaren.
Zo ook Boek in T&C Strafrecht, 2e druk, aant. 10a bij art. 161 sexies.
Kamerstukken II 1989-1990, 21 551, nr. 3, blz. 19-20.
Vgl. HR NJ 1984, 53 waarin het ging om het in brand steken van een stoel waardoor gemeen gevaar te duchten was voor de (overige) in de woning aanwezige huisraad.
Vgl. Cassatie in strafzaken, 3e druk, blz. 43-44.
Zie ook HR DD 97.275.
Vgl. HR NJ 1974, 53; zie ook HR DD 97.218, de conclusie voor HR DD 97.286 alsmede De Jong, a.w., blz. 27.
Vgl. Cassatie in strafzaken, derde druk, blz. 133.