Einde inhoudsopgave
Procesreglement Hoge Raad der Nederlanden
1.1.8
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2019
- Bronpublicatie:
09-07-2019, Stcrt. 2019, 42195 (uitgifte: 15-08-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-09-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-07-2019, Stcrt. 2019, 42195 (uitgifte: 15-08-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Strafprocesrecht / Algemeen
De derde meervoudige of belastingkamer neemt kennis:
- a.
van het beroep in cassatie van uitspraken van een bestuursrechter als bedoeld in artikel 1:4, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover in dit reglement niet is voorzien dat een andere kamer van de Hoge Raad daarvan kennis neemt;
- b.
van het verzoek tot herziening van alsmede het verzet tegen een arrest dat door deze kamer gewezen is;
- c.
van de prejudiciële vragen, als bedoeld in artikel 81a van de Wet op de rechterlijke organisatie in verbinding met afdeling 2a van hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;
- d.
van alle jurisdictiegeschillen, vermeld in artikel 77 van de Wet op de rechterlijke organisatie, voor zover die de onderwerpen betreffen waarvan deze kamer op grond van dit reglement kennis neemt.