Einde inhoudsopgave
Besluit giften en algemeen nut beogende instellingen
2.5 Gelijkmatigheidseis bij periodieke giften
Geldend
Geldend vanaf 15-03-2024
- Redactionele toelichting
Voorheen onderdeel 2.6. Onderdeel 2.5 (oud) vervallen.
- Bronpublicatie:
05-03-2024, Stcrt. 2024, 7392 (uitgifte: 14-03-2024, regelingnummer: 2024-4956)
- Inwerkingtreding
15-03-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-03-2024, Stcrt. 2024, 7392 (uitgifte: 14-03-2024, regelingnummer: 2024-4956)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting (V)
Als de notariële akte of onderhandse akte van schenking de verplichting bevat om de uitkeringen gedurende vijf of meer kalenderjaren ten minste jaarlijks te laten plaatsvinden, waarbij de uitkeringen verschillende vervaldata kennen, wordt niet voldaan aan de voorwaarde dat de uitkeringen gelijkmatig zijn. Daarnaast heeft de periodieke gift daardoor een feitelijke looptijd van minder dan vijf jaar.
Een redelijke wetstoepassing brengt met zich mee dat het in de situatie waarbij de uitkeringen verschillende vervaldata kennen voldoende is dat de uitkeringen in vijf opeenvolgende kalenderjaren plaatsvinden. Over een kalenderjaar bezien, treedt er namelijk geen wijziging op van de waarde van de in aanmerking te nemen periodieke gift, waardoor geen sprake is van het op een oneigenlijke manier behalen van fiscaal voordeel.
Voorbeeld
De belastingplichtige heeft in een notariële akte opgenomen dat hij een periodieke gift zal doen aan een ANBI, bestaande uit vijf jaarlijkse uitkeringen van € 2.000, waarbij de eerste uitkering vervalt op 31 december van het eerste kalenderjaar en de tweede tot en met vijfde uitkering op 31 januari van de daaropvolgende vier kalenderjaren. De periodieke gift heeft daardoor een feitelijke looptijd van drie jaar en één maand. In deze situatie heeft de belastingplichtige op basis van een redelijke wetstoepassing recht op giftenaftrek voor periodieke giften.