NJB 2014/420:Pand. Parate executie. De bank zegt een kredietovereenkomst met een winkelier op en stelt de winkelier in de gelegenheid om de verpande winkelvoorraad door middel van een opheffingsuitverkoop te gelde te maken. Vervolgens ‘verrekent’ de bank de schuld uit de kredietovereenkomst met de opbrengsten van de opheffingsuitverkoop. De winkelier gaat kort daarna failliet en komt vervolgens in de schuldsaneringsregeling. De bewindvoerder vordert betaling van de verkoopopbrengsten aan de boedel op de grond dat de ‘verrekening’ strijdig is met art. 54 Fw. HR: 1. Executoriale verkoop. Overeengekomen wijze. Het oordeel van het hof dat de winkelier en de bank een wijze van executoriale verkoop zijn overeengekomen, geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het hof heeft de Haviltex-maatstaf niet miskend en heeft zijn oordeel voldoende gemotiveerd. 2. Verrekening. De bank heeft de schuld waarvoor het pandrecht was gevestigd, van de executieopbrengst afgehouden. Die handeling maakte nog onderdeel uit van de executoriale verkoop, en kan niet worden aangemerkt als een verrekening in de zin van art. 54 Fw