Einde inhoudsopgave
Wet op de rechterlijke organisatie
Artikel 39 [Beroep tegen schorsing of ontslag bij Hoge Raad]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2002
- Redactionele toelichting
Tekstplaatsing met aanpassing van de nummering van de artikelen, hoofdstukken en paragrafen.
- Bronpublicatie:
21-12-2001, Stb. 2002, 1 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
06-12-2001, Stb. 2001, 580 (uitgifte: 18-12-2001, kamerstukken: 26855)
06-12-2001, Stb. 2001, 583 (uitgifte: 18-12-2001, kamerstukken: 27182)
27-09-2001, Stb. 2001, 481 (uitgifte: 01-11-2001, kamerstukken: 27472)
- Inwerkingtreding
01-01-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-12-2001, Stb. 2002, 1 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
10-12-2001, Stb. 2001, 621 (uitgifte: 01-01-2001, kamerstukken/regelingnummer: -)
10-12-2001, Stb. 2001, 621 (uitgifte: 01-01-2001, kamerstukken/regelingnummer: -)
27-09-2001, Stb. 2001, 481 (uitgifte: 01-11-2001, kamerstukken: 27472)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Rechter
Staatsrecht / Rechtspraak
1.
Tegen een besluit op grond van artikel 38, eerste en tweede lid, kan een belanghebbende beroep instellen bij de Hoge Raad.
2.
De Hoge Raad beoordeelt of de Kroon in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat sprake is van ongeschiktheid anders dan wegens ziekte, onderscheidenlijk een ernstig vermoeden voor het bestaan daarvan, alsmede of Onze Minister bij zijn voordracht in strijd met artikel 109 heeft gehandeld.
3.
Op het beroep is hoofdstuk 8 van de Algemene wet bestuursrecht, met uitzondering van afdeling 8.1.1 en de artikelen 8:10, 8:11, 8:13 en 8:86, van overeenkomstige toepassing.