Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 767/2009 betreffende het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 79/373/EEG van de Raad, Richtlijn 80/511/EEG van de Commissie, Richtlijnen 82/471/EEG, 83/228/EEG, 93/74/EEG, 93/113/EG en 96/25/EG van de Raad en Beschikking 2004/217/EG van de Commissie
Bijlage I Technische voorschriften inzake onzuiverheden, melkvervangers, voedermiddelen om te binden of te denatureren, het as- en vochtgehalte bedoeld in artikel 4
Geldend
Geldend vanaf 21-09-2009
- Bronpublicatie:
13-07-2009, PbEU 2009, L 229 (uitgifte: 01-09-2009, regelingnummer: 767/2009)
- Inwerkingtreding
21-09-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-07-2009, PbEU 2009, L 229 (uitgifte: 01-09-2009, regelingnummer: 767/2009)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Dierenrecht / Algemeen
1
Overeenkomstig de goede praktijken als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 183/2005 moeten voedermiddelen vrij zijn van chemische onzuiverheden die het gevolg zijn van het productieproces en van technische hulpstoffen, tenzij er een specifiek maximumgehalte in de catalogus bedoeld in artikel 24 is vastgesteld.
2
De botanische zuiverheid van voedermiddelen moet ten minste 95 % bedragen, tenzij er een ander gehalte is vastgesteld in de catalogus bedoeld in artikel 24. Botanische onzuiverheden zijn bijvoorbeeld onzuiverheden van plantaardig materiaal die geen nadelige uitwerking hebben op de dieren, zoals stro en zaden van andere geteelde soorten of onkruidzaden. Botanische onzuiverheden zoals resten van andere oliehoudende zaden of vruchten, afkomstig van een eerder productieproces, mogen voor ieder soort oliehoudend zaad en oliehoudende vrucht niet meer dan 0,5 % bedragen.
3
Het ijzergehalte in melkvervangers voor kalveren met een levend gewicht van minder dan of gelijk aan 70 kg bedraagt ten minste 30 mg per kg van het volledige voeder bij een vochtgehalte van 12 %.
4
Wanneer voedermiddelen worden gebruikt om andere voedermiddelen te binden of te denatureren, kan het product nog steeds als voedermiddel worden beschouwd. De benaming, aard en hoeveelheid van het voor het binden of denatureren gebruikte voedermiddel worden op het etiket aangegeven. Als een voedermiddel door een ander voedermiddel wordt gebonden, mag het percentage van dit laatste voedermiddel niet meer bedragen dan 3 % van het totale gewicht.
5
Het gehalte aan in zoutzuur onoplosbare as mag niet meer dan 2,2 % van de droge stof bedragen. Het gehalte van 2,2 % mag echter worden overschreden bij:
- —
voedermiddelen,
- —
mengvoeders die toegestane minerale bindmiddelen bevatten,
- —
mineraalvoeders,
- —
mengvoeders die voor meer dan 50 % uit bijproducten van rijst of suikerbiet bestaan,
- —
mengvoeders voor gekweekte vissen, met een gehalte aan vismeel van meer dan 15 %,
mits het gehalte op het etiket wordt vermeld.
6
Voor zover er in bijlage V of de in artikel 24 genoemde catalogus geen ander gehalte is vastgelegd, moet het vochtgehalte van het diervoeder worden aangegeven, indien het hoger is dan:
- —
5 % in het geval van mineraalvoeder dat geen organische stoffen bevat,
- —
7 % in het geval van melkvervangers en andere mengvoeders met een gehalte aan melkproducten van meer dan 40 %,
- —
10 % in het geval van mineraalvoeder dat organische stoffen bevat,
- —
14 % bij overige diervoeders.