Rb. Noord-Holland, 10-03-2017, nr. AWB - 15 , 4431
ECLI:NL:RBNHO:2017:4378
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
10-03-2017
- Zaaknummer
AWB - 15 _ 4431
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2017:4378, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 10‑03‑2017; (Eerste aanleg - enkelvoudig, Mondelinge uitspraak)
- Wetingang
art. 1 Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992
- Vindplaatsen
NLF 2017/1767 met annotatie van Mark Hendriks
NTFR 2017/1795 met annotatie van mr. H.A. Elbert
Uitspraak 10‑03‑2017
Inhoudsindicatie
BPM en gelijkheidsbeginsel
Rechtbank Noord-Holland
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer: HAA 15/4431
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van
10 maart 2017 in de zaak tussen
[X] B.V., te [Z] , eiseres(gemachtigde: mr. S.M. Bothof),
en
de inspecteur van de Belastingdienst Centrale Administratieve Processen, kantoor Emmen, verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 28 september 2015 op het bezwaar van eiseres tegen de naheffingsaanslag belastingen van personenauto’s en motorrijwielen (de naheffingsaanslag).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 februari 2017.
Namen eiseres is verschenen haar gemachtigde mr. S.M. Bothof. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.J. van Veen en mr. N. Seinen.
Ter zitting zijn tevens de zaken van eiseres met de nummers HAA 15/3633 en HAA 15/4427 behandeld.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 153 en bepaalt dat deze uitspraak inzoverre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.236.
Overwegingen
1. Eiseres heeft op 3 augustus 2015 ter zake van de registratie in het kentekenregister van een Fiat 500 C 1.9 TwinAir Easy (de auto) op aangifte € 267 belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) voldaan. Zij is bij de berekening van dit bedrag er vanuit gegaan dat sprake is van een gebruikte auto.
2. Verweerder heeft de verschuldigde bpm berekend op € 1.357 omdat volgens hem sprake was van een nieuwe auto aangezien de kilometerstand bij aangifte 123 was.
3. Tussen partijen is niet langer in geschil dat sprake is van een nieuwe auto gezien de arresten van de Hoge Raad van 27 januari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:78 en ECLI:NL:HR:2017:79). Eiseres stelt echter dat de verschuldigde belasting desalniettemin moet worden berekend naar het tarief zoals dit gold in 2014.
4. Op grond van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen wordt, voor zover hier van belang, bpm geheven ter zake van de registratie van een personenauto in het kentekenregister en is voor de berekening van de verschuldigde bpm het tarief van toepassing dat geldt op het tijdstip waarop het belastbare feit zich voordoet. De auto is in 2015 geregistreerd, zodat verweerder in beginsel terecht het tarief van 2015 heeft gehanteerd.
5. Eiseres heeft een overzicht (het overzicht) overgelegd afkomstig uit het Nederlandse kentekenregister waaruit kan worden opgemaakt dat 87 referentievoertuigen die in 2015 voor het eerst in Nederland in gebruik zijn genomen niet in de heffing van de bpm zijn betrokken naar het tarief van 2015, maar naar het tarief van 2014. Dit leidt volgens eiseres tot fiscale discriminatie in de zin van artikel 110 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).
6. Verweerder heeft ter zitting erkend dat uit het overzicht blijkt dat ter zake van 87 op de binnenlandse markt aangekochte, vergelijkbare nieuwe personenauto’s bij registratie in dezelfde periode (2015) een lager bedrag aan bpm is geheven. Als verklaring hiervoor heeft hij aangevoerd dat de aangiften voor de desbetreffende referentievoertuigen vermoedelijk reeds in 2014 zijn gedaan. Dat doet er echter niet aan af dat voor deze referentievoertuigen het belastbare feit zich heeft voorgedaan in 2015 en dat daarop het tarief van 2014 is toegepast. Dat betekent dat de naheffingsaanslag tot gevolg heeft dat voor de registratie van de auto een hogere belasting wordt geheven dan voor de registratie van vergelijkbare nieuwe personenauto’s. Aldus is sprake van een ongeoorloofde schending van het Unierecht.
7. Gezien het voorgaande is het beroep gegrond verklaard. Niet in geschil is dat de belasting berekend naar het tarief van 2014 € 420 bedraagt zodat de naheffingsaanslag is verminderd naar € 153.
8. De rechtbank merkt onderhavige zaak en de zaken van eiseres met de nummersHAA 15/3633 en HAA 15/4427 aan als samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit), omdat de beroepen door dezelfde gemachtigde zijn ingediend namens dezelfde belanghebbende en gelijktijdig door de rechtbank zijn behandeld.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten en stelt deze op grond van het Besluit voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.236(1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 246, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 495 en een wegingsfactor 1). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. Ebbeling, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.L. Scholte, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312,
1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.