Einde inhoudsopgave
Samenwerkingsregeling Nederlandse Antillen en Aruba
Artikel 56
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1986
- Redactionele toelichting
Dit artikel treedt tegelijk in werking met de Rijkswet van 22-07-1985, Stb. 452.
- Bronpublicatie:
04-10-1985, Stb. 1985, 542 (uitgifte: 23-10-1985, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-1986
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-08-1985, Stb. 1985, 476 (uitgifte: 01-01-1985, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Staatsinrichting
1.
De president, de overige leden en de plaatsvervangende leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie kunnen door de Hoge Raad der Nederlanden worden ontslagen:
- 1°
wanneer zij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf zijn veroordeeld, dan wel bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd, die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;
- 2°
wanneer zij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele zijn gesteld, in staat van faillissement zijn verklaard, surséance van betaling hebben verkregen of wegens schulden zijn gegijzeld;
- 3°
wegens handelen of nalaten, dat ernstig nadeel toebrengt aan de goede gang van zaken bij de rechtspraak of aan het in haar te stellen vertrouwen;
- 4°
wanneer zij, na eerder wegens gelijke overtreding te zijn gewaarschuwd, de bepalingen overtreden waarbij hun:
- a.
het uitoefenen van enig beroep wordt verboden;
- b.
een vast en voortdurend verblijf wordt aangewezen;
- c.
verboden wordt zich in enig onderhoud of gesprek in te laten met partijen of haar advocaten, procureurs of gemachtigden, of enige bijzondere inlichting of schriftelijk stuk van hen aan te nemen;
- d.
de verplichting wordt opgelegd een geheim te bewaren.
2.
De procureur-generaal van een der landen zendt de op de zaak betrekking hebbende stukken ter vervolging aan de procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden.
3.
Hij geeft hiervan aan de betrokken ambtenaar onmiddellijk kennis en stelt hem in de gelegenheid om een verweerschrift bij de Hoge Raad in te dienen.
4.
Wanneer de Ministeriële Samenwerkingsraad van oordeel is dat een der redenen van ontslag, in het eerste lid genoemd, aanwezig is, is hij bevoegd de betrokken ambtenaar in afwachting van de beslissing van de Hoge Raad te schorsen en in de waarneming van diens ambt te voorzien.
5.
De betrokken ambtenaar blijft gedurende de schorsing in het genot van zijn volle bezoldiging.
6.
Het onderzoek door de Hoge Raad der Nederlanden geschiedt in raadkamer. De Hoge Raad kan, hetzij op verzoek van de procureur-generaal bij de Hoge Raad of van de betrokken ambtenaar, hetzij ambtshalve, getuigen horen. De Hoge Raad hoort de ambtenaar op diens verzoek.
7.
De Hoge Raad der Nederlanden beslist bij met redenen omkleed arrest. De uitspraak geschiedt in het openbaar.
8.
In het vonnis waarbij een rechterlijke ambtenaar, niet vallende onder de bepalingen van de voorgaande leden van dit artikel, wegens misdrijf veroordeeld wordt, wordt tevens zijn ontzetting uitgesproken.