Einde inhoudsopgave
Procesreglement Hoge Raad der Nederlanden
1.1.9
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2019
- Bronpublicatie:
09-07-2019, Stcrt. 2019, 42195 (uitgifte: 15-08-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-09-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-07-2019, Stcrt. 2019, 42195 (uitgifte: 15-08-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Strafprocesrecht / Algemeen
De vierde meervoudige kamer neemt kennis:
- a.
van de vorderingen van de procureur-generaal bij de Hoge Raad in de zaken, als bedoeld in hoofdstuk 6A van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren;
- b.
van de vorderingen van de procureur-generaal bij de Hoge Raad tot het instellen van een onderzoek, als bedoeld in afdeling 1a van hoofdstuk 2 van de Wet op de rechterlijke organisatie;
- c.
van beroepen op grond van artikel 39 Wet op de rechterlijke organisatie;
- d.
van beroepen op grond van artikel 108 Wet op de rechterlijke organisatie;
- e.
van verzoeken tot wraking of verschoning van één of meer van de leden van de Hoge Raad.