Einde inhoudsopgave
Besluit giften en algemeen nut beogende instellingen
2.2 Beëindiging van periodieke giften
Geldend
Geldend vanaf 15-03-2024
- Bronpublicatie:
05-03-2024, Stcrt. 2024, 7392 (uitgifte: 14-03-2024, regelingnummer: 2024-4956)
- Inwerkingtreding
15-03-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-03-2024, Stcrt. 2024, 7392 (uitgifte: 14-03-2024, regelingnummer: 2024-4956)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting (V)
De minimale looptijd van een periodieke gift is vijf jaren, tenzij de schenker eerder overlijdt (artikel 6.34 en 6.38 van de Wet IB 2001). Bedongen kan worden dat de verplichting tot het doen van de uitkeringen of verstrekkingen ook op een eerder tijdstip kan worden beëindigd. De schenker mag echter de looptijd niet zelf zodanig kunnen beïnvloeden dat deze korter kan worden dan de minimale looptijd van vijf jaren. Als de schenker die invloed wel heeft, is geen sprake van een wezenlijke onzekerheid terwijl dit juist een kenmerk is van een periodieke gift. Dit vormt daarom een beletsel om de gift als periodieke gift aan te merken. Hetzelfde geldt voor het opnemen van de mogelijkheid om al vervallen termijnen te herroepen. Als de schenker de verplichting tot het doen van uitkeringen of verstrekkingen na vijf jaren kan beëindigen, is dat geen beletsel.
Onbenoemd 2.2.1 Uitkering ineens van resterende termijnen bij overlijden