Einde inhoudsopgave
Advocatenwet
Artikel 3 [Beëdiging]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
01-10-2014, Stb. 2014, 354 (uitgifte: 15-10-2014, kamerstukken: 32382)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-11-2014, Stb. 2014, 429 (uitgifte: 14-11-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Advocaat
Staatsrecht / Rechtspraak
1.
Na ontvangst van het afschrift van het verzoek en de daarbij overlegde verklaringen en documenten, bedoeld in artikel 2, zesde lid, worden advocaten op requisitoir van het openbaar ministerie beëdigd door de rechtbank in het arrondissement waarin zij kantoor wensen te houden. Van de beëdiging wordt door de griffier van de rechtbank kennisgegeven aan de secretaris van de algemene raad met het oog op de verwerking hiervan op het tableau.
2.
Zij leggen de navolgende eed of belofte af:
‘Ik zweer (beloof) getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet, eerbied voor de rechterlijke autoriteiten, en dat ik geen zaak zal aanraden of verdedigen, die ik in gemoede niet gelove rechtvaardig te zijn.’
3.
Wanneer de eed of belofte, bedoeld in het tweede lid, in de Friese taal wordt afgelegd, luidt de tekst van de eed of belofte als volgt:
‘Ik swar (ûnthjit) trou oan de Kening, it neilibjen fan 'e Grûnwet, earbied foar de rjochterlike autoriteiten, en dat ik gjin saak oanrikkemandearje of ferdigenje sil, dêr't ik ynderlik fan oertsjûge bin dat dy net rjochtfeardich is.’