1. | Bedrijfsauto's moeten zijn voorzien van: - a.
- b.
twee dimlichten, met dien verstande dat indien het voertuig is voorzien van dimlichten met gasontladingslichtbronnen en in
gebruik is genomen na 31 december 2006, deze lichtbronnen moeten voldoen aan de daaromtrent in bijlage VIII, artikelen 115 en 117, gestelde eisen, alsmede voor de installatie daarvan;
- c.
- d.
twee richtingaanwijzers aan de voorzijde en twee aan de achterzijde van het voertuig, dan wel één richtingaanwijzer aan elke
zijkant indien het voertuig vóór 1 juli 1967 in gebruik is genomen; het licht van de richtingaanwijzers van bedrijfsauto's
in gebruik genomen na 30 juni 1967 moet knipperen;
- e.
waarschuwingsknipperlichten indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen; - f.
één zijrichtingaanwijzer aan elke zijkant van het voertuig, indien het voertuig langer is dan 6,00 m dan wel na 31 december
1997 in gebruik is genomen. Richtingaanwijzers aan de voorzijde van het voertuig worden beschouwd als zijrichtingaanwijzers,
indien het uitgestraalde licht hiervan duidelijk te zien is vanuit een punt gelegen op 6,00 m achter de voorzijde van het
voertuig en 1,00 m zijwaarts;
- g.
- h.
twee remlichten indien het voertuig na 30 juni 1967 in gebruik is genomen, dan wel één of twee remlichten indien het voertuig
vóór 1 juli 1967 in gebruik is genomen;
- i.
een achterkentekenplaatverlichting; - j.
twee rode retroreflectoren aan de achterzijde van het voertuig; - k.
één mistachterlicht indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen; dit mistachterlicht moet zich bevinden
in of links van het middenlangsvlak van het voertuig;
- l.
één achteruitrijlicht indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen en twee achteruitrijlichten indien het
voertuig langer is dan 6,00 m en na 31 december 2012 in gebruik is genomen;
- m.
twee markeringslichten die zichtbaar zijn aan de voorzijde en twee die zichtbaar zijn aan de achterzijde van het voertuig,
indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen en breder is dan 2,10 m, dan wel voor 1 januari 1998 in gebruik
is genomen en breder is dan 2,60 m;
- n.
zijmarkeringslichten indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen en langer is dan 6,00 m. Hierbij is het
bepaalde in bijlage VIII, artikelen 119 tot en met 122, van toepassing. Deze lichten zijn niet verplicht voor chassiscabines;
- o.
ambergele retroreflectoren aan elke zijkant van het voertuig indien het voertuig langer is dan 6,00 m, de achterste retroreflector
aan de zijkant mag rood zijn. Hierbij is het bepaalde in bijlage VIII, artikelen 119 tot en met 122, van toepassing;
- p.
een derde remlicht indien de toegestane maximummassa van het voertuig niet meer bedraagt dan 3.500 kg en het voertuig in gebruik
is genomen na 31 december 2012, aangebracht zodanig dat:
- 1°
het zich bevindt op een afstand van ten hoogste 0,15 m vanaf het middenlangsvlak, en - 2°
de onderzijde van het lichtdoorlatende gedeelte hoger ligt dan de bovenzijde van de remlichten, bedoeld in onderdeel h;
het derde remlicht is niet verplicht voor chassiscabines, opleggertrekkers en voertuigen met een open laadruimte; - q.
lijnmarkering aan de achterzijde indien het voertuig breder is dan 2,10 m, na 31 december 2012 in gebruik is genomen en de
toegestane maximummassa meer bedraagt dan 7.500 kg; hierbij is bijlage VIII, artikel 153, van toepassing;
- r.
lijnmarkering aan de zijkant indien het voertuig langer is dan 6,00 m, na 31 december 2012 in gebruik is genomen en de toegestane
maximummassa meer bedraagt dan 7.500 kg; hierbij is bijlage VIII, artikel 153, van toepassing.
| - —
Onderdelen a tot en met e: visuele controle. - —
Onderdeel f: visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten. - —
Onderdelen g tot en met k: visuele controle. - —
Onderdelen l tot en met r: visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.
|
2. | Onverminderd het eerste lid, voldoen begeleidingsvoertuigen als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van het BABW, aan de krachtens artikel 71 van de wet gestelde eisen.
| Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport. |
3. | In afwijking van het eerste lid, onderdeel p, moeten twee extra remlichten worden aangebracht indien het derde remlicht niet
op een vast deel van de carrosserie of bovenbouw binnen 0,15 m vanaf het middenlangsvlak kan worden bevestigd.
| Leden 3 en 4: visuele controle. |